Alain Krivine, een Franse revolutionaire socialist, overleed op 12 maart op de leeftijd van tachtig jaar. Hij was een leider van studenten- en anti-imperialistische bewegingen in de jaren zestig, een belangrijk figuur in de Franse revolte van mei 1968 en gedurende vele jaren een van de bekendste figuren van Frans links. Hij was een leider van de Revolutionaire Communistische Liga (LCR) en daarna van de Nieuwe Antikapitalistische Partij (NPA). Hij stelde zich twee keer kandidaat voor het presidentschap, in 1969 en 1974 en werd later verkozen tot lid van het Europees Parlement, van 1999 tot 2004.
Alain Krivine werd geboren op 10 juli 1941 in een familie die afstamt van Joodse immigranten die gevlucht waren voor de antisemitische pogroms in Oekraïne, dat ten tijde van die pogroms deel uitmaakte van het Russische keizerrijk. Alain herinnert zich dat zijn vader Pierre, een tandarts, een links persoon was, die altijd ofwel op de socialistische of op de communistische partij stemde. De nazi-bezetting van Frankrijk en de anti-joodse wetten dwongen zijn ouders maatregelen te nemen om het gezin te beschermen en ze overleefden de deportaties van joden naar werk- of vernietigingskampen, georganiseerd door de Franse Vichy-regering voor de nazi's. Alain groeide op met verhalen over de heldendaden van het antifascistische verzet. Hij en zijn drie broers werden allen links.
Krivine sloot zich halverwege de jaren vijftig aan bij de jeugdgroep van de Communistische Partij (PCF). De Communistische Partij van die tijd genoot een reputatie als een belangrijk onderdeel van het anti-Nazi Verzet tijdens de oorlog, als de leidende politieke organisatie in de arbeidersbeweging en als een politieke partij van echte betekenis in Frankrijk. Door haar omvang en belang kon de PCF veel frontgroepen en sociale organisaties steunen, waaronder de jeugdgroep waartoe Krivine behoorde. Het Sovjet-communisme, dat zich vanuit de Sovjet-Unie had uitgebreid naar Oost-Europa en China, verkondigde een ideologie en een retoriek van democratie en socialisme, die weliswaar volstrekt onwaar waren, maar een heel reële aantrekkingskracht uitoefenden op veel jongeren.
Tegelijkertijd was de PCF misschien wel de meest stalinistische van alle communistische partijen in West-Europa. Ze negeerde de toespraak van Nikita Chroesjtsjov in februari 1956, die de misdaden van Stalin tegen het Russische volk aan het licht had gebracht en steunde de verplettering door de Sovjet-Unie van de Hongaarse arbeidersrevolutie van oktober en november 1956. De PCF werd van bovenaf op een autoritaire en bureaucratische manier geleid, zonder enig democratisch leven.
Toch waren er dingen aan het veranderen. In 1957 ging Krivine als afgevaardigde naar de Wereld Jongeren Conferentie waar hij ontdekte dat de Hongaarse jongerenvertegenwoordigers allemaal voor de politie werkten en hij vernam dat de Algerijnse delegatie kritisch was over het falen van de PCF om de Algerijnse onafhankelijkheid te steunen. Dat waren zijn eerste aanwijzingen van de problemen in de partij.
Kort na zijn terugkeer in Frankrijk werd Krivine meer aangetrokken tot de Algerijnse onafhankelijkheidsbeweging en ontmoette hij tegelijkertijd trotskisten die betrokken waren bij een clandestiene organisatie – het Jeugdverzet – binnen de jeugdgroep van de PCF. Het was over de kwestie van de onafhankelijkheid van Algerije dat Krivine voor de eerste keer brak met de lijn van de PCF, hoewel hij lid van de partij bleef. Hij schreef in zijn memoires, ironisch getiteld, Ça te passera avec l’âge [Daar groei je wel overheen]:
De oorlog in Algerije en mijn groeiend besef van de leugens over het 'reëel bestaande socialisme' in de USSR leidden tot de eerste barst in mijn wereldbeeld: over de kwestie van de Algerijnse onafhankelijkheid is de PCF dubbelzinnig en timide geweest. De sovjetmaatschappij was geen arbeidersparadijs. Evenmin waren de naties van Oost-Europa dat. [1]
Krivine werd al snel, zoals hij schrijft, 'een van de voornaamste inspiratoren van de 'trotskistische-guevaristische,' anti-stalinistische oppositie onder de jonge communisten, waarvan de meeste leiders zich hadden aangesloten bij de Vierde Internationale.' Als anti-imperialistisch activist begon hij samen te werken met anti-oorlog intellectuelen zoals de filosoof Jean-Paul Sartre en de wiskundige Laurent Schwartz.
In 1966 worden Krivine en zijn medeopposanten door de PCF geroyeerd wegens hun 'fractionele activiteiten'. Eenmaal onafhankelijk vormden ze de Revolutionaire Communistische Jeugd (JCR). Nu in het trotskistische milieu, ontmoet Krivine de oudere leiders van de beweging, Pierre Frank, Ernest Mandel en Daniel Bensaïd. De jonge trotskisten fuseerden hun groep met Frank's Internationalistische Communistische Partij, de belangrijkste trotskistische partij in die tijd.
In de loop van zijn anti-imperialistische werk tegen de Franse oorlog in Algerije en de Amerikaanse oorlog in Vietnam ontwikkelde Krivine, zoals velen van zijn generatie, een Derde Wereld perspectief, iets dat heel gewoon was in Frankrijk en in feite in een groot deel van de ontwikkelde wereld. Terwijl de Europese arbeidersklasse nog steeds belangrijk was voor deze linkse mensen, kwam de koloniale onafhankelijkheidsstrijd in het middelpunt van de belangstelling te staan. Zoals hij schrijft:
Onze belangrijkste referentie onder de bevrijdingsstrijd van de Derde Wereld was zonder twijfel de Cubaanse Revolutie, die ons het etiket 'trotskist-guevarist' opleverde.'.... Boven alles was Che Guevara in onze ogen het ideaal van een revolutionaire activist. [2]
Alain Krivine en zijn kameraden die aan het eind van de jaren 1960 trotskisten werden, hebben een belangrijke invloed gehad op het trotskisme in Frankrijk en op de Vierde Internationale. Enerzijds hebben ze het trotskisme nieuw leven ingeblazen door honderden nieuwe activisten en een nieuwe energie en enthousiasme in de beweging te brengen. Sommigen namen banen in de industrie en gingen de arbeidersklasse in in een poging arbeiders voor het socialisme te winnen. Tegelijkertijd betekende de wending naar Che Guevara's ideeën, in het bijzonder de theorie van de foco, dat wil zeggen een kleine groep toegewijde revolutionaire guerrilla's in de bergen of de jungle die gewapend de strijd aanbinden, een belangrijke koerswijziging ten opzichte van het historisch-marxistische idee van de centrale rol van de arbeidersklasse als de motor van de socialistische revolutie. Dergelijke guerrillagroepen waren vaak geïsoleerd van de arbeidersklasse, zelden democratisch en bijna allemaal werden ze verslagen door rechtse militaire regimes.
Deze trotskistisch-guevaristische politiek, overgenomen door andere Franse trotskistische leiders en gedeeld door andere secties van de Vierde Internationale, had een belangrijke invloed op de Vierde Internationale en haar theorie van de revolutie, zoals ik elders heb besproken. [3] Krivine en zijn kameraden betoogden dat de Vietnamese communisten onder leiding van Ho Chi Minh en de Cubaanse Revolutie onder leiding van Fidel Castro en Ernesto 'Che' Guevara spontaan en onbewust een trotskistisch revolutionair perspectief hadden ontwikkeld, dat van de permanente revolutie. [4] Hun conclusie riep de vraag op: als je op het juiste pad terecht kon komen, waarom had je dan een trotskistische partij of theorie nodig? En als de Vietnamese stalinistische Communistische Partij en Castro's Cubaanse revolutionairen onafhankelijk van de arbeidersklasse socialistische revoluties konden doorvoeren, waarom had men dan de arbeidersklasse nodig?
Krivine en zijn kameraden haalden hun inspiratie uit Trotski en Che, maar waren ook zeer betrokken bij de Franse studentenbeweging aan de universiteiten. Ze probeerden ook de jeugdbeweging te verbinden met de communistisch geleide vakbonden, met name bij de enorme Renault-fabriek in Boulogne-Billancourt. Krivine en zijn kameraden van de JCR werkten nauw samen met Daniel Cohn-Bendit die een belangrijke rol speelde in de grote algemene staking van mei 1968 van studenten en arbeiders. Mei en juni 1968 vormden het hoogtepunt van de Franse radicale beweging in die tijd, waarin Krivine tweemaal gevangen werd gezet voor zijn radicale activiteiten, hoewel hij slechts een relatief korte tijd vast heeft gezeten. Dit alles maakte van hem een zeer prominent figuur ter linkerzijde.
In 1969 stelde Krivine zich kandidaat voor het presidentschap van Frankrijk als kandidaat van de Communistische Liga en als vertegenwoordiger van de radicale beweging van mei '68, gesteund door prominente intellectuelen als de filosofen Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir en de romanschrijfster Marguerite Duras, maar hij kreeg slechts 1,06 procent van de stemmen. In 1974 stelde Krivine zich opnieuw kandidaat, maar hij kreeg minder dan 0,4 procent van de uitgebrachte stemmen. Datzelfde jaar behaalde Arlette Laguiller van Lutte Ouvrière (Arbeidersstrijd), een andere trotskistische groepering, 5,7 procent van de stemmen.
Krivine bleef actief in Frankrijk gedurende de jaren 1980 en 1990, betrokken bij elke binnenlandse en internationale kwestie van enige betekenis. In 1999 werd hij in het Europees Parlement gekozen. In 2009 heeft de Revolutionaire Communistische Liga (LCR), die Krivine in 1969 had helpen oprichten, zichzelf ontbonden om samen te smelten met activisten van de nieuwe milieu- en feministische bewegingen en in 2009 de Nieuwe Antikapitalistische Partij opgericht.
Alain Krivine is zijn hele leven lang een antikapitalist, een revolutionair socialist gebleven en in tegenstelling tot wat vaak wordt beweerd en zoals de titel van zijn memoires aangeeft, heeft hij zijn linkse politiek niet opgegeven toen hij ouder werd.
[1] Alain Krivine, Ça te passera avec l’âge (Parijs: Flammarion, 2006). p. 57
[2] Krivine, Ça te passera avec l’âge, p. 93
[3] Dan La Botz, 'Wrestling with Trotsky, Che, and Political Impatience,' New Politics, 2 augustus 2014.
[4] Jean-Jacques Marie, Le trotskysme et les trotskyistes (Parijs: Armand Colin, 2004), hoofdstuk IX.
Dit artikel stond op New Politics. Nederlandse vertaling redactie Grenzeloos.
Reactie toevoegen