Het dagboek, nauwelijks groter dan een pakje sigaretten, was geschreven door de zeventwintigjarige arts Dang Thuy Tram. Dang was afkomstig uit een redelijk welgesteld gezin uit het noorden van Vietnam. Na het afronden van haar medische opleiding in 1967 meldde zij zich als vrijwilligster voor een veldhospitaal in centraal Vietnam, in de door oorlog geteisterde provincie Quang Ngai. Alhoewel het een civiele kliniek was werden er met grote regelmaat ook gewonde guerrillastrijders van de Vietcong behandeld. Met grote moeite slaagden Dang en haar metgezellen erin om de kliniek verborgen te houden voor de Amerikanen. De dagboeken beginnen op 8 april in 1968. Dang is vijfentwintig jaar oud en chef van de kliniek, de oorlog is op een hoogtepunt. De dagboeken geven haar ervaringen aan het front weer: riskante operaties, bombardementen en aanvallen, evacuaties van de kliniek wanneer iedereen, ook de gewonden, mee moet helpen om te ontsnappen. Maar ze gaan ook over haar vriendschappen, liefde en haar haat jegens de Amerikanen.
Een idealist
Dang was niet alleen naar het front vertrokken om haar bijdrage aan de bevrijdingsstrijd te leveren, hoezeer politieke idealisme ook een drijfveer voor haar was - ze hoopte vurig als lid van de Communistische Partij geaccepteerd te worden. Maar ze gaf haar relatief comfortabele leven in het noorden ook op om dichter bij haar grote liefde te zijn, een man die ze slechts aanduidt als M. of als ‘de bevrijdingssoldaat met de donkere ogen’. Omdat haar eerdere dagboeken verloren zijn gegaan blijft onduidelijk wat er is gebeurd, maar het is duidelijk dat er is iets misgegaan met hun rendez-vous. Dang voelt zich genegeerd en twijfelt aan M’s liefde voor haar. Ze worstelt met haar teleurstelling en probeert ondertussen zo goed mogelijk haar taken te vervullen. Geregeld leest Dang zichzelf de les, dat ze niet zo sentimenteel moet zijn, dat ze zich volledig moet wijden aan de strijd. ‘Kijk om je heen, er zijn zo veel kameraden, zo veel jongemannen die hun jeugd voor de revolutie hebben opgeofferd. Zij zijn gevallen zonder dat ze ooit het geluk hebben gevonden. Waarom denk je alleen aan jezelf? Kijk toch niet naar het noorden, kijk hier om je heen; dit land gloeit nog fel van het leed, van bommen en vuur’ schrijft ze eind 1968.
Liefde
Wat Dagen van vuur zo ontroerend maakt is Dangs diepe menselijkheid. Al lezende is het moeilijk om niet ietwat verliefd te worden op iemand die zo vol idealisme en liefde was. Zo schrijft ze over haar genegenheid voor de gewonde guerrillastrijders die langskomen in de kliniek. Een aantal van deze jonge mannen, soms nog jonger dan zijzelf maar al jaren vechtend aan het front noemt ze ‘kleine broers’. Vaak maakt ze zich zorgen over wat mensen zullen denken van haar relaties met deze mannen en Dang herhaalt dat er slechts sprake is van ‘pure, verheven’ liefde; ‘zoals die tussen broer en zus’. Maar een enkele keer geeft ze toe dat haar gevoelens meer zijn dan slechts vriendschap.
Het lezen van dagboeken heeft iets voyeuristisch, je leest immers iets dat nooit bedoeld was om door iemand anders dan de schrijfster gelezen te worden. Daarom zijn dagboeken ook zo eerlijk.
In Vietnam werden Dangs dagboeken een rage. In het eerste jaar werden er al 350.000 exemplaren verkocht, in een land waar de oplage van boeken zelden boven de 2000 ligt. Officiële verslagen van de oorlog, vol heroïek en volharding, waren er al genoeg. Maar Dagen van vuur sloeg aan omdat het meer doet dan alleen vertellen van de moed en vastberadenheid van de Vietnamese rebellen. Het laat ook hun verdriet, pijn en onzekerheid voelen, met een proza dat soms pijnlijk direct is en andere keren overdadig sentimenteel. Dagen van vuur is een zeer verdiend monumentje voor een jonge Vietnamese vrouw die haar leven gaf voor haar idealen en haar medemensen.
22 Juni 1970 stierf Dang Thuy Tram, neergeschoten toen Amerikaanse soldaten haar en drie metgezellen tegenkwamen op een junglepad.
Dang Thuy Tram. Dagen van vuur. Het dagboek van een jonge Vietnamese vrouw in de frontlinie. Uitgeverij Artemis & Co € 17,95
Reactie toevoegen