Echt wel een overwinning

Beste David,
Met veel belangstelling heb ik je stuk over het referendum gelezen. Er staan veel dingen in waar ik me volledig in kan vinden. Maar ik ben het niet eens met je conclusie dat de uitslag van het referendum van 1 juni bij nader inzien als een schijnoverwinning moet worden gezien. Als dat zo is hebben we ons voor niks ingespannen in de nee- campagne. En nog belangrijker: het stelt ook de vraag of het überhaupt wel mogelijk is om effectief strijd te voeren tegen dit neoliberale Europa. Want als de overwinning van 1 juni al binnen vier maanden een nepoverwinning blijkt te zijn, welk perspectief rest ons als linkse tegenstanders dan nog? Wat kunnen we dan nog in Europa met onze ‘radicale agenda van antikapitalisme, basisdemocratie en burgerschap’? Dat lijken me belangrijke vragen die door jouw artikel worden opgeworpen en het lijkt me zinvol daar verder over te discussiëren.

Laten we eerst eens kijken naar waar we het over eens zijn. In de eerste plaats is dat volgens mij het karakter van de voorgestelde Grondwet en de bedoeling van het hele grondwetproject. Ook door Eurodusnie werd de Grondwet terecht gezien als een uitdrukking van het neoliberale Europese project. Ook door jullie werd – zoals je zelf in je stuk schrijft - de uitslag geïnterpreteerd als een “nee tegen een neoliberaal Europa”, waar jullie volkomen terecht aan toevoegden dat "de Europese Unie (..) ook zonder Grondwet gekenmerkt blijft worden door een kortzichtige neoliberale ideologie, een bekrompen eurocentrisme en een armzalige democratische structuur."
Dat lijkt mij heel juist. De bedoeling van de Grondwet was om het bestaande (neoliberale, eurocentrische, ondemocratische, militaristische enz.) karakter van de EU vast te leggen en te legitimeren. Europa had dat karakter al voordat er van een Grondwet sprake was en dat is niet veranderd. Dat was voor de referendumcampagne al duidelijk. Niemand zal gedacht hebben dat het afwijzen van de Grondwet – het laten mislukken van het hele Grondwet project - op zich het karakter van Europa zou veranderen. Maar dat neemt niet weg dat het afwijzen van de Grondwet de voorstanders van het huidige neoliberale Europa in de problemen heeft gebracht en het huidige Europa in een crisis.

Dat lijkt mij winst voor de tegenstanders van dit Europa.
Natuurlijk zijn het geen ‘onoverkomelijke’ problemen en is het geen ‘onoplosbare’ crisis. Er is dan ook niet van een ‘volledige’ of een ‘onomkeerbare’ overwinning sprake. Natuurlijk niet. Maar dat is vrijwel altijd het geval. Zolang het kapitalisme en de burgerlijke staat (en de burgerlijke supranationale staat) bestaat zijn er geen definitieve overwinningen van links. Zolang er nog sprake is van de concentratie van rijkdom en macht in handen van een kleine elite zullen zij altijd proberen om iedere (deel) overwinning van links terug te draaien. Juist omdat wij als antikapitalisten ons dat realiseren geloven we niet dat allerlei kleine veranderingen voldoende zijn maar realiseren we ons dat de structuur en de wezenlijke machtsverhoudingen moeten veranderen.

Maar noch het begrip dat overwinningen zelden definitief zijn, noch het bewustzijn dat er echt structurele veranderingen noodzakelijk zijn vormen een reden om de strijd niet aan te gaan. Niet gestreden is altijd verloren en zonder enig verzet zullen de verslechteringen alleen maar erger zijn.
De overwinning van het nee is defensief van karakter (het tegenhouden van een verdere verslechtering), maar dat maakt het niet minder tot een overwinning. We hoeven ons maar voor te stellen wat er gebeurt was als er geen (of een onvoldoende) nee campagne was gevoerd. Als het ja hier en in Frankrijk had gewonnen hadden de voorstanders van dit Europa een belangrijke slag gewonnen. Dan hadden ze hun neoliberale project makkelijker door kunnen voeren en zich bij iedere weerstand kunnen beroepen op de steun van de meerderheid van de bevolking. Het nee leidt er toe dat dit Europa aan legitimiteit verliest en het verzet tegen het neoliberalisme aan legitimiteit wint.

Natuurlijk zijn er voorstanders van de Grondwet die alsnog proberen de nee stem in hun richting te interpreteren. Zalm en Balkenende doen dat evenals voorstanders uit het linkse kamp zoals Leo Platvoet (GL), en Diederik Samsom (PvdA) die samen met Tiny Kox (SP) in de Volkskrant schreven dat het “nee” links kansen biedt. Op zich hebben ze daarmee natuurlijk al het gelijk van de wereld, alleen uit de mond van mensen die een paar weken eerder nog betoogden dat links vóór moest stemmen klinkt het niet echt geloofwaardig. Daar zijn het politici voor denk ik dan maar. In ieder geval hoeven wij ons daardoor niet van de wijs te laten brengen. Als de draai van dergelijke mensen iets bewijst dan is het dat het nee een stap vooruit is.

Een klassenstem
Een tweede punt waar we het over eens lijken te zijn is dat “de ja-stem overwegend kwam van hen ‘die profiteren van de liberale vrije-markteconomie’, terwijl de nee stem meestal kwam van hen die daar de dupe van zijn,” zoals jij het samenvat. Concreet betekende dat: hoe lager opgeleid en hoe minder verdienend hoe meer nee, hoe hoger op de maatschappelijke ladder hoe meer ja. Hoe meer villawijk hoe meer ja, hoe meer arbeidersbuurt hoe meer nee. Kort samengevat heb ik dat een ‘klassestem" genoemd.
Jij schrijft daar over: “ De motivatie van deze klassestem was echter nogal diffuus, en zeker niet in de eerste plaats 'links'. Veel mensen stemden tegen uit behoudende of nationalistische motieven.” Natuurlijk was die stem niet eenduidig, speelden er allerlei motieven een rol, maar het patroon is m.i. overduidelijk.
Een heel groot deel van de kiezers heeft in het referendum gestemd op een manier die (volgens ons, op basis van onze analyse) in overeenstemming is met hun feitelijke belang. De rijken, de goed opgeleiden met een hoog inkomen (degene die profiteren van de vrije markt economie) stemde overwegend voor. (Dat was hun klassestem). Een grote meerderheid van de mensen (die - volgens ons, op basis van onze analyse) de dupe zijn van de neoliberale globalisering stemden tegen. Maar dat betekent niet dat deze mensen automatisch onze analyse van het neoliberalisme of van dit Europa onderschrijven. De meerderheid van de mensen heeft gevoelsmatig, min of meer intuïtief, ‘partij’ gekozen. En wel partij voor die kant waarvan ze dachten dat die het meest in overeenstemming was met hun belangen.
Natuurlijk hebben daarbij allerlei overwegingen een rol gespeeld, ook nationalistische- en behoudende motieven.
Wat betreft dat laatste denk ik overigens dat dat een problematische term is in de huidige politieke situatie. In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw - dat wil zeggen voor het doorzetten van het neoliberale offensief - was dat een duidelijk begrip. Wie links was was progressief, vooruitstrevend. Wie behoudend was, was rechts, was voor de bestaande orde. Maar dat ligt nu anders. De hervormers van nu zijn de Balkenendes, de Schröders, de Blairs, degenen die vinden dat er steeds verder geliberaliseerd moeten worden en dat de welvaartstaat steeds verder afgebroken moet worden. Wie zich daar tegen verzet wordt door deze epigonen van het neoliberalisme inderdaad als behoudend gezien. Maar daar moeten wij als links niet aan mee doen. Ik ben tegen de aanpassing van het ziektekostenstelsel, tegen de liberalisering van de huurmarkt, tegen de privatisering van nutsvoorzieningen, tegen de identificatieplicht en nog een heleboel verslechteringen (hervormingen), maar dat betekent toch niet dat ik behoudend ben, in de zin van een voorstander van dit kapitalistische systeem.
Ook over de nationalistische motieven valt m.i meer te zeggen. Die speelde zeker een rolletje in de campagne en ik deel wat dat betreft jouw kritiek op de campagne van de SP. (Een kritiek die volgens mij ook door een niet onbelangrijk deel van de SP leden wordt gedeeld). Maar we moeten dat element niet overdrijven.
Een nationalistische benadering gaat uit van het idee dat een Nederlander een gemeenschappelijk belang heeft met andere Nederlanders onafhankelijk van hun maatschappelijke positie of opstelling. Daarbij wordt overeenkomst in taal en (in zekere mate) cultuur gelijk gesteld aan gemeenschappelijke belangen. De volgende stap is dat we geacht worden ons gezamenlijk te verzetten tegen de buitenlanders en we moeten geloven dat de problemen het gevolg zijn van het feit dat zij onze banen in pikken en dat de opkomst van China en India de groei van onze economie bedreigt. In plaats van samen met de Poolse loodgieters tegen de Bolkestein richtlijn te strijden moeten we volgens de nationalistische logica de Poolse loodgieters bestrijden, en in ieder geval beconcurreren. En in plaats van op te komen voor betere arbeidsomstandigheden en lonen en vakbondsvrijheid in India en China onze looneisen matigen om met hen te kunnen concurreren.
Dat soort nationalisme moeten we als links bestrijden (door duidelijk te maken waar het op gebaseerd is en in wiens belang het is). Maar als mensen met betrekking tot Europa aangeven dat ze er bijvoorbeeld tegen zijn dat er bevoegdheden van Nederland naar Europa overgeheveld worden, of dat ze zich zorgen maken over de Nederlandse soevereiniteit dan zit daar mijns inziens vooral iets anders achter, namelijk een algemeen gevoel dat de mensen steeds minder greep hebben allerlei ontwikkelingen. Dat er steeds meer heel ver van hun vandaan besloten wordt. Je kan dat interpreteren als een uiting van nationalisme, maar volgens mij is het vooral een uiting van de ergernis over het ondemocratische karakter van de Europese besluitvorming. Aan ons als linkse activisten is het dan vooral om dat duidelijk te maken en te voorkomen dat mensen hun heil steeds meer in nationalistische oplossingen gaan zoeken.

Een links nee?
Was het nee van de meerderheid van de Nederlandse kiezers ook een links nee? Voor een belangrijk deel hangt het antwoord op die vraag natuurlijk af van wat je als links definieert. Als je links alleen definieert als mensen die zeer bewust een stem tegen het neoliberale Europa hebben uitgebracht kan je natuurlijk niet van een links nee spreken. Tweederde van de kiezers had zich niet plotseling op 1 juni onze (linkse) opvattingen eigen gemaakt. Zo werkt dat nu eenmaal niet. Behalve een kleine politiek bewuste minderheid stemde de grote meerderheid van de mensen min of meer intuïtief voor wat zij denken dat in hun belang is, of met hun opvattingen overeenstemt.
Maar als je kijkt naar verschillende onderzoeken naar de stemmotivatie van mensen dan komt daar wel een duidelijk beeld uit. (1) De nee stem kwam voor een groot deel van linkse stemmers, (althans mensen die op ‘linkse’ partijen stemmen); de nee stem was voor het grootste deel niet ingegeven was door een anti-Europa houding, laat staan door nationalisme. Afkeer tegen de regering Balkenende en de houding ten opzichte van Turkije speelde slechts in beperkte mate een rol. De mensen hebben vooral gestemd tegen het asociale en ondemocratische karakter van Europa. Een dergelijke stem kan je wat mij betreft als een linkse stem zien, of in ieder geval een stem met een links potentieel.
Natuurlijk hebben ook ander motieven: met name religieuze en nationalistische motieven een rol gespeeld, maar zoals uit deze (en andere onderzoeken blijkt ) een beperkte. Dat is ook mijn indruk van de campagne. Het was een campagne waarbij allerlei aspecten aan de orde kwamen, waarbij de voorstanders van de Grondwet behoorlijk in het defensief waren en het debat zeker niet werd gedomineerd door Wilders, de LPF en andere rechtse krachten.

Gevolgen
Het nee heeft Europa in een crisis gestort met als gevolg dat niet alleen het ‘grondwetproces’, maar ook allerlei andere zaken die in de EU op de rails waren gezet haperen of zelfs afgeblazen lijken te worden.
De pro EU krachten hebben de ene fout op de andere gestapeld en ze betalen daar de politieke prijs voor. Het was een fout om met een dergelijke grondwet aan te komen; ze maakte de fout dat ze dachten dit referendum probleemloos te kunnen winnen; ; het was een fout om te proberen dat referendum met intimidatie en vals spel te proberen te winnen en het was een fout om in te stemmen met het plan voor een brede maatschappelijke discussie en om die later weer om zeep te helpen. Dat heeft er allemaal toe geleid dat dit Europa en de voorstanders van dit Europa verder in diskrediet zijn geraakt. Het leidt er toe dat dit Europa en het hele neoliberale project veel minder wordt gezien als iets onvermijdelijks, iets waar toch niets tegen te doen is.
En dat is mijns inziens het belangrijkste. Het nee in het referendum heeft heel veel mensen het gevoel gegeven dat zij zelf eindelijk eens iets over al die ontwikkelingen hebben kunnen zeggen. Dat ze eindelijk ‘de politiek’, ‘Den Haag’ en ‘Brussel’ eens een poepje hebben laten ruiken. Het gevoel dat het hoog tijd werd dat de bevolking zelf eens aan het woord kwam leeft breed. Uit de eerder aangehaalde onderzoeken, maar ook uit het latere onderzoek van Anker, blijkt dat ook een belangrijk deel van de ja stemmers dat gevoel deelt. Het is bijvoorbeeld opvallend dat een grote meerderheid van de bevolking (meer dan de 62 procent nee stemmers) tevreden is over de uitslag van het referendum.

Verschillende ontwikkelingen sinds 1 juni, zoals de brief van mevrouw Kroes en het gehannes rond de brede Maatschappelijke Discussie hebben dat gevoel alleen maar versterkt.
De vraag is natuurlijk hoe zich dat verder ontwikkelt. Dat breed onder de bevolking levende ongenoegen kan op verschillende manieren gemobiliseerd worden. Links kan daar op voort borduren door de mensen uit te leggen dat met de zelfde meerderheid die de grondwet heeft tegen gehouden we nu de plannen van Hogervorst, de dienstenrichtlijn, de plannen van Dekker en allerlei andere verslechteringen moeten proberen te stoppen. Links zou moeten proberen het vergrote zelfvertrouwen van de mensen om te zetten in actie en activiteit. We zouden duidelijk moeten maken dat het Europa waar we ons tegen gekeerd hebben zich niet in Brussel of Staatsburg bevind, maar hier is in onze eigen straat op ons eigen werk. Dat de discussie over Europa de discussie is over onze sociale voorzieningen, ons openbaar vervoer, onze werkgelegenheid, onze sociale woningbouw, kortom onze toekomst. En dat die veel te belangrijk is om aan politici over te laten. Links zou duidelijk moeten maken dat we deze overwinning kunnen aangrijpen om de strijd verder te zetten om zo de krachtsverhoudingen verder in ons voordeel te beïnvloeden.
Want dat is waar het uiteindelijk om gaat: de politiek krachtsverhoudingen. Die worden uiteindelijk bepaald door wat zich in de hoofden van de mensen afspeelt. Het hele neoliberale project is door een groot deel van de mensen geaccepteerd omdat het lange tijd gelukt is het te depolitiseren. Het voor te stellen als iets onvermijdelijk. Te doen alsof het niet ging om politieke keuzes, om een bepaalde economische politiek, een bepaalde invulling van Europese samenwerking, maar te doen alsof er maar een mogelijk Europa bestond. In die magie van onvermijdelijkheid is met de referenda in Frankrijk en Nederland een flinke barst gekomen. Dit Europa is niet het enig mogelijke, ook een ander Europa is mogelijk. Maar dat zal er alleen komen met heel veel strijd. De uitslag van het referendum is een mooi uitgangspunt om daar mee door te gaan.

(1) Zie mijn artikel "welk nee won”, Grenzeloos 82.

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop