Om Theo te herdenken publiceren we hier een bewerkt uittreksel uit een interview met hem ter gelegenheid van zijn vijfenzestigste verjaardag. Het interview werd afgenomen door Marcel van der Linden en verscheen oorspronkelijk in de voorloper van Grenzeloos, ‘Klassenstrijd’, nummer 27, juni 1979. Op onze website, grenzeloos.org, publiceren we bovendien een aantal herinneringen aan hem van mensen waar Theo samen mee actief is geweest.
Een leven in de beweging
Theo’s politieke activiteiten begonnen op zestien jarige leeftijd toen hij toetrad tot de jeugdgroep van de kantoorbediendenbond ‘De Algemeene’. Dat was in 1930. Twee jaar later richtte de linkse oppositie in de SDAP de Onafhankelijke Socialistische Partij (OSP) op. In augustus telde de nieuwe partij 7200 leden. Theo werd bij de oprichting onmiddellijk lid van de OSP. Omdat hij – net zoals zoveel andere mensen toen – werkloos was, kon Theo veel tijd besteden aan zijn politieke bezigheden. ‘Het was heel anders dan tegenwoordig. Ik herinner me hoe we ons blad ‘De Fakkel’ met zo’n tweehonderd mensen tegelijk in de Kalverstraat verkochten’.
Onder invloed van de opkomst van het fascisme in Duitsland en de roemloze ondergang daar van de verdeelde socialistische beweging zochten de OSP en de door Henk Sneevliet geleide Revolutionair Socialistische Partij toenadering tot elkaar om in maart 1935 te fuseren tot de Revolutionair Socialistische Arbeiders Partij (RSAP). Theo werd ook lid van de jongerenorganisatie van de nieuwe partij, de Leninistische Jeugdgarde. ‘We waren’, vertelt Theo, ‘heel erg gedisciplineerd. Regelmatig waren er degelijke scholingsbijeenkomsten over grote vraagstukken. Bijvoorbeeld over de tweede Chinese revolutie, die voor ons toen erg belangrijk was. Na afloop van zo’n bijeenkomst marcheerden we in gelid naar het station’.
In de jaren na 1936 verslechterde de eerder goede verstandhouding tussen Sneevliet en Leon Trotsky vanwege meningsverschillen over de rol van de Spaanse POUM in de burgeroorlog aldaar. Hoewel de POUM vaak gebrandmerkt werd als ‘trotskistisch’ had Trotsky zware kritiek op de koers van deze partij die volgens hem te weinig nadruk legde op het belang van een socialistische omwenteling. Sneevliet stond aan de kant van de POUM en in deze jaren werd solidariteit met de Spanjaarden een hoeksteen van de activiteiten van de RSAP. Politiek en materieel werd er steun georganiseerd. Een tweede meningsverschil tussen Trotsky en Sneevliet ging over de oprichting van een Vierde Internationale: Trotsky vond het hier na het failliet van de Duitse arbeidersbeweging tijd voor, Sneevliet vond het te vroeg: volgens hem moesten er eerst een aantal grote partijen gevormd zijn die de nieuwe Internationale zouden kunnen trekken. Theo: ‘Over de meningsverschillen met Trotsky wisten we weinig. Zelfs dat Sneevliet destijds had afgehaakt bij de oprichting van de Vierde Internationale was ons niet duidelijk. De meesten van ons, gewone partijleden, waren vooral bezig met praktisch werk. Over meer theoretische politieke zaken dacht ik weinig na. Dat werd in de organisatie trouwens ook niet aangemoedigd. Het enige dat ik nog wel eens deed, was iets over economie lezen’. In 1937 of 1938, precies wist hij het in 1979 al niet meer, heeft Theo nog korte tijd deelgenomen aan de Spaanse burgeroorlog.
Oorlog en CPN
Tijdens de Tweede Wereldoorlog is Theo er naar eigen zeggen ‘behoorlijk tussendoor gerold’. Hij dook onder in Den Bosch waar hij ‘elk contact met politieke geestverwanten verloor.’ Ik heb een paar onderduikers geholpen. Een paar keer ben ik door de politie opgepakt maar steeds kwam ik weer vrij. Tot ik op een geven moment naar een kamp in Amersfoort ben gebracht. Ik werd op transport naar Duitsland gezet en kwam terecht in een werkkamp in de buurt van Hannover. Na de bevrijding ben ik van daar weer helemaal naar Brabant gelopen’. Terug in Nederland, in het al in 1944 bevrijdde zuiden, werd Theo opgevangen in een Philips kantine. ‘Daar werd ik bijna wéér opgepakt omdat ik bij een bepaalde feestelijkheid niet het Wilhelmus wilde zingen’. Theo werd lid van de Communistische Partij Nederland, de enige linkse partij, en werd in het Brabantse districtsbestuur gekozen. ‘Ik was, voor zover bekend, de enige trotskist in de CPN’.
Toen ook de rest van Nederland bevrijd was, kwam Theo weer in contact met zijn oude kameraden die nu het Comité van Revolutionaire Marxisten (CRM) vormden. ‘Ze adviseerden me om voorlopig lid van de CPN te blijven’. Het was de tijd toen CPN leider Paul de Groot de partij wilde opheffen om samen met de sociaaldemocraten één grote volkspartij te vormen. ‘Daar was ik erg op tegen’, vertelt Theo. ‘Ik heb toen een tegenontwerp gemaakt voor het beginselprogramma zoals dat door De Groot en de zijnen werd voorgesteld. Mijn ontwerp ging dwars in tegen de opheffingsneigingen en bestreed ook het nationalisme en dergelijke. Ik had er aanvankelijk succes mee. Mijn ontwerp werd aangenomen door de afdeling Den Bosch. Het district Brabant was verdeeld. Hoewel het partijbestuur ingreep werd mijn ontwerp uiteindelijk toch door het hele district aanvaard. Daarna was het echter gauw afgelopen. In de commissie die het CPN-congres over het beginselprogramma inhoudelijk moest voorbereiden, met Friedl Baruch als voorzitter, werd ik via manipulaties uitgeschakeld. Op het congres is het nauwelijks tot discussie gekomen.’ Korte tijd later werd Theo geschorst.
Vierde Internationale
Toen in 1947 vanuit het CRM de Revolutionair Communistische Partij (RCP) werd opgericht als Nederlands sectie van de Vierde Internationale werd Theo, inmiddels teruggekeerd naar Amsterdam, lid. De RCP telde zo’n 600 zeer actieve leden en had enige invloed in de Eenheidsvakcentrale. Met de komst van de Koude Oorlog begon echter de neergang. In 1952 werd besloten om de RCP op te heffen en verder te gaan in de PvdA, de zogenaamde ‘intredepolitiek’. Theo ging niet mee: ‘Ik had twijfels over de gevolgde tactiek. Het is niet zo dat ik duidelijk wist waar de schoen wrong, het waren meer vage intuïties en vermoedens. We leefden toen heel sterk met de gedachte dat de Derde Wereldoorlog op korte termijn los zou barsten. De politiek van actief zijn in de grote arbeiderspartijen ging er vanuit dat de Nederlandse arbeiders in het geval van een conflict tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie voor de Sovjet-Unie zouden kiezen. Ik wist dat nog niet zo zeker. En een oppositie in de PvdA was niet erg kansrijk geloofde ik.’
Tussen 1952 en 1965 bleef Theo buiten de politiek. ‘Ik heb in die tijd een paar diploma’s gehaald en veel gelezen. Onder andere heb ik in deze jaren de drie delen van Das Kapital en de Theorien über den Mehrwert doorgewerkt. Ik hield me met de marxistische imperialismetheorie bezig – Luxemburg, Lenin, Hilferding, Sternberg, Grossmann – en met de Russische revolutie.’
In 1965, de intredepolitiek was inmiddels zonder succes beëindigd, werd Theo weer lid van de Vierde Internationale. Een aantal belangrijke activisten had de druk niet weerstaan en was braaf PvdA-lid geworden, de organisatie stond er slecht voor. ‘Er was nog maar een handvol leden. Ons blad, ‘De Internationale’ had 60 abonnees en geen losse verkoop.’ Samen met zijn vrouw Trien organiseerde Theo de verkoop op straat: ‘Op Vietnamdemonstraties verkochten we soms wel 100 exemplaren. Het abonnee-aantal steeg snel, in 1967 waren het er al 600.’
Al snel groeide het Theo en Trien boven het hoofd; ‘We moesten alles met z’n tweeën doen. De administratie bijhouden, de lay-out verzorgen, de verzending enzovoorts.’ De bekendheid van ‘de Vierde’ groeide en er kwam enige invloed in de PSP. Daar ontstond in ‘68, ‘69 het begin van een linkse oppositie waar onder andere het congres ‘Links Nederland’ uit voortkwam. Via allerlei kronkels ontstond hieruit de actiegroep ‘Proletarisch Links’. Theo was bij alle besprekingen aanwezig als ‘vertegenwoordiger van de Vierde Internationale’, mede omdat de andere leden van het minuscule clubje vanwege hun beroep (journalist bijvoorbeeld) niet naar buiten mochten treden.
In 1974 zou Proletarisch Links samen met Theo’s groep de Internationale Kommunisten Bond (IKB), de voorlopen van SAP, vormen. In dit hele proces speelde Theo een belangrijke rol: hij gaf talloze scholingen en mengde zich voortdurend in de interne discussies. Theo was daarnaast ook buiten de IKB bekend als ‘marxisme specialist’, als spreker, schrijver en vertaler van onder andere Trotsky en Ernest Mandel. Ook vertaalde en bewerkte hij Otto Rühle’s inkorting van het eerste deel van Das Kapital.
Het interview met Theo sluit af door erop te wijzen dat hij ‘praktisch en theoretisch wel enige verdiensten op zijn naam heeft staan’, iets dat ‘gezegd moet’ worden ook al zal ‘Theo het niet prettig vinden dat dit hier zo staat, omdat hij té bescheiden is’. Tot op zeer hoge leeftijd bleef Theo actief en betrokken, bijvoorbeeld als boekhouder en als vertaler van politieke teksten. Theo bleef zijn hele lange leven trouw aan de socialistische idealen van bevrijding en gelijkwaardigheid. Dat de strijd hiervoor nog steeds doorgaat is onder andere te danken aan Theo’s verdiensten als organisator en denker, als activist. Theo, bedankt.
Reactie toevoegen