Haïti wordt vaak gekarakteriseerd als 'het armste land van het westelijke halfrond'. Die diepe armoede kan niet los gezien worden van een lange geschiedenis van direct en indirect kolonialisme. In de achttiende eeuw was het land een Franse kolonie. Blanke plantage-eigenaren verdienden er fortuinen met door Afrikaanse slaven verbouwd suikerriet. Deze slaven vormden, naast vrije zwarten en blanken, de overgrote meerderheid van de bevolking. Het verzet van de slaven tegen hun uitbuiting was geen nieuw verschijnsel maar bereikte een nieuw niveau na de Franse revolutie van 1789 toen de zwarte bevolking in steeds groter getale in opstand kwam. De zwarte bevolking eiste dat fraternité, egalité et liberté ook voor hen zou gelden. In 1804 werd Haïti de eerste Latijns Amerikaanse kolonie die haar onafhankelijkheid verwierf en de eerste zwarte republiek ter wereld. De revolutie was een belangrijke stap richting het einde van slavernij.
Het Franse moederland kon Haïti's ontsnapping uit slavernij niet verkroppen. In 1825 dwong Frankrijk met behulp van 12 oorlogsbodems en met het dreigement hen weer tot slaven te maken de Haïtianen om 150 miljoen francs te betalen; vergoeding voor de verliezen geleden door de Franse plantage-eigenaren...
Deze enorme betaling was een zware klap voor de economie van de jonge republiek. Tijdens het presidentschap van Jean-Bertrand Aristide berekende de Haïtiaanse regering dat het omgerekend naar huidige maatstaven om een bedrag van 21,7 miljard dollar zou gaan. De poging van Aristide om dit geld terug te vorderen van de Franse staat is één van de redenen waarom het westen steeds vijandiger begon te staan tegenover zijn – democratisch gekozen – presidentschap, een vijandigheid die in 2004 uitmondde in een internationale coup. Die coup leidde tot duizenden doden en werd gevolgd door aanhoudende repressie van Aristide's supporters, velen van hen afkomstig uit de armste lagen van de bevolking. Onder de noemer van 'stabilisatie' steunt de 'internationale gemeenschap' nu al jarenlang een bewind dat grof geweld gebruikt tegen sociale activisten, priesters en supporters van Aristide's Lavalas partij. Het is nog maar enkele maanden geleden dat de regering van René Préval op hardhandige wijze – en met hulp van de blauwhelmen - een sociale beweging neersloeg die een loonsverhoging van 1,7 tot 5 dollar eiste in de gezondheidssector.
Peter Hallward, schrijver van Damming the Flood: Haiti, Aristide, and the Politics of Containment (2007), schreef in een opiniestuk voor de Britse krant The Guardian dat sinds 1915, toen de Verenigde Staten het land bezette, elke serieuze poging om de armoede in het land tegen te gaan, inclusief die van de met drie-kwart van de stemmen gekozen regering van Aristide, geblokkeerd is door de Amerikaanse regering en bondgenoten. Alhoewel het land sinds vijf jaar in wezen wordt geregeerd door de VN is elke poging om het mandaat van de VN missie verder uit te breidden dan alleen het militaire aspect keer op keer geblokkeerd. In wiens belang gebeurt dit allemaal? Voor een antwoord op die vraag zouden we kunnen beginnen met kijken naar de bedrijven die de vele sweatshops runnen waarin de verarmde bevolking van Haïti een miserabel bestaan verdient.
Een aardbeving van het soort dat Haïti trof zou overal grote schade aanrichten en slachtoffers eisen. Treft een dergelijke aardbeving een land dat sinds decennia uitgebuit en verzwakt is, dan krijg je een ramp van de huidige proporties. Negentig procent van het land leeft onder de armoedegrens – het hoeft dus niet verbazen dat er volstrekt onvoldoende middelen in Haïti zijn om alle getroffenen te helpen. Twee jaar geleden werd de regio getroffen door zware stormen. In het kwetsbare Haïti werd de infrastructuur zwaar beschadigd en stierven meer dan duizend mensen. In buurland Cuba bleef het aantal sterftes beperkt tot vier.
De eerste prioriteit is nu hulp aan Haïti. Maar als deze ramp over enige tijd onvermijdelijk van de voorpagina's verdwijnt en de internationale hulporganisaties weer vertrekken is de bevolking van Haïti nog lang niet uit de problemen. Het door de IMF en de Wereldbank opgelegde neoliberale beleid dat de lokale landbouw kapot maakt en de internationale steun voor repressie van sociale bewegingen dragen bij aan de diepe armoede die rampen zoals deze op den duur onvermijdelijk maakt. Herstelbetalingen van de rijke landen die zolang geprofiteerd hebben van de knechting van Haïti en het herstel van werkelijke democratie zouden belangrijke stappen naar het bestrijden van die armoede zijn.
Natuurrampen zijn onvermijdelijk – menselijke misdaden niet.
Het Haiti Emergency Relief Fund is opgericht door mensen uit de VS die al sinds 1991 actief zijn in solidariteitsbewegingen met Haïti en werkt nauw samen met lokale organisaties.
Reactie toevoegen