Van alle kanten wordt het ons voorgehouden: we zitten in een periode van economisch herstel. Het gaat langzaam, het is nog broos, maar de weg uit het dal is weer gevonden. Om de rijksbegroting op orde te brengen en de staatsschuld terug te dringen, moeten er pijnlijke bezuinigingen worden doorgevoerd. Maar afgezien daarvan gaat het economisch langzaam vooruit. Dat is het verhaal. Helaas ziet het er in werkelijkheid heel wat minder rooskleurig uit.
Economen, analisten en andere ‘deskundigen’ onderbouwen hun (gematigd) optimisme met cijfers. Veel cijfers. Het probleem is echter dat die cijfers bijna allemaal betrekking hebben op het herstel van de winstgevendheid van bedrijven, of de daarop gebaseerde stijging van de aandelenkoersen. Bij het opvoeren van dergelijke cijfers als indicatie van economisch herstel gaat men er impliciet van uit dat de winstgevendheid van bedrijven een indicatie is van het herstel van de economie in zijn geheel. Maar de ontwikkeling van de afgelopen decennia laat nu juist zien dat dat helemaal niet het geval is.
Meer winst leidt tot meer investeringen, tot meer werkgelegenheid, tot economische herstel: dat was in het begin van de jaren tachtig al het verhaal. De geschiedenis heeft laten zien dat het in werkelijkheid toch iets anders in elkaar zit. De winsten gingen inderdaad vanaf de jaren tachtig omhoog, maar de investeringen bleven daar sterk bij achter. Vooral de grote multinationale bedrijven verplaatsten hun productie naar lagelonenlanden en de lonen in het westen stagneerde. De gestegen winsten leidden vooral tot een enorme groei van de financiële sector. Toen de zeepbel van de Amerikaanse subprime-hypotheken klapte, kwam in een klap het speculatieve karakter van de hele internationale financiële sector bloot te liggen en moest alles uit de kast worden gehaald om de ineenstorting daarvan te voorkomen.
De financiële crisis leidde tot een economische crisis, de economische crisis tot een landencrisis. En terwijl die laatste nog voortduurt en zich steeds verder verscherpt, hebben de ‘deskundigen’ het al over een voorzichtig herstel. Maar over herstel van wat hebben we het dan? Laten we een onverdachte bron citeren: het ultra liberale Britse blad The Economist. In het nummer van 24 maart schreef dit gezaghebbende blad: ”Het bedrijfsleven doet het goed. Zelfs als we de banken buiten beschouwing laten stegen de winsten van de 500 grootste bedrijven in de wereld het afgelopen jaar met gemiddeld 18,7%, volgens Morgan Stanley.” “Maar”, zo gaat de Economist verder, “deze winst komt bijna uitsluitend terecht bij de kapitaalbezitters en niet bij de arbeiders. In de VS is de totale loonsom sinds het begin van het herstel met $ 168 miljard gestegen, maar dat wordt volledig ingehaald door een stijging van de winsten met een stijging van $ 528 miljard.” In Europa is het niet anders. The Economist geeft voor Duitsland de cijfers van winsttoename met € 113 miljard tegenover € 36 miljard voor de lonen. In Groot-Brittannië is het verschil nog groter daar gaat het om respectievelijk 14 miljard en 2 miljard pond. En in Nederland is het niet veel anders.
Wat gebeurt er met die toegenomen winsten? In het SP-blad Spanning van april heb ik de CBS cijfers van de winsten en de investeringen naast elkaar gezet. Dan blijkt dat terwijl ook in Nederland de winsten flink stijgen, de investeringen juist dalen. Kortom, er wordt weer een flinke financiële bubbel opgeblazen. De privé-vermogens en de reserves van bedrijven stijgen, de collectieve armoede neemt toe.
In dat kader moeten we kijken naar de politiek van het kabinet Rutte. De keuze is duidelijk: de winsten en vermogens moeten ongestoord kunnen groeien. Nog nooit is de winst- en de vermogensbelasting in Nederland zo laag geweest. Ondertussen moeten de lonen op de nullijn en worden de sociale voorzieningen afgebroken: van het openbaar vervoer tot de brandweer, van de zorg tot het onderwijs. De gewone mensen moeten de buikriem aanhalen, opdat de wisten kunnen blijven groeien. Het economische effect van het bezuinigingsprogramma van het kabinet is niet moeilijk te voorspellen. Er zullen grote groepen mensen in de collectieve sector op straat komen te staan. De koopkracht van vooral de minder draagkrachtigen zal dalen en de binnenlandse consumptie zal daardoor afnemen. Het midden- en kleinbedrijf zal daar onder leiden, wat weer extra banen kost. En ondertussen zijn alle factoren die tot de crisis van 2008 hebben geleid weer volop aan het werk en is het wachten op de volgende klap.
Nog een klein puntje om de moed er in te houden. De afgelopen weken werd bekend dat de wereldwijde CO2 uitstoot het afgelopen jaar groter was dan ooit, en dat daarmee de kans dat de opwarming van de aarde onder de 2 graden Celsius zal blijven waarschijnlijk verkeken is. Dat betekent dat we op termijn afstevenen op een klimaatcrisis van ongekende omvang. Maar gelukkig, de winsten van Shell, Unilever en Akzo en al die andere grote jongens zijn weer flink gestegen en ook met de banken gaat het best wel goed. Gaat u rustig slapen, en geniet van het mooie weer.
Dit artikel verscheen eerder op konfrontatie.nl
Reactie toevoegen