Als we op zoek gaan naar het antwoord op die vraag blijkt de rol van het IMF en Wereldbank uiterst belangrijk, omdat die een grote invloed had op de sociaal-economische ontwikkelingen in Rwanda voor 1994.
Hoe valt het te begrijpen dat buren en dorpsgenoten elkaar op zo’n grote schaal met kapmessen in mootjes hakken? Hoe kan in de loop van de tijd zo’n haat groeien tussen bevolkingsgroepen die daarvoor lang in redelijke harmonie samen hebben geleefd? Net als Auschwitz en andere verschrikkingen is dat waarschijnlijk nooit echt te begrijpen. Toch kunnen we er niet om heen om in ieder geval te zoeken naar factoren die het politieke en emotionele klimaat hebben geschapen waarin dit mogelijk werd.
Een min of meer volledige analyse van het Rwandese drama is (nog) niet te maken. Vele hoofdstukken van deze geschiedenis moeten nog geschreven worden. Het is bekend dat de tegenstelling tussen Hutu’s en Tutsi’s tijdens de koloniale bezetting door België (van 1916 tot 1962) werden opgedreven, volgens sommigen zelfs uitgevonden, en dat de Tutsi’s bevoorrecht werden. In 1959 leidde dat tot een opstand van de Hutu’s waarbij duizenden Tutsi’s werden vermoord en honderdduizenden vluchtten. Bij de onafhankelijkheid in 1962 zijn het dan ook Hutu’s die de dienst uitmaken. De voormalige kolonisator België steunt hen, evenals Frankrijk en andere westerse landen, al gaan de Amerikanen en de Britten in de loop van de tijd het Tutsi rebellenleger FPR onder leiding van de huidige president Paul Kagame steunen.
Nadat het FPR in 1990 vanuit Rwanda binnenvalt volgt een vier jaar durende burgeroorlog waarbij honderdduizenden burgers, zowel Hutu’s als Tutsi’s, omkomen. Het vredesakkoord van 1993 voorziet in een regeringsdeelname van het RFP, maar dat wordt niet gerealiseerd.
Op 16 april vormt het neerschieten van het vliegtuig met daarin president Habyarimana het startsein voor de genocide. Algemeen wordt aangenomen dat dit het werk was van extremistische Hutu’s, sommigen beweren dat Kagama’s RFP erachter zat. Wel is het duidelijk dat de westerse mogendheden met hun steun aan de ene of de andere groep de spanningen verder hebben doen oplopen.
Een andere factor die van groot belang is de sociaal-economische situatie in Rwanda in de tachtiger en begin negentiger jaren. Een periode waarin het IMF en de Wereldbank een grote rol speelde in het Midden-Afrikaanse land.
Succesvol ontwikkelingsland
Rwanda werd begin jaren negentig - vlak voor de genocide - alom als een succesvol ontwikkelingsland beschouwd. Vice Versa, ‘vakblad ontwikkelingssamenwerking’, vat in een thema over de genocide die beoordeling nog eens samen. Rwanda was een schoolvoorbeeld van ontwikkeling. Het land wordt zelfs beschouwd als ‘een model voor ontwikkeling in Afrika’. Op bijna alle indicatoren scoort Rwanda in de periode 1991 – 1993 naar tevredenheid. Het Bruto Binnenlands Product groeit; het aantal mensen dat tegen ziektes is gevaccineerd schiet omhoog.
Toch ging achter dit optimistische beeld een werkelijkheid schuil waarin economische en sociale tegenstellingen groeien; het leger en milities zich bewapenden; het vanuit Oeganda opererende FPR zich versterkte; en de basis werd gelegd voor het drama van 1994.
Hoe sterk de sociale ongelijkheid in die jaren groeide blijkt uit het feit dat terwijl in 1982 de rijkste tien procent van de bevolking twintig procent van de landbouwinkomsten ontving dat percentage in 1992 was gestegen tot 45 procent en begin 1994 zelfs tot 51 procent.
Dat had alles te maken met de politiek van het IMF en de Wereldbank, die Rwanda vanaf begin jaren tachtig op geweldige schaal leningen verstrekte. Het Habyarimana-regime werd toen door het westen als een belangrijk tegenwicht beschouwd tegen progressieve ontwikkelingen in de regio zoals de toenmalige regering van Nyrere in Tanzania, een van de leiders van de beweging van niet-gebonden landen. De buitenlandse leningen, die voor bijna negentig procent afkomstig waren van multilaterale financiële instellingen (IMF en Wereldbank) waren gericht op het ‘moderniseren’ van de economie. In de praktijk betekende dat, dat de economie werd gericht op de export van een klein aantal producten - tin, koffie en thee - wat ten koste ging van de lokale voedselproductie. Een gevolg van al die leningen was dat Rwanda een geweldige buitenlandse schuld opbouwde. (In de periode 1976 tot 1994 werd de schuld twintig maal zo groot).
Werkelijk desastreus waren de effecten van dit beleid toen vanaf 1980 de tinmarkt instortte, later gevolgd door een sterke daling van de koffie- en theeprijzen. Vooral de invoering van een structureel aanpassingsprogramma in november 1990, waarbij de koffieprijzen werden bevroren terwijl de Rwandese frank met 67 procent werd gedevalueerd en de prijzen van geïmporteerde goederen met bijna tachtig procent stegen, leidde tot het bankroet van honderdduizenden kleine koffieboeren. Zij vormden samen met verarmde delen van de stedelijke bevolking de rekruteringsvijver van de Interahamwa milities en het leger.
Macrocijfers
Hoe is het mogelijk dat deze ontwikkelingen indertijd door de internationale gemeenschap niet zijn opgemerkt? Dat heeft alles te maken met de manier waarop naar ‘ontwikkeling’ wordt gekeken en welke gegevens daarvoor als relevant worden beschouwd. Grof gezegd komt het er op neer dat door de multinationale financiële instellingen - en in navolging daarvan anderen - vooral gekeken wordt naar macro-economische cijfers. De ontwikkeling van het Bruto Nationaal Product, de toename van de handel en dergelijke. Die cijfers geven een aardige indicatie van de mate van integratie van een land in de wereldeconomie, maar niet van de levensomstandigheden van de bevolking. Boeren die voedselgewassen voor hun familie produceren en door de markt (of door bruut geweld) gedwongen worden over te schakelen op exportgewassen als koffie of thee leveren opeens een bijdrage aan het Bruto Nationaal Product, aan de buitenlandse handel, aan de geldcirculatie etcetera. Maar het kan heel goed zijn dat - hoewel ze nu wellicht voor het eerst in hun leven over een geldinkomen beschikken - de levensstandaard van deze boeren en hun gezinnen is gedaald. Dat is vooral het geval als de prijs van ‘hun’ producten op de wereldmarkt keldert. Dergelijke processen zien we in de hele ‘Derde Wereld’ en inmiddels in iets andere vorm ook in de landen van het voormalige Oostblok op grote schaal.
Dat de bureaucraten van het IMF en de Wereldbank en de westerse regering niet gezien hebben dat achter de mooie cijfers van Rwanda’s modernisering en ontwikkeling het materiaal voor een drama zich opstapelde is al erg genoeg. Maar dat ook de internationale wereld van ontwikkelingssamenwerking die met honderden mensen in Rwanda aanwezig was dit niet heeft opgemerkt is schokkerend.
Maar werkelijk verbijsterend is het om te constateren dat dat nu, tien jaar later, in die kringen nog niet is doorgedrongen. En dat bijvoorbeeld in het elf pagina’s tellende thema van het ‘vakblad ontwikkelingssamenwerking’ met geen woord wordt gerept over de werkelijkheid achter de cijfers. Het beeld van Rwanda als modelontwikkelingsland begin jaren negentig wordt vastgehouden en de enige kritiek op de internationale gemeenschap is dat de VN- vredesmacht niets deed tijdens de genocide en zelfs werd teruggetrokken.
Bewapening
Een groot deel van de leningen van het IMF en de Wereldbank verdwenen indertijd in de zakken van het regime en werden gebruikt voor wapenaankopen en verdere versterking van het leger. Van 1990 tot 1992 verdrievoudigde de militaire uitgaven. Met name Frankrijk, België en Zuid Afrika, maar ook Egypte en China leverde in de periode van 1990 tot 1994 op grote schaal wapens. Ook toen de genocide al aan de gang was en de VN een wapenembargo hadden afgekondigd werden de eerder bestelde Franse en Britse wapens via buurland Zaïre binnengesmokkeld.
Vanaf 1991 werd door mensenrechtenorganisaties alarm geslagen over de moordpartijen die aan de genocide vooraf ging. Ook het (illegale) gebruik van de leningen voor wapenaankopen bleef niet onopgemerkt, en in 1993 stopte de Wereldbank en het IMF uiteindelijk met het verstrekken van leningen. Maar zij ondernamen niets om de inmiddels zeer grote bedragen die door het regime op buitenlandse bankrekeningen waren gezet en waaruit de wapenaankopen betaald werden aan te pakken.
Dat zijn allemaal factoren die meegenomen moeten worden in een analyse van het Rwandese drama. Want ook elders zijn het soortgelijke factoren die voor sluipende Rwanda’s in andere gedaantes zorgen.
Reactie toevoegen