‘Ik werkte in het distributiecentrum van Super de Boer in Beilen en was al heel lang lid van de bond zonder daar iets mee te doen. Op een gegeven moment werd ik voorman. Dat ging een tijd goed, ik had het naar mijn zin – tot er gereorganiseerd moest worden. Dat was toen Super de Boer onder het Laurus-concern viel. Ik kreeg toen letterlijk van het management de opdracht: zorg dat er zo veel mogelijk mensen uit het bedrijf vertrekken voordat we ze zakken met geld mee moeten geven. Toen ben ik gaan kijken wat ik kon doen. Ik ben actief kaderlid geworden en ingestapt in de bestaande kadergroep van FNV bondgenoten.’
‘Die kadergroep opereerde op een manier die mij totaal niet lag en in feite zijn we begonnen met het opbouwen van een nieuwe kadergroep. Twee leden zijn gebleven en voor de rest zijn er nieuwe mensen bij gekomen. Organising was toen betrekkelijk nieuw en wij wisten er niets van af. We zijn op zoek gegaan naar hoe je vakbondswerk in het bedrijf kan doen en kwamen toen bij de methodiek van organising terecht. Zo hebben we een nieuwe kadergroep opgebouwd met behulp van de bestuurder.’
‘Die nieuwe groep functioneerde anders dan de oude. Het verschil is dat de mensen gestimuleerd werden om daadwerkelijk actief mee te werken: zelf de vakbond zijn. We gingen ook los van de bestuurder zelf plannen maken, zelf initiatieven nemen, zelf standpunten innemen. Dat alles natuurlijk wel binnen de lijnen van de vereniging FNV bondgenoten. De mensen gingen zelf aan het werk en dat is ook het belangrijkste van organising, want het actieve vakbondslid staat veel dichter bij de mensen dan welke professional dan ook.’
Maar dat is toch het zelfde als wat vroeger een actieve bedrijfsledengroep deed?
‘Ja, wat dat betreft is het ook gewoon oude wijn in nieuwe zakken. Wij zagen ons toen ook helemaal niet als een organising-club. We deden het gewoon zoals wij dachten dat een vakbond moet functioneren. Het is nu misschien wat methodischer dan vroeger, dat is denk ik het essentiële verschil tussen toen en nu. Je moet het nu wat methodischer aanpakken omdat de situatie in het bedrijf en in de hele maatschappij nu anders is.’
‘Vakbonden zijn niet meer gewend om op deze manier te opereren, alles is veel individualistischer geworden. Vroeger was het vaak zo dat als je ging werken je vader tegen je zei dat je lid moest worden van de vakbond. Dat bestaat niet meer. Dus moet je enigszins anders gaan opereren. Dan moet je beginnen met het in kaart brengen van een bedrijf, het vinden en motiveren van informele leiders op de werkvloer. Als een groep niet meer vanzelf achter je aanloopt zal je de mensen moeten vinden die de groep in beweging kunnen brengen en daar is een stuk methodiek voor, dat is organising.’
‘Toen wij begonnen was de organisatiegraad 30 procent. Toen ik 4 jaar later weg ging bij Super de Boer om voor de vakbond te gaan werken was de organisatiegraad 80 procent onder het vaste personeel en 50 procent onder de uitzendkrachten en de jongeren.’
‘Twee maanden voordat ik wegging is er een wilde staking geweest, de enige succesvolle wilde staking die er ooit in de sector handel is gehouden, en dat ging over de naleving van de distributie CAO. Dat was in één dag geregeld, maar er waren wel 300 stakers voor nodig.’
Ieder een rol
‘Kijk’, zegt Bart, als ik opgemerkt heb dat hij dus wel wat bereikt heeft bij Super de Boer. ‘We hebben dat met z’n allen gedaan. Iedereen heeft een eigen rol. Dat ik nou zo gek was om er heel veel vrije tijd in te steken betekent niet dat ik van iemand anders kan verwachten dat hij dat ook doet. Maar er zijn ook mensen die drie avonden in de week besteden aan het maken van een nieuwsbrief. Dat is ook een belangrijke bijdrage aan het opbouwen van een sterk collectief. Mensen zijn verschillend, dat moet je accepteren en daar moet je mee kunnen spelen. Het belangrijkste is dat je het gezamenlijk doet, dat je elkaar vasthoudt.’
Daarna ben je organiser geworden in dienst van de bond?
‘Ja, ik ben toen als organiser gaan werken bij Albert Heijn – en ik geloof dat ze dat bij Super de Boer niet erg vonden,’ voegt hij daar lachend aan toe. ‘Dat was een hele overgang. Als kaderlid heb je veel meer vrijheid. Als organiser heb je veel meer verantwoordelijkheid, naar de bond, de organisatie, maar ook naar de mensen zelf. Mensen ervaren je toch anders als je een van hen bent dan als je van buitenaf komt. Dan wordt er meer expertise van je verwacht. Je moet de mensen de tijd geven om aan je te wennen. En je moet met respect met ze om gaan. Je praat over hun werk, je komt bij hen thuis of bij hen in de kantine, het is hun plek, dat moet je respecteren.’
‘Ik vind het heerlijk om te doen. Ik heb in de sector handel alles gezien en gedaan wat ik wou doen: de vaste medewerkers van AH, de Polen, bij Jumbo en natuurlijk bij Super de Boer. Tijdens de schoonmaakstaking heb ik daar een tijdje meegeholpen en toen dacht ik: dat is wat ik de komende twee jaar wil doen. Daar wordt vakbondsgeschiedenis geschreven, daar wil ik aan mee doen.’
Naast de zaken die in het bedrijf spelen heb je natuurlijk ook te maken met algemene zaken, zoals de afgelopen tijd bijvoorbeeld de AOW perikelen. Hoe beïnvloedt dat elkaar?
‘Ten tijde van het AOW-traject werkte ik als organiser bij AH Zwolle. De mensen daar hebben zich heel hard ingezet om maximaal te mobiliseren voor de manifestatie. Dat is ze ook gelukt. Uiteindelijk kwam er niet uit wat zij verwacht en gehoopt hadden en werden er door de vakcentrale dingen gezegd waar zij het niet mee eens waren. En ook in de bondsraad van FNV bondgenoten werd een besluit genomen waar zij niet gelukkig mee waren. De conclusie die ze daaruit trokken was dat we landelijk niet in staat waren geweest genoeg mensen te mobiliseren. Wat natuurlijk een feit is, want als er een miljoen mensen op waren gestaan voor de AOW dan had men in den Haag wat steviger kunnen onderhandelen.’
‘Het mobiliseren voor de AOW versterkt ze wel in hun mobilisatiekracht. Waar ze vervolgens in hun eigen CAO-onderhandelingen weer voordeel van hadden. Dat perspectief hadden we ook ingebouwd. Ik heb van het begin af aan gezegd: het kan best zijn dat we dit gaan verliezen, want landelijk was het besef van de noodzaak niet zo hoog was als bij hen. Dus als er dan een boodschap komt waar ze het niet mee eens zijn, dan leggen ze dat naast zich neer en gaan over tot de orde van de dag.’
Bondgenootje
Je bent ook initiator van ‘Bondgenootje’?
‘Ja, met een aantal kaderleden in mijn netwerk in het noorden heb ik ‘Bondgenootje’ bedacht. Zij voeren het uit, ik kan dat niet naast mijn werk doen. Voor mij is het een hobby. Het is een kerngroep die een keer in de twee maanden bijeenkomsten organiseert om mensen iets te leren van de methodiek van organising. En daar is dan altijd een actie aan verbonden, vaak een ludieke actie. Het gaat om mensen uit verschillende bedrijven en verschillende sectoren, vrachtwagenchauffeurs, Hema-verkoopsters, studenten. Die zitten dan rond de tafel en praten over vakbondsmethodiek. Het is opvallend dat het ook jongeren aantrekt. De Groninger studentenbond wou ook graag meedoen, toen heb ik gezegd: prima als jullie als bestuur allemaal lid worden van FNV bondgenoten, dan doe je gewoon mee.’
Waarom dat ‘tje’ in de naam?
‘Dat was een idee van een van de kaderleden. Daarmee maak je er iets onschuldigs van, dat mensen niet direct afschrikt. Kijk: ‘FNV vecht voor je recht’, (een vakbondsnetwerk in Rotterdam) is een heel goed initiatief. Alleen een gemiddelde werknemer die nog nooit in de bond actief is geweest die schrikt al van het woord ‘vecht’, en van ‘bondgenootje’ schrik je niet. Dat was het idee.’
‘We zijn nu actief in het noorden, als het mogelijk is willen we het ook uitbreiden. Wat je nodig hebt, is een aantal kaderleden in de regio die het leuk vindt. We zorgen steeds dat er een aantal sterke kaderleden zijn die vertellen over de successen die ze bereikt hebben en dat koppel je aan het bespreken van de organising-methodiek. Dat het ook niet-traditionele vakbondsleden trekt komt ook door het ludieke karakter van de acties. Met de landelijke verkiezingen hebben we alle verkiezingsborden in Groningen afgeplakt met ludieke spreuken. We hebben ook over alle partijen heen geplakt, want we zijn natuurlijk wel politiek neutraal.’
‘We vragen aan iedere bezoeker om op de volgende bijeenkomst iemand mee te nemen waarvan je denkt dat die hier ook bij zou willen zijn. En aan die mensen vragen we op een goed moment; ‘ben je lid van een bond?’ Als ze dat niet zijn vragen we het aan het eind van de dag na de actie nog een keer. Het winnen van leden is niet het eerste doel. Het eerste doel is mensen te laten zien dat je zelf iets kan veranderen, dan zien ze ook het nut van lidmaatschap.’
Reactie toevoegen