Het nieuwe tijdperk van plagen in het kapitalisme, deel 2

Ian Angus - 

Dit is deel twee van een meerdelig artikel over de oorzaken en gevolgen van het afglijden van het wereldwijde kapitalisme naar een tijdperk waarin infectieziekten steeds vaker voorkomen. Deel een vind je hier. Mijn opvattingen zijn onderhevig aan voortdurende discussie en toetsing in de praktijk. Ik kijk uit naar jullie commentaar, kritiek en correcties.

Een vraag die in de meeste verslagen over de covid-19 pandemie onbeantwoord blijft, is waarom nu? Waarom heeft een virus dat eeuwenlang vreedzaam verbleef in een wild dier op het platteland van China plotseling miljoenen mensen over de hele wereld aangevallen? [1]

Een potentieel dodelijk virus kan pas echt een ziekte veroorzaken als de omstandigheden aanwezig zijn om een plant of dier te besmetten en zich te vermenigvuldigen. En om een ziekte een epidemie of pandemie te laten worden, moeten de omstandigheden zodanig zijn dat de ziekte zich snel onder anderen verspreidt. Epidemieën en pandemieën zijn tegelijkertijd microbiologisch en macro-ecologisch [2] ‒ ze ontstaan en verspreiden zich door interactie en conflict tussen biologische verandering en sociale verandering.

Om te begrijpen waarom nieuwe virusziekten zich nu vermenigvuldigen, richten we ons eerst op de meedogenloze evolutie van de kleinste en meest talrijke biologische entiteiten op aarde.

Als je de meeste mensen vraagt wat virussen zijn, zullen ze iets zeggen over ziektekiemen. Tot voor kort was dat ook hoe de meeste wetenschappers tegen virussen aankeken: in 1977 schreven de beroemde biologen Jean en Peter Medawar dat een virus 'gewoon een stukje slecht nieuws verpakt in eiwit' is. Niemand kon een virus zien voor de uitvinding van de elektronenmicroscoop in de jaren 1930, en tenzij het een ziekte veroorzaakte, wisten wetenschappers niet waar ze naar moesten zoeken. Tientallen jaren lang werden virussen geclassificeerd op basis van hun uiterlijk en hun invloed op de menselijke gezondheid.

Pas in deze eeuw heeft geautomatiseerde genetische analyse een snelle identificatie van grote aantallen virussen mogelijk gemaakt, wat een revolutie in de virologie teweeg heeft gebracht. In onderzoek na onderzoek ontdekken wetenschappers duizenden tot nu toe onbekende virussen ‒ zo veel dat het moeilijk is om ze te catalogiseren en we geen idee hebben wat de meeste virussen doen (als ze al iets doen).

De cijfers zijn verbijsterend. Kan iemand getallen bevatten als de geschatte 1031 individuele virussen op aarde ‒ 10 miljoen keer zoveel als er sterren zijn in het heelal? Elke liter oceaanwater bevat ongeveer 100 miljard virussen en door de wind verspreid stof draagt elke dag zo'n 800 miljoen virussen naar elke vierkante meter van het aardoppervlak. Er zijn op elk moment ongeveer een biljoen virussen in je lichaam ‒ sommige infecteren je menselijke cellen, sommige infecteren de miljoenen bacteriën die we allemaal bij ons dragen, en sommige passeren gewoon via je voedsel of adem.

Ze zijn, zoals evolutiebioloog John Thompson schrijft, 'in veel opzichten de meest succesvolle levensstijl op aarde.' [3]

Virussen zijn verreweg de meest voorkomende organische entiteiten die we kennen; ze komen waarschijnlijk vaker voor dan alle andere levensvormen bij elkaar... Elke ecologische niche waarin leven kan worden gevonden is doordrongen van de virosfeer. Meer dan 100 miljoen soorten virussen infecteren alle soorten levende wezens, inclusief dieren, microben en planten. [4]

De meeste virussen zijn specialisten die alleen bepaalde soorten microben, planten of dieren kunnen infecteren ‒ en meestal alleen specifieke soorten cellen in specifieke soorten. Hondsdolheid infecteert bijvoorbeeld eerst de spiercellen van sommige zoogdieren en valt daarna hun hersencellen aan. Ebola-virussen richten zich op cellen in de lever en het immuunsysteem van mensen en op de binnenbekleding van onze aderen en slagaders. Coronavirussen infecteren cellen in de menselijke luchtwegen. Sommige veroorzaken lichte verkoudheidssymptomen en andere veroorzaken sars of covid-19.

Virussen spelen een belangrijke rol in de biogeochemische cycli die het hele systeem aarde bepalen en aandrijven. Sommige virussen doden elke dag miljarden eencellige organismen in de oceanen, waardoor miljoenen tonnen organische koolstof zinken (en uiteindelijk worden gerecycled). Ongeveer een kwart van de vaste koolstof gaat door dergelijke virusgestuurde processen en vijf procent van de zuurstof die je inademt is afkomstig van door virussen gestimuleerde fotosynthese in de oceanen. Veel virussen bestaan in permanente symbiotische relaties in de cellen van planten en dieren, ze doden schadelijke bacteriën, stimuleren de productie van essentiële chemicaliën, helpen bij de spijsvertering en nog veel meer. Ongeveer 8 procent van het menselijk genoom bestaat uit dna dat oorspronkelijk afkomstig is van verschillende virussen.

Maar in dit artikel richt ik me op de kleine minderheid, een fractie van een procent van alle virussoorten, die ziekten kunnen veroorzaken bij mensen en andere dieren. Twee biologische eigenschappen, die alle virussen gemeen hebben, maken deze potentiële ziekteverwekkers bijzonder gevaarlijk.

1. Virussen kunnen zich niet zelf reproduceren. Virussen verschillen van alle andere levensvormen ‒ er is zelfs een voortdurend debat over de vraag of ze überhaupt wel leven. Ze hebben geen eigen stofwisselingssysteem, geen energiebron om überhaupt iets te doen. Dat is leven (als dat woord al van toepassing is), teruggebracht tot een handvol rna- of dna-instructies om kopieën van zichzelf te maken. Het kan zich alleen voortplanten door een levende cel binnen te dringen en de voortplantingsmachine te kapen. Als het dat doet, kunnen er binnen een paar uur honderden of duizenden kopieën worden gemaakt en in het milieu worden losgelaten.

Dat voortplantingsproces kan ziekten veroorzaken door cellen te verhinderen essentiële functies voor het grotere organisme uit te voeren, door het immuunsysteem van de gastheer aan te zetten tot een overreactie, of door een combinatie van beide. Zoals viroloog Marilyn Roossinck schrijft:

Als we ons voorstellen dat virussen een doel hebben, dan is het simpelweg om meer van zichzelf te maken. Ze zijn niet gedreven om ziektes te veroorzaken of om goed te doen; ze willen gewoon meer virussen maken. Soms, in deze drang om te reproduceren, profiteren ze van hun gastheren, en als dat gebeurt kan er sterke selectie zijn om de relatie in stand te houden. Soms veroorzaken ze per ongeluk schade aan hun gastheer, vooral als zij en hun gastheer een nieuwe relatie hebben die nog moet worden aangescherpt door aanpassing en evolutie. Uiteindelijk zal een virus alles aanpassen wat zijn doel om zich voort te planten bevordert. [5]

Ondanks het woord 'doelen', zoeken virussen op geen enkele manier naar nieuwe cellen om te infecteren. Als ze niet in cellen zitten, zijn virussen inert en kunnen ze helemaal niets doen. Alleen toevallig contact met geschikte cellen zorgt ervoor dat ze zich weer kunnen reproduceren, maar omdat er miljoenen van zijn, is de kans groot dat sommige nieuwe cellen infecteren en de reproductie hervatten. [6]

2. Virussen evolueren voortdurend terwijl ze zich voortplanten. In tegenstelling tot cellen reproduceren virussen zich niet door zich te delen ‒ in plaats daarvan dwingen ze de gastheercel om de nodige eiwitten aan te maken en die vervolgens samen te voegen tot kopieën van zichzelf. In tegenstelling tot dna, met zijn beroemde 'dubbele helix' structuur die kopieerfouten identificeert en corrigeert als een cel zich deelt, bestaat het genetisch materiaal van de meeste virussen uit rna, dat een dergelijk foutcorrigerend vermogen niet heeft. Gemiddeld zit er één fout, of mutatie, in elke kopie van een rna-virus. [7] Als twee soorten virussen dezelfde cel infecteren, kunnen ze hun genen verwisselen, waardoor hybriden ontstaan. De meeste mutaties en genenuitwisselingen verzwakken het virus of schakelen het uit, maar mutaties die een overlevingsvoordeel opleveren, verspreiden zich door de viruspopulatie.

Die verandering van genen creëert oneindig veel mogelijkheden voor nieuwe virussen en virusdeeltjes om te evolueren en door diverse levensvormen te gaan. Op die manier creëren neven en nichten, gedurende enkele triljoenen generaties, nakomelingen die zich steeds meer van elkaar onderscheiden. [8]

In wezen leidt de combinatie van kopieerfouten en Darwinistische natuurlijke selectie tot grote aantallen gelijktijdige experimenten in virale evolutie. Zoals de marxistische bioloog Richard Levins drie decennia geleden al waarschuwde, geeft constante evolutionaire verandering microbiële ziekteverwekkers een aanzienlijk voordeel ten opzichte van de medische wetenschap.

De genetische samenstelling van pathogene populaties... verandert gemakkelijk, niet alleen op lange termijn maar zelfs in de loop van een enkele uitbraak en binnen een enkele gastheer tijdens een ziekteperiode. Er worden sterke tegengestelde eisen gesteld aan de biologie van de ziekteverwekker om te selecteren op toegang tot voedingsstoffen, om de afweer van het lichaam te omzeilen en om naar een nieuwe gastheer te vertrekken. Variaties in de voedingstoestand van een lichaam, het immuunsysteem, de aan- of afwezigheid van andere infecties, de toegang tot behandeling, het behandelingsregime en de omstandigheden van overdracht duwen en trekken de genetische samenstelling van pathogenenpopulaties in verschillende richtingen.

Dat betekent dat we voortdurend nieuwe stammen zien ontstaan, nieuwe stammen die verschillen in hun resistentie tegen medicijnen en antibiotica, klinisch verloop, virulentie en biochemische details. Sommige ontwikkelen zelfs resistentie tegen behandelingen die nog niet gebruikt zijn als die het overleven van de ziekteverwekkers bedreigen op een manier die vergelijkbaar is met oude behandelingen. [9]

Een virus dat zijn gastheer doodt, sterft uit tenzij het een andere gastheer kan infecteren voordat de eerste sterft. Gewoonlijk vindt zo'n verplaatsing alleen plaats binnen een soort, maar zoönotische infecties kunnen optreden als een virus overspringt van dieren naar mensen. Als dat gebeurt, kan een virus dat onschadelijk was in de oorspronkelijke diersoort, ernstige ziekte en zelfs de dood veroorzaken in de volgende diersoort. Maar een virus kan geen nieuwe soort infecteren als de juiste omstandigheden voor soortovergang niet bestaan. Ecoloog Jaime García-Moreno legt uit dat de fysieke en biologische barrières om van de ene soort naar de andere te gaan ervoor hebben gezorgd dat dergelijke verschuivingen relatief zeldzaam zijn.

Ziekteverwekkers zijn vaak beperkt tot één gastheersoort (of tot een groep verwante soorten), en dus, ondanks de voortdurende blootstelling aan meerdere ziekteverwekkers die andere soorten als gastheer hebben, kunnen en zullen de meeste van die ziekteverwekkers mensen niet infecteren; de ziekteverwekkers die er wel in slagen, veroorzaken zelden ziekte bij mensen en leiden bijna altijd tot doodlopende infectieketens...

Het is duidelijk dat alleen het verschijnen van een nieuw pathogeen onvoldoende is om een nieuwe ziekte te veroorzaken, omdat er veel factoren zijn die uiteindelijk bepalen of een pathogeen een potentiële gastheer kan infecteren en of de infectie zichzelf kan verspreiden ‒ verspreiding van de gastheer, vrijlating van het pathogeen uit de gastheer en overleving, blootstelling van de mens (of een andere nieuwe gastheer) of immuunrespons om er maar een paar te noemen. We worden dagelijks blootgesteld aan meerdere virussen, maar slechts enkele hebben de mechanismen ontwikkeld om een succesvolle infectiecyclus bij mensen te veroorzaken. [10]

Toch hebben door de eeuwen heen veel virussen de sprong gewaagd. Sommige vroege jagers liepen ongetwijfeld dodelijke ziektes op uit het bloed van de dieren die ze doodden, slachtten en aten, maar hun samenlevingen waren te klein om de ziekteverwekkers te laten overleven als menselijke ziektes. Dat veranderde met de neolithische revolutie, toen de veeteelt grote aantallen mensen in direct contact bracht met dieren. De veeteelt creëerde een 'goudmijn voor onze microben... toen we sociale dieren domesticeerden, zoals koeien en varkens, werden ze al getroffen door epidemische ziekten die gewoon lagen te wachten om op ons te worden overgedragen.' [11]

Maar alleen de oversteek naar menselijke gastheren was geen garantie voor langdurig viraal succes. Om als menselijke ziekteverwekkers te kunnen overleven, moet een virus zich kunnen verplaatsen naar niet-geïnfecteerde mensen voordat de geïnfecteerde sterft of immuniteit ontwikkelt. Aan die voorwaarde werd voldaan door de vorming van grote nederzettingen en steden die gepaard ging met de invoering van landbouw. Grote aantallen mensen die dicht bij elkaar leefden, boden een ideale omgeving voor dierlijke ziekteverwekkers om zich te verspreiden en aan te passen aan de menselijke biologie.

Sinds het neolithicum hebben honderden virussen zich met succes van dieren naar mensen verplaatst ‒ eerst door lokale gemeenschappen te besmetten en zich vervolgens in de lichamen van soldaten en handelaars naar anderen te verspreiden. In sommige gevallen ‒ de Europese invasie van Amerika is een bijzonder gruwelijk voorbeeld ‒ veroorzaakte dat pandemieën die miljoenen mensen doodden die geen immuniteit hadden ontwikkeld.

De meeste infectieziekten die mensen nu treffen ‒ waaronder virussen, bacteriën, schimmels en parasieten ‒ zijn ontstaan bij wilde en gedomesticeerde dieren. Een rapport dat in 2020 werd gepubliceerd, stelde vast dat 'over de hele wereld de 13 meest voorkomende zoönoses de grootste impact hadden op arme veehouders in landen met een laag of gemiddeld inkomen en naar schatting 2,4 miljard ziektegevallen en 2,7 miljoen sterfgevallen bij mensen per jaar veroorzaakten.' [12] Die cijfers werden bijna onmiddellijk achterhaald door covid-19.

Het aantal microscopische ziekteverwekkers waar we nu mee te maken hebben is ongekend in onze geschiedenis en er komen er nog meer aan. Zoals een wetenschappelijk onderzoekspanel de Amerikaanse regering in 1993 vertelde:

Het is onrealistisch om te verwachten dat de mensheid een volledige overwinning zal behalen op de vele bestaande microbiële ziekten, of op de ziekten die in de toekomst zullen opduiken... Microben behoren tot de meest talrijke en diverse organismen op aarde; pathogene microben kunnen veerkrachtige, gevaarlijke vijanden zijn. Hoewel het onmogelijk is om hun individuele opkomst in tijd en plaats te voorspellen, kunnen we erop vertrouwen dat er nieuwe microbiële ziekten zullen opduiken...

Hoewel de kans klein is dat een willekeurig gekozen organisme een succesvol menselijk pathogeen wordt, vergroot de grote verscheidenheid aan micro-organismen in de natuur die kans... Co-evolutie van ziekteverwekkers en hun dierlijke en menselijke gastheren zal een uitdaging blijven voor de medische wetenschap omdat verandering, nieuwigheid of 'nieuwheid' is ingebouwd in zulke relaties... [13]

Radicale veranderingen in het milieu, aangedreven door de onverbiddelijke drang van het kapitalisme om koste wat het kost te groeien, hebben de natuurlijke barrières tegen de opkomst van nieuwe ziekteverwekkers verzwakt en de mogelijkheden voor agressieve virussen om mensen te infecteren vermenigvuldigd. Als gevolg daarvan zien we de opkomst van meer zoönotische ziekten en kunnen we verwachten dat wereldwijde pandemieën het Antropoceen in toenemende mate zullen kenmerken.

Wordt vervolgd.

Noten

[1] Sommige lezers hebben vragen gesteld over beweringen dat het virus uit een Chinees laboratorium kwam. Onderzoek naar de exacte oorsprong is nog gaande, maar het bewijs voor een dierlijke oorsprong is zeer sterk, terwijl het bewijs voor een lab link vrijwel onbestaand is.

[2] Chuăng, Social Contagion: And Other Material on Microbiological Class War in China (Chicago, IL: Charles H. Kerr Publishing Company, 2021), 24.

[3] John N. Thompson, Relentless Evolution (Chicago: Univ. of Chicago Press, 2013), 113.

[4] Anne Aronsson; Fynn Holm, 'Multispecies Entanglements in the Virosphere: Rethinking the Anthropocene in Light of the 2019 Coronavirus Outbreak,' The Anthropocene Review 9, nr. 1 (2022): 26.

[5] Marilyn J. Roossinck, Viruses: A Natural History (Princeton: Princeton University Press, 2023), 64.

[6] Dorothy Crawford, Viruses: The Invisible Enemy, 2nd ed. (Oxford: Oxford University Press, 2021), 14.

[7] Roossinck, Viruses, 138.

[8] Pranay G. Lal, Invisible Empire: The Natural History of Viruses (Gurugram, Haryana, India: Penguin/Viking, 2021), 41.

[9] Richard Levins, 'When Science Fails Us,' International Socialism, september 1996.

[10] Jaime Garcia-Moreno, 'Zoonoses in a Changing World,' Bioscience 73 (n.d.): 712.

[11] Jared M. Diamond, Guns, Germs, and Steel: The Fates of Human Societies (New York: Norton, 1999), 205–6.

[12] Md. Tanvir Rahman et al., 'Zoonotic Diseases: Etiology, Impact, and Control,' Microorganisms 8, no. 9 (September 12, 2020): 1405.

[13] Institute of Medicine, Emerging Infections: Microbial Threats to Health in the United States, ed. Joshua Lederberg, Robert E. Shope, and Stanley C. Oaks, 3. (Washington, DC: National Acad. Press, 1993), 32, 44.

Dit artikel stond op Climate&Capitalism. Nederlandse vertaling redactie Grenzeloos.

Soort artikel

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop