Koffers vol met boeken

Kees Beekmans is een schrijver die tegen de stroom in roeit. Het is geen tijd van zachte heelmeesters of begrip voor de dieper liggende oorzaken van maatschappelijke problemen. Laat staan voor een beetje liefde voor kinderen op een zwarte school. De tijdsgeest is meer van: ‘wie niet luisteren wil moet maar voelen en anders ga je maar terug naar je eigen land.’
Maar Kees Beekmans, schrijver en docent op zwarte scholen, houdt van zijn leerlingen, laat ze aan het woord en probeert op onnavolgbare, journalistiek antropologische wijze de lezer iets te laten zien van een andere, beruchte wereld – die van de zwarte school. Zijn Een hand kan niet klapt - en andere verhalen van de zwarte school, een bundeling columns en verhalen die hij voor NRC Handelsblad en de Groene Amsterdammer schreef, is een juweeltje waar je – als je oprecht geïnteresseerd bent in de multiculturele samenleving, inclusief alle problemen – duizend keer meer aan hebt dan alle analyses van zogenaamde specialisten die eigenlijk helemaal niet van culturele diversiteit houden.

Hand ‘werkt’
De columns in het boek zijn in twee periodes geschreven. De eerste serie werd geschreven in de tijd dat Beekmans les gaf aan zogenaamde schakelklassen, voor kinderen die net uit het buitenland hier zijn komen wonen, op een scholengemeenschap voor MAVO, HAVO, VWO. De tweede serie gaat over zijn ervaringen op het VMBO en, het afvalputje van het Nederlandse onderwijs, de praktijkschool, voor kinderen voor wie het VMBO te hoog gegrepen is.
De verhalen uit de eerste periode gaan vooral over de moeilijkheden die kinderen ervaren als ze Nederlands leren, over het omgaan met een heel andere cultuur, het ontdekken van Nederland en het opzoeken van grenzen. Het eerste verhaal is illustratief. De kinderen krijgen de opdracht een opstel te schrijven – hun Nederlands is dan nog heel beperkt. De zestienjarige Marokkaan Mounir schrijft grapjes die bedenkt op, checkt steeds of de leraar ze wel leuk vindt en als dat zo blijkt te zijn gaat hij steeds een stapje verder. Opeens blijkt hij op zoek te zijn naar het Nederlandse woord voor aftrekken – Beekman raadt de jongen aan maar het woord ‘werken’ te gebruiken. Dit is het resultaat: ‘in een dag Madonna heeft naar Marokko gekomen en zij danst, dingen en uittrekken maar niemand klapt. Madonna boos en vraag een mens waarom jullie niet klappen en hij zegt een hand kan niet klapt want andere hand ‘werkt’.

Sjodemieter
Beekmans is op unieke wijze in staat dit soort verhalen te vertellen, het gebrekkige Nederlands van de kinderen in de columns te gebruiken zonder ze voor gek te zetten. Hij blijft respectvol, houdt enige afstand, en laat de lezer met hem meevoelen – zijn vertedering, de hilarische momenten in zo’n klas, maar ook zo nu en dan de woede en machteloosheid.
De tweede serie columns zijn van een andere toon. De situatie op het VMBO is moeilijker, de kinderen hebben ingewikkelde problemen, gedragen zich soms ook heel moeilijk, het contact met de ouders verloopt vaak stroef. Het verhaal ‘Deesj jongen sjodemieter’ is hilarisch en verdrietig tegelijkertijd. Mohammed, een jongen die zich aangetrokken voelt tot het ‘verkeerde pad’, gooit vuurwerk in de wasserette vlakbij school. De eigenaar klaagt, Beekmans haalt de jongen uit de les. Vader komt op school en toont zijn onmacht. Hij begint meteen te schreeuwen: ‘Deesj jongen sjodemieter! Deesj jongen klootsjak! Groot klootsjak!. Deesj jongen morgen hij sjlaap in kelder. Jij hoor mij, klootsjak? Jij sjlaap in kelder!’
De verhalen van de praktijkschool – iedere week in de Groene – roepen enige frustratie op. Beekmans laat onnavolgbaar zien dat het hier om zeer beperkte kinderen gaat, waarvoor het belangrijk is dat ze iets leren wat ze leuk vinden en een beetje goed kunnen. Waarom zou een jongen die handig is met fietsen maar verder heel weinig kan – Beekmans is heel duidelijk – allerlei theoretische dingen uit een boek moeten lezen. Terwijl zo’n jongen verdrietig en onhandelbaar wordt als dat boek open gaat.

Krimp
De frustratie komt als Beekmans laat zien dat beleidsmakers gewoon niet willen luisteren naar wat de echte specialisten, de mannen en vrouwen voor de klas, hebben te zeggen. Schandelijk is het, de onderkomens waarin deze kinderen – die vaak al kampen met een minderwaardigheidscomplex, over hun school in negatieve zin spreken, weinig hebben om trots op te zijn – les krijgen. Tenenkrommend is het verhaal over de Surinamer Purcy Standar, een geweldige docent, een autodidact met een natuurlijk gezag en veel liefde voor de kinderen, die weg moet omdat de school krimpt. Weer een goede docent die graag op een zwarte praktijkschool werkt minder.
Te weinig geld, te weinig personeel – en dan verbaasd zijn dat kinderen als deze die vaak ook problemen thuis hebben en van wie de ouders vaak intellectueel even beperkt zijn, het verkeerde pad op gaan. De logica van de verrechtsing is de logica van de wapenstok, niet het wapen van onderwijs.

El Negro
Heb je Een hand kan niet klapt uit, ga dan eens zitten voor het magistrale El Negro en ik. De boeken van Frank Westerman kun je in principe blind kopen – en geweldige stijl, grote compassie, gewoon een goede schrijver. El Negro en ik is een zoektocht naar de geschiedenis van El Negro, de Zuid-Afrikaanse bosjesman die net als Sara Baartman door handelaren en wetenschappers werd ‘opgezet’, verhandeld en verscheept naar West Europa om onderzocht en tentoongesteld te worden. Terecht gebruikt Westerman zijn zoektocht naar de wortels van El Negro, die nog niet zo lang geleden nog in een Spaans museum te zien was, voor een bespiegeling over kolonialisme, racisme en ontwikkelingssamenwerking. Westerman had ooit het ideaal de wereld met ontwikkelingssamenwerking te redden, maar blijkt steeds weer te maken te krijgen met ras en koloniale verhoudingen. Zeer de moeite waard, hoewel misschien een beetje te zware kost voor een echt ontspannen vakantie.

Kees Beekmans, Eén hand kan niet klapt en andere verhalen uit de zwarte klas, € 15,95. Frank Westerman, El Negro en ik, € 19,90.


 

 

Perdido Street Station en The Scar

Science-fiction en fantasy zijn ideale genres om te ontsnappen aan de alledaagse werkelijkheid. Gevuld met fantasie, werelden die in niks op de onze lijken. China Miéville is een meester in het creëren van dergelijke fantasie werelden. Zoals de gigantische metropool waar het boek Perdido Street Station zich afspeelt. Of de drijvende piratenstad in The Scar. Miévilles werelden zijn fascinerende collecties van bizarre architectuur, vreemde wezens, magie en techniek. Voor zijn verhalen plundert de zelfbenoemde geek de tradities van fantasy en science-fiction.
En tegelijkertijd schept hij er genoegen in om korte metten te maken met de clichés waar deze genres onder gebukt gaan. Duidelijke keuzes tussen goed en kwaad zijn er niet altijd. En misdadigers blijven onbestraft, veilig verheven boven de wet. En hier komen de overtuigingen van Miéville, eens parlementskandidaat voor de Socialist Alliance en schrijver van Between Equal Rights: A Marxist Theory Of International Law om de hoek kijken. De regeringen van New Crobuzon en Armada voldoen in alles aan Friedrich Engels omschrijving van staten als ‘groepen gewapende mannen’. En als Miéville in The Scar beschrijft hoe na een oproer de oude heersers terugkeren omdat de opstandelingen geen programma of organisatie hebben, schemeren de ideeën van klassieke revolutionairen door. Ook zijn hoofdpersonen zijn een verademing. Geen heldhaftige ruimteverkenners. In plaats daarvan, een wanhopige vluchtelinge in The Scar of een homoseksuele revolutionair in The Iron Council.
Miéville biedt tegelijk een ontsnapping aan de werkelijkheid en een spiegel van aspecten ervan. Zijn boeken bieden niet alleen vermaak maar ook stof tot nadenken over morele kwesties en politieke idealen. Perfect leesvoer voor vakantiegangers met een passie voor politiek. (Alex de Jong)

Perdido Street Station en The Scar zijn ook vertaald in het Nederlands, respectievelijk als Station Perdido en Armada.


 

 

Blacklist

Twaalf eerdere detectives van Sara Paretsky met V.I. Warshawski in de hoofdrol lieten zien dat dat Paretsky niet te overtreffen is in de categorie feministische misdaadroman. De tegenstrijdigheden van de hedendaagse feministische speurneus zijn niet mooier te illustreren: Warshawski is ontzettend gevoelig en prikkelbaar, en toch lukt het haar even taai te zijn als Dashiell Hammetts Sam Spade. Ze besteed veel aandacht aan haar kleding, die telkens weer in een mom van tijd verscheurd en bevlekt raakt. Bovendien zijn de linksige standpunten uit Paretskys studententijd nog steeds niet helemaal verwaterd – ze komen tot uitdrukking in het wereldbeeld van V.I. Warshawski. En dat terwijl haar klanten doorgaans de verzekeringsgiganten en miljonairs van Chicago zijn – een toestand die natuurlijk tot veel spanningen leidt.
In Blacklist pakt Paretsky haar meest beladen ontwerp aan tot nu toe: de dreiging van het islamitische terrorisme in de Verenigde Staten van na 9/11. Door een gezin centraal te stellen waarvan de dochter tot de jonge generatie van nu hoort terwijl de ouders politiek actief waren in de jaren 1950, trekt ze vernuft historische parallellen tussen de anticommunistische kruistocht van toen en de antifundamentalistische kruistocht van nu, en tussen het racisme (gericht op de zwarte bevolking) van toen en de islamofobie van nu. De jongen waarop de FBI jaagt zou in sommige opzichten een doorsnee halfgeradicaliseerde Nederlandse Marokkaan kunnen zijn. En Paretsky kent de juridische situatie: ze laat de gevolgen van de Patriot Act zien, op een manier die even realistisch als surrealistisch is. Toch worden de politieke details zo bekwaam in het verhaal vervlochten dat sommige lezers er niet bij zullen stilstaan. Het is het verhaal dat van begin tot eind blijft boeien. (Peter Drucker)

Sara Paretsky. Blacklist. Penguin, 2003. € 11,95. In het Nederlands uitgegeven als Zwarte lijst. Archipel, 2004. € 19.95.


 

 

De gelukkigen
Even de boel de boel laten, ertussenuit knijpen en nieuwe energie opdoen voor het nieuwe seizoen: zie hier het nuchtere vakantie-ideaal van de pre-Fortuynistische linkse activist. Helaas, anno 2005 voldoet zo'n rustpauze niet meer. Wil het tripje van de door betweterige rechtse populisten murw gebeukte wereldburger niet omslaan in permanente emigratie, dan is toch echt een drastischer behandeling nodig. Een stevige kuur in anders denken. Boeken die daarbij slechts 'prikkelen' zijn bij lange na niet voldoende. Een dikke spuit antiautoritarisme, dat is nodig om de patiënt niet te doen wegzakken naar de onderwereld van grijze angstige burgers!
De gelukkigen, van Peter Paul Zahl, zo heet het door uw redacteur voorgeschreven vaccin. Niet nieuw, maar een gouwe ouwe. Achtergronddecor: Berlijn Kreuzberg, de jaren zeventig. Figuranten: heel veel radicaal-linkse alternatievelingen en wat boefjes. Onderwerp: liefde, woongroepen en Krawalle machen. Stenen smijten dus. Leven volgens het autonome credo 'ik verzet mij, dus ik besta'.
Eens met alles? Absoluut niet. Politieke beoordeling? Chaotisch, soms ronduit dom, zonder strategie. Maar oh, de ervaring om dit te lezen in deze tijden! Vergelijk het met een naakte travestiet door Urk zien rennen, of een groep asielzoekers de woning van Wilders zien kraken. Even bladeren naar hoofdstuk zes: 'Keine Freude gleicht dem Aufruhr!' (Koen Haegens)

De Nederlandse vertaling is vaak nog te vinden in de betere tweedehands boekhandel. In het Duits zijn nieuwe, goedkope hardcoveruitgaven verkrijgbaar.


 

 

Sonny Boy
Mijn aanrader voor deze vakantie is: Sonny Boy van Annejet van der Zijl. Annejet schreef eerder een biografie van Annie M.G. Schmidt. In Sonny Boy verhaalt ze van het leven van Rika v.d. Lans in de eerste helft van de twintigste eeuw. Een vrouw die opgroeit in een Haags katholiek middenstandsmilieu. Het gaat over haar ‘onmogelijke’ huwelijk met een protestant. Over haar scheiding van die man en daarmee van haar kinderen, die ze slechts één maal per jaar twee uur mocht zien. Over een nieuwe relatie met een twintig jaar jongere Surinamer. Over haar pension in Scheveningen, waar ze tijdens de Duitse bezetting onderduikers zou verbergen. Dit alles tegen de achtergrond van een verstikkende moraal, de crisisjaren en de Tweede Wereldoorlog. En passant krijgen we ook een beeld van het leven in het koloniale Suriname van die dagen.
Sebastian Haffner schreef ooit: ‘Wie iets van een bepaalde tijd wil begrijpen, moet biografieën lezen, en dan niet die van staatslieden, maar de in aantal veel te schaarse biografieën van onbekende burgers.’ Haffner bewees het gelijk van die stelling in zijn eigen Het Verhaal Van Een Duitser. Geert Mak deed dat in De Eeuw Van Mijn Vader. Annejet van der Zijl doet dat in Sonny Boy. In keurig Nederlands en met veel verbeeldingskracht. Een ontroerend boek, waaruit blijkt dat de ware helden in de geschiedenis vaak hele gewone mensen waren…(Rob Lubbersen)

Sonny Boy van Annejet van der Zijl is verkrijgbaar in iedere boekhandel. € 17,50

Soort artikel

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop