Livio Maitan, een vergeten reus van het Italiaanse marxisme

Livio Maitan behoorde tot een verloren wereld van professionele revolutionairen wiens strijd en offers een zwaar stempel drukten op de twintigste-eeuwse geschiedenis. Historicus Enzo Traverso brengt een eerbetoon aan een van de meest creatieve activisten-intellectuelen van Italiaans links.

Dit jaar is het honderd jaar geleden dat de Italiaanse marxist Livio Maitan werd geboren. Maitan, ­een opmerkelijke figuur van radicaal links die in 2004 overleed, is vrijwel onbekend onder de jongste generatie politieke activisten. Zijn intellectuele en politieke traject behoren tot de geschiedenis van een tijdperk van vuur en bloed dat eindigde in de jaren negentig, tussen het einde van de Koude Oorlog en de aanslagen van 11 september.

Vijftig jaar lang, tussen de jaren 1940 en de jaren 1990, was Maitan een van de leidende figuren van de trotskistische Vierde Internationale, naast Pierre Frank en Ernest Mandel. Als onvermoeibare strateeg en organisator was hij heel invloedrijk in veel van de cruciale beslissingen van de Vierde Internationale ‒ hoewel hij minder kleurrijk en flamboyant was dan sommige andere leiders en slechts kort figureerde als personage in Redemption (1990), Tariq Ali's satirische roman over de Vierde Internationale.

In zijn geboorteland Italië was Maitan een publieke figuur van radicaal links. Een conferentie in de Nationale Bibliotheek in Rome besprak onlangs zijn nalatenschap, waaraan veel prominente vertegenwoordigers van Italiaans links deelnamen, van Fausto Bertinotti tot Luciana Castellina.

Honderd jaar na Maitans geboorte en bijna twintig jaar na zijn dood verdient zijn nalatenschap een retrospectieve reflectie. Binnen deze brede horizon lijkt hij mij erg ver verwijderd van onze eigen tijd. Hij behoort tot een wereld die niet meer bestaat en misschien juist daarom is hij belangrijk voor ons historisch bewustzijn.

Professionele revolutionairen

Livio Maitan belichaamde een nobele figuur, in veel opzichten heroïsch en tragisch, die de geschiedenis van de twintigste eeuw diep heeft getekend: de professionele revolutionair. Het is de moeite waard om even stil te staan bij de definitie van deze term. Revolutionairen zijn niet verdwenen: ze zijn er nog steeds en ze zijn waarschijnlijk talrijker dan je denkt. Maar terwijl de eenentwintigste eeuw al revoluties heeft gekend, behoort de figuur van de professionele revolutionair tot het verleden.

Met uitzondering van enkele nationale bevrijdingsbewegingen in het Zuiden, behoren professionele revolutionairen nu tot een tijd waarin de arbeidsdeling, politieke partijen en de publieke sfeer allemaal anders gestructureerd waren. Bovenal behoren ze tot een tijd waarin revolutie een horizon van verwachting was of, in de taal van Ernst Bloch, een concrete, noodzakelijke en mogelijke utopie, een utopie die was doorgedrongen tot het mentale universum van miljoenen mensen.

Professionele revolutionairen waren mannen en vrouwen voor wie revolutie niet alleen een project was om aan te hangen of voor te vechten, maar een manier van leven ‒ een keuze die hun hele bestaan oriënteerde en vorm gaf. Deze keuze impliceerde diepe politieke, culturele en ideologische motivaties, die in twijfel getrokken, heroverwogen of gecorrigeerd konden worden, maar die het uitgangspunt vormden voor het ervaren van de werkelijkheid.

We zouden kunnen zeggen dat deze revolutionairen Max Webers tweedeling tussen politiek als roeping en politiek als beroep overwonnen. Maar we moeten eraan toevoegen dat voor professionele revolutionairen politiek allesbehalve een mogelijkheid was om 'carrière' te maken. Het was een keuze die veeleer inhield dat men volledig afzag van een goedbetaalde, respectabele en prestigieuze carrière. Het was een keuze om deel uit te maken van een soort tegenmaatschappij.

Als professionele revolutionairen moesten ze accepteren dat ze zeer bescheiden zouden leven, vaak in precaire materiële omstandigheden. Als de financiën van hun bewegingen het niet mogelijk maakten om hen een schamel salaris te betalen, konden deze mannen en vrouwen voor kranten en tijdschriften schrijven, boeken vertalen en uitgeven, of soms seminaries geven aan universiteiten, zoals Maitan ook deed. Dat waren echter geen professionele keuzes ‒ het waren middelen die hen in staat stelden om hun hoofdactiviteit uit te voeren, namelijk het voorbereiden van de revolutie.

Deze levenskeuze creëerde personages die het midden hielden tussen bohémiens en monniken, gespleten tussen totale vrijheid en de strengste zelfdiscipline, tussen de afwijzing van alle conventies en een zekere ascese. Max Weber beschreef het protestantse arbeidsethos als een vorm van 'innerlijke' ascese. Ik geloof dat een soortgelijke ethiek bestond onder professionele revolutionairen. De rebellen, schreef Hannah Arendt in Die verborgene Tradition (1943), waren bewuste 'paria's', niet omdat ze ellendig waren (hoewel ze geen erfenis hadden om te verdedigen), maar omdat ze bewust uitgingen van hun marginaliteit.

Een manier van leven

Een van Maitan's grote verdiensten was dat hij de gevaren van sektarisme en dogmatisme, waaraan een dergelijke marginaliteit haar beoefenaars onvermijdelijk blootstelde, wist te vermijden.

Door zijn culturele achtergrond en temperament was hij heel anders dan de charismatische leiders van kleine sekten ‒ een plaag die de geschiedenis van revolutionaire bewegingen heeft bezaaid, vooral de trotskistische. Zijn gebrek was vooral een overdreven bescheidenheid die zijn persoonlijke ambities beperkte.

Deze levenskeuze had duidelijk een solide morele basis. Het was een keuze om te strijden tegen onderdrukking en onrecht; een geloof dat de gedomineerden de wereld konden veranderen; een inzet op het vermogen van mensen tot zelfemancipatie. Omdat de revolutie een wereldwijde horizon had, oriënteerde het deze mannen en vrouwen op kosmopolitisme.

Maitan belichaamde deze traditie. Als leider van de Vierde Internationale wijdde hij een groot deel van zijn leven aan het reizen van het ene land naar het andere, het bijwonen van openbare congressen en clandestiene bijeenkomsten, het discussiëren met leiders van partijen, bewegingen, vakbonden, groepen en samenwerkingsverbanden uit vier continenten. Zijn boeken zijn een welsprekende getuigenis van deze activiteit.

De combinatie van deze kenmerken ‒ de afwijzing van een carrière en de aanvaarding van permanente onzekerheid met solide overtuigingen, een sterke morele impuls en extreme mobiliteit ‒ geven aan dat het leven van de professionele revolutionair ook uit offers bestond, die de andere kant van het non-conformisme vormen. Vooral het afstand doen van een normaal leven.

Het leven van professionele revolutionairen ontsnapte in veel gevallen niet aan de genderhiërarchieën van een patriarchale samenleving. Velen van hen waren afhankelijk van hun vrouwelijke partners die kinderen opvoedden of een vaste baan hadden.

Maitan vertelde me nooit over zijn privéleven, waar hij erg terughoudend over was. Zijn autobiografie, La strada percorsa (De weg die is afgelegd, 2002), is uitsluitend politiek en er wordt bijna niet gesproken over zijn affecties, zijn metgezellen of zijn kinderen, die hem dat blijkbaar kwalijk namen. Ook dat was een van de gevolgen van het kiezen van de revolutie als manier van leven.

Perifere publicaties

Deze existentiële keuze weerklonk onvermijdelijk in zijn intellectuele ambities. Maitan liet een omvangrijk oeuvre na, zeer rijk door de verscheidenheid aan behandelde onderwerpen en de originaliteit en diepgang van zijn analyses. Maar die analyses bleven bijna altijd beperkt tot de kranten en tijdschriften van de Vierde Internationale of tot de uitgeverijen die in de periferie ervan ontstonden.

In Italië kende het publiek hem vooral als vertaler en popularisator van Leon Trotski. Hij had een klassieke opleiding en had een brede ontwikkeling, maar hij schreef vooral om zich te mengen in strategische debatten en politieke polemieken, om een organisatie te oriënteren of om theoretisch in te gaan op problemen die politiek relevant waren. Ik denk niet dat hij ooit heeft geprobeerd een essay te schrijven om een persoonlijk of intiem intellectueel verlangen te bevredigen.

Hij is een partijman en heeft zich nooit voorgenomen om ambitieuze theoretische werken te schrijven, zoals die van zijn naaste collega's zoals Ernest Mandel of Daniel Bensaïd. Persoonlijk betreur ik dat vrijwillige offer van Maitan. Het was het resultaat van grote bescheidenheid en nederigheid, maar waarschijnlijk ook van een zekere politieke bijziendheid.

De geschiedenis van het trotskisme in Italië zou anders zijn geweest als het een meer solide historische locatie, politieke definitie en theoretische uitwerking had gevonden. Het heeft nooit de theoretische glans gehad van het operaismo ('arbeiderisme'), waarvan de fundamenten eerst werden gelegd met het tijdschrift Quaderni rossi (1961-66) en Mario Tronti's Workers and Capital en daarna met de latere werken van Toni Negri. Maitan was de enige die een dergelijke taak had kunnen volbrengen, maar hij vond dat de prioriteit lag bij het vertalen en verspreiden van de werken van Trotski.

In de daaropvolgende decennia besloot hij zijn scherpe interventies over de crisis van het marxisme, Antonio Gramsci en de geschiedenis van de Italiaanse Communistische Partij (PCI) toe te vertrouwen aan kleine uitgeverijen en ze bereikten nooit een breder publiek. Ik vrees dat dat eerder het resultaat was van een keuze dan van objectieve omstandigheden.

Die keuze was geworteld in een manier van leven. Maitan schreef voor een organisatie en zijn lezers waren activisten. Dat was hoe professionele revolutionairen het altijd hadden gedaan, van Rosa Luxemburg tot Vladimir Lenin en Leon Trotski en hij volgde hun pad.

Mario Tronti en Toni Negri waren daarentegen universiteitsprofessoren, net als Mandel of Bensaïd. Het feit dat deze laatsten ervaringen, debatten en keuzes deelden met figuren als Maitan, terwijl ze deel uitmaakten van de leidende organen van dezelfde beweging, weerhield hen er niet van ook deel uit te maken van een andere sociale wereld die hen in staat stelde zowel publieke intellectuelen als politieke leiders te zijn. Misschien is dat wat er ontbrak aan het Italiaanse trotskisme in de jaren 1960, in de tijd van zijn grootste invloed.

Tussen geschiedenis en politiek

Laat me nu de focus verleggen van Maitans leven naar zijn werk. De geschiedenis gaf hem gelijk, maar de politiek niet, in de woorden van de Italiaanse feministe Lidia Cirillo. Zoals Reinhart Koselleck al aangaf, zijn het niet de overwinnaars die de geschiedenis het best interpreteren. De meest diepgaande bijdrage aan de kennis van het verleden komt van de overwonnenen, wier blik niet verontschuldigend maar eerder kritisch is.

Maitan was een voorvechter van rechtvaardige doelen die bijna altijd verslagen werden. Hij maakte in zijn twintiger jaren de juiste keuze door deel te nemen aan het antifascistische verzet en zich vervolgens aan te sluiten bij de Vierde Internationale, waarbij hij de chantage van de Koude Oorlog, die de wereld in tegengestelde blokken verdeelde, afwees. Hij had gelijk dat hij niet wilde kiezen tussen het imperialisme onder leiding van de VS en het stalinisme.

Er was niets natuurlijks of voor de hand liggends aan de keuze om een trotskist te worden in Italië aan het eind van de jaren veertig. Een ketterse, anti-stalinistische communist zijn betekende dat je jezelf tot isolement moest veroordelen en er waren maar weinig mensen die voor die weg kozen. Maar het redde de eer van links.

Maitan vertaalde Trotski's boek De Verraden Revolutie (1936) in 1956, het jaar van de Sovjetinvasie in Hongarije. Een paar jaar later publiceerde hij voor Einaudi een boek over Trotski's nalatenschap en vertaalde hij de teksten van de Poolse linkse dissidenten Jacek Kuroń en Karol Modzelewski.

In Italië behoorde hij tot de zeer weinigen die het stalinisme veroordeelden zonder in anticommunisme te vervallen. Veel socialisten die hij had gekend in de naoorlogse periode volgden dat laatste pad, net als intellectuelen als Nicola Chiaromonte en Ignazio Silone, die zich uiteindelijk aansloten bij het Congres voor Culturele Vrijheid.

Zijn keuze om antikoloniale revoluties te steunen in wat toen de 'Derde Wereld' werd genoemd, was even correct. In Maitans geval was deze steun enthousiast, genereus en concreet en vloeide hij op natuurlijke wijze voort uit het revolutionaire kosmopolitisme waarnaar hierboven werd verwezen. Hij was een reiziger van de wereldrevolutie, van Chili tot Argentinië, van Bolivia tot Mexico en van Algerije tot Iran.

Zijn geschriften over deze revolutionaire bewegingen illustreren deze toewijding duidelijk. Uit deze ervaringen kwamen vele vriendschappen en soms bittere conflicten voort. Naar deze revoluties bracht hij ideeën, ervaringen en de materiële steun die de Vierde Internationale kon bieden.

Entrisme sui generis

De kwestie van het zogenaamde entrisme in communistische partijen is complexer. Dat was een strategie waarvoor Maitan vanaf 1952 een van de belangrijkste inspiratoren was. In zijn opvatting was entrisme geen samenzweerderige operatie gericht op het infiltreren van de apparaten of op het ondergronds voorbereiden van splitsingen, volgens een Machiavelliaanse visie op politiek die hem volledig vreemd was. De strategie die hij voorstond en die 'entrisme sui generis' werd genoemd, was gebaseerd op de objectieve observatie van de kracht van het communisme.

Het Italiaanse geval was hiervan een duidelijk bewijs. In de jaren 1950 had de PCI meer dan twee miljoen leden en bezat indrukwekkende sociale wortels en een buitengewoon aura dat voortkwam uit het antifascistische verzet. Deze kracht gaf waardigheid en politieke vertegenwoordiging aan miljoenen arbeiders en vervulde een onvervangbare functie in de verdediging van hun sociale belangen en in veel gevallen een pedagogische functie voor hun opvoeding en culturele groei.

Het was een partij vol tegenstrijdigheden, verticaal en autoritair, met een angstaanjagende kloof tussen haar leiders en haar vaak nauwelijks geletterde basis. De PCI was een stalinistische partij die organische banden had met Moskou, maar ze had geholpen bij de opbouw van een democratische republiek in Italië. Lid zijn van deze partij om een afwijkende stem te laten horen was de juiste keuze, gemotiveerd door de afwijzing van sektarisme.

Het naoorlogse Italië transformeerde zichzelf echter in een duizelingwekkend tempo. De sociologie van het land veranderde omdat de arbeidersklasse van binnenuit veranderde, met grote massa's die van het platteland naar de steden en van het zuiden naar het noorden trokken. In dezelfde periode werd de massa-universiteit geboren en verscheen er een nieuwe rebelse generatie.

Het Italiaanse trotskisme was een uiting van deze diepgaande verandering. Men hoeft maar te denken aan de kortstondige maar betekenisvolle ervaring van een weekblad als La sinistra of de oprichting van een uitgeverij als Samonà e Savelli, die twintig jaar lang functioneerde als het Italiaanse equivalent van de Franse uitgeverij Editions Maspero of het Britse Verso. Paradoxaal genoeg hadden Maitan en zijn kameraden echter niet alle implicaties ervan begrepen.

In zijn autobiografie vermeldt Maitan de fatale vertraging waarmee zijn stroming tussen eind 1968 en begin 1969 besloot om een einde te maken aan hun praktijk van het entrisme, waarbij hij deze 'onbewust conservatieve reflex' terugvoerde op puur tactische overwegingen. In feite denk ik dat hij de politieke dimensie van de diepgaande transformaties in Italië niet had begrepen. Door zijn culturele achtergrond zag hij de arbeidersbeweging uitsluitend door het prisma van de PCI en de vakbonden, maar dat begrip van de werkelijkheid begon achterhaald te raken.

De lange '68

Er was een nieuwe arbeidersklasse ontstaan die niet de 'emancipatie van de arbeid' wilde (volgens de oude sociaal-democratische visie) maar de 'verwerping van de arbeid' (rifiuto del lavoro). Er waren studenten opgestaan die niet langer vochten voor het recht om te studeren (dat nu grotendeels bereikt was) maar voor een radicale kritiek op de 'burgerlijke universiteit' en de marktmaatschappij. Een nieuwe generatie ging de straat op en wilde hoofdrolspelers en subjecten van verandering zijn.

De PCI, die altijd met wantrouwen had gekeken naar alles wat zich buiten haar controle bewoog, kon deze revolte niet kanaliseren. Operaismo, met zijn theorie van de 'massaarbeider' en 'klassensamenstelling', had een beter begrip van wat er gebeurde en dat is misschien één van de redenen waarom het de cultureel hegemoniale stroming werd binnen radicaal links tijdens Italië's 'lange '68'.

Natuurlijk was veel van de kritiek die Bandiera rossa, het Italiaanse trotskistische weekblad, uitte op Nieuw Links groepen zoals Lotta Continua of Potere Operaio terecht. Maar als het aankwam op het diagnosticeren van de onderliggende trends van die tijd, was het operaismo meer vooruitziend. Maitan had de 'theoretische vervormingen' van deze stroming bekritiseerd zonder de historische premissen ervan te ontdekken.

In die zin had de politiek van '68 hem ongelijk gegeven. Hij dacht dat de PCI een nieuwe golf van politieke radicalisering van studenten, feministen en arbeiders zou kanaliseren. Toen hij begreep dat deze radicalisering buiten de traditionele linkse partijen had plaatsgevonden, was het te laat. In het begin van de jaren zestig stonden trotskisten aan het hoofd van de meeste jeugdfederaties van de Communistische Partij. Tegen 1968 had een heel groot deel van hun leden en leiders de partij verlaten en zich aangesloten bij de krachten van een ontluikend radicaal links.

Het Italiaanse trotskisme was nooit in staat om een effectieve dialoog tot stand te brengen met het operaismo, dat de intellectuele ruggengraat vormde van Nieuw Links in Italië. In 1964 was er een rondetafelgesprek tussen Bandiera rossa en Quaderni rossi, waar denkers als Vittorio Rieser, Raniero Panzieri en Renzo Gambino aan deelnamen, maar het kreeg geen vervolg. Dat was een gemiste kans, omdat die confrontatie vruchtbaar zou zijn geweest voor beide stromingen en misschien zelfs zou hebben geleid tot een andere uitkomst voor de inspanningen van Nieuw Links in het volgende decennium.

In de jaren zeventig, toen hij merkte dat het seizoen van het entrisme voorbij was, dacht Livio Maitan dat het de rol van de trotskisten was om een programma te bieden voor de eenwording van radicaal links. Maar dat deden ze door een leninistisch partijmodel aan te bieden dat precies was wat Nieuw Links, pragmatisch en verwarrend, probeerde te overwinnen. De politiek bewees opnieuw zijn ongelijk.

Guerrilla periode

Er is een opvallend contrast tussen de 'onbewust conservatieve reflex' die hem ervan weerhield de transformaties in Italië te begrijpen en de onbesuisde haast ‒ ik weet niet hoe ik het anders moet omschrijven ‒ die hem in dezelfde periode dreef tot het theoretiseren van de strategische keuze van guerrillaoorlogvoering in Latijns-Amerika. Maitan was een van de belangrijkste inspiratoren van deze strategie, verantwoordelijk voor het opstellen van de resoluties van het Negende Congres van de Vierde Internationale in 1969, die substantieel werden herbevestigd door het volgende congres in 1974.

In Italië bekritiseerde hij het terrorisme van de Rode Brigades, dat de massabewegingen verlamde en de regering in de richting van een repressieve 'uitzonderingstoestand' duwde. In Argentinië echter, een land waar de Cubaanse ervaring niet herhaald kon worden, steunde hij de guerrilla van het Revolutionaire Volksleger (ERP), de militaire uitloper van de Argentijnse afdeling van de Vierde Internationale. De Argentijnse regering vroeg Maitan zelfs om te bemiddelen bij de bevrijding van een FIAT-directeur die door een ERP-commando was ontvoerd.

De guerrillaoorlog had catastrofale gevolgen en kostte veel mensenlevens. Maitan kende veel van de gesneuvelden en bewees hen eer in zijn autobiografie, maar hij besprak nooit serieus de uitkomst van deze strategie. In zijn Memoirs of a Critical Communist beperkt hij zich tot een sober verhaal, soms gekenmerkt door een apologetisch tintje, dat niet tot op de bodem gaat. Daniel Bensaïd noemt het boek in zijn voorwoord mild 'onvolledig en partijdig'.

Maitan deelde met een generatie Latijns-Amerikaanse revolutionairen de illusie dat guerrillaoorlog het pad van de revolutie voor het hele continent zou zijn. Hij deelde deze illusie niet alleen van buitenaf ‒ hij was er zelf verantwoordelijk voor, als theoreticus en strateeg.

Hij was veel helderder toen het aankwam op het interpreteren van China's Culturele Revolutie. Hij zag deze periode van turbulentie helemaal niet als een libertaire explosie, maar eerder als een regimecrisis die gekenmerkt werd door de gewelddadige botsing tussen twee fracties van de communistische bureaucratie ‒ een conflict dat Mao wist te overwinnen door de basis van de partij te mobiliseren. Zijn analyses waren scherp en het boek dat hij wijdde aan de Culturele Revolutie blijft een van zijn belangrijkste werken, hoewel zijn waarschuwingen tegen de invloed van het Maoïsme een beperkte impact hadden op radicaal links.

De weg van verzet

Zelfs aan het einde van zijn leven gaf de geschiedenis Maitan gelijk en de politiek ongelijk toen hij met grootmoedigheid en enthousiasme deelnam aan de ervaring van Rifondazione Comunista (Communistische Heroprichting). Na de val van de Berlijnse Muur en de ineenstorting van de Sovjet-Unie legde hij zich niet neer bij de triomf van het kapitalisme in zijn meest opzichtige obscene versie, die van het neoliberalisme, maar begon hij onmiddellijk, met stoïcijnse vasthoudendheid, aan de weg van het verzet.

Hij deelde niet de illusie van Ernest Mandel, die zichzelf even had wijsgemaakt dat Duitsland aan het eind van de jaren tachtig weer de kern van de wereldrevolutie was geworden, als de schakel tussen een antikapitalistische revolutie in het Westen en een antibureaucratische in de wereld van het 'werkelijk bestaande socialisme'. Ik herinner me een gesprek in 1991 waarin hij me vertelde dat we bijna twee eeuwen terug in de tijd waren en weer van voren af aan zouden moeten beginnen, net als in de oorsprong van de arbeidersbeweging. Het vooruitzicht ontmoedigde hem echter niet.

De politiek gaf hem ongelijk, niet omdat het verkeerd was om deel te nemen aan de opbouw van Rifondazione, maar eerder omdat hij niet begreep dat deze partij reageerde op de komst van een nieuwe eeuw en een historische nederlaag met de instrumenten, structuren en ideeën uit het verleden. Er was een poging om een synthese te smeden tussen de andersglobalisme bewegingen van de vroege jaren 2000 en de nieuwe partij, maar die mislukte.

Livio Maitan belichaamde de revolutie zoals die werd opgevat en beleefd in de twintigste eeuw, een heroïsch en tragisch tijdperk dat niet meer onder ons is. Zijn nalatenschap verdient het om herinnerd te worden en kritisch over nagedacht te worden, maar radicaal links zal in onze eigen eeuw andere paden bewandelen.

Dit artikel stond op Jacobin. Nederlandse vertaling redactie Grenzeloos.

Soort artikel

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop