Onder de titel ‘Polderen op z’n Braziliaans’ gaat Marco van Duijn van het Leidse collectief Eurodusnie uitvoerig in op de Braziliaanse ervaringen met PB, het systeem waarbij bewoners per buurt zelf beslissen aan welke projecten publiek geld moet worden besteed. De verdienste van zijn artikel is dat hij niet alleen nauwkeurig weergeeft hoe PB werkt, maar er ook een politieke beoordeling van geeft én de vraag stelt of iets dergelijks ook in Nederland zinvol zou zijn. In eerste instantie lijkt van Duijn positief over het systeem van PB. Maar aan het einde van zijn stuk komt hij tot de conclusie dat het toch eigenlijk niet meer is dan een versterking van de parlementaire democratie en de staat. Wie een echt alternatief wil voor het neoliberalisme moet dat elders zoeken, aldus Van Duijn. Naar mijn mening doet hij daarmee geen recht aan de ervaringen met het participatief budgetteren zoals die in Brazilië zijn opgedaan.
Emancipatie
In het eerste deel van zijn stuk omschrijft Van Duijn de Braziliaanse experimenten enthousiast als een regelrechte aanval op de ondemocratische en afhankelijkheid kwekende Braziliaanse politiek. PB geeft de bevolking directe zeggenschap over zaken die haar aangaan. Hij heeft het over een ‘substantiële overdracht van bevoegdheden’ en lijkt in te stemmen met de constatering dat de grootste winst zit in het door het PB op gang gebrachte emancipatieproces.
Hij prijst het streven om met het systeem van PB een uitweg te zoeken uit de ideologische en strategische crisis van links. ´Met het PB project lijkt men zichzelf en links te willen vernieuwen, maar ook te erkennen dat niet verticale organisatie en ideologische blauwdrukken, maar horizontale samenwerking en open processen de toekomst hebben. Dat klinkt tenminste door in de manier waarop het PB is vormgegeven. In steden als Araraqua en Porto Alegre is een groot deel van het PB proces toegankelijk voor iedereen, zijn verleende mandaten (aan gedelegeerden) ten alle tijde herroepbaar en doet de lokale PT (de regerende Arbeiderspartij, red.) overheid haar best zich, zoveel als de Braziliaanse grondwet dat toelaat, onzichtbaar te maken.”
Desondanks ziet van Duijn uiteindelijk weinig in het systeem van PB en beoordeelt hij het als niet meer dan een vernieuwing van de parlementaire democratie. In een land als Brazilië kan het zinvol zijn, maar ´een land als Nederland kent een lange traditie van overleg tussen de “maatschappelijke partners”. De regering regeert hier niet zoals in Brazilië per decreet, maar organiseert vooraf inspraakprocedures en consultatierondes en wordt voortdurend op de vingers gekeken door een oerwoud aan verenigingen, stichtingen en in platformen verenigde belangenbehartigers. Invoering van het PB in Nederland zou daarom hooguit een democratisering van het Poldermodel betekenen.´
Twee soorten democratie
Daarmee mist van Duijn naar mijn mening de kern van het verschil tussen het PB en participatieve democratie in het algemeen enerzijds, en de parlementaire, vertegenwoordigende democratie anderzijds. Bij participatieve democratie zijn het de mensen zelf die de besluiten nemen. Direct, door in het systeem van PB besluiten te nemen over prioriteiten en projecten. Of indirect door hun gekozen vertegenwoordigers, maar dan wel op zo’n manier dat de bevolking zelf altijd het laatste woord heeft. ‘De gedelegeerden zijn ten alle tijden herroepbaar’.
Dat is een essentieel verschil met het systeem van parlementaire democratie. Dat gaat er juist van uit dat de kiezer zijn (hypothetische) macht in het stemhokje overdraagt aan politici die verder ‘zonder last of ruggespraak’ besluiten nemen. Bij het polderen worden de politici misschien op de vingers gekeken, maar dan toch vooral door andere bestuurders en vertegenwoordigers van belangengroepen en nauwelijks door “gewone” burgers. In het hele poldercircus is geen plaats voor de stem van de direct betrokken burgers. Zijn macht is immers altijd gedelegeerd.
Participatieve democratie verschilt dus fundamenteel van vertegenwoordigende democratie als het gaat om de cruciale vraag waar de macht ligt. In het eerste geval direct bij de burgers, in het tweede bij de politici en bestuurders, en uiteindelijk bij hen die de politici en bestuurders door hun economische macht zonodig kunnen maken of breken.
Het systeem van PB zoals dat tot nu toe in Brazilië in de praktijk is gebracht, is zeer beperkt. Het gaat maar om een aantal steden en één deelstaat. Het heeft geen enkele greep op de landelijke politiek, die natuurlijk in hoge mate de randvoorwaarden voor de gemeentelijke politiek bepaald. Het heeft slechts betrekking op een beperkt, vrijelijk te besteden deel van het gemeentelijke budget. Het hele systeem staat nog in de kinderschoenen en er zijn machtige krachten die het dwarsbomen. Maar daar waar het functioneert is wel degelijk sprake van een kwalitatief andere vorm van democratie en machtsuitoefening.
Dat verschil tussen directe en vertegenwoordigende democratie betekent niet dat beide vormen onverenigbaar zijn. Formeel is het ook in de Braziliaanse steden met een PB systeem de gemeenteraad die de uiteindelijke beslissing neemt over de gemeentebegroting en daarmee over alles wat er in het PB systeem wordt besloten. In de praktijk blijken ook door rechts gedomineerde gemeenteraden geen andere keus te hebben dan de voorstellen die uit het PB systeem komen goed te keuren.
Staatsapparaat
Daarin ligt de grote kracht van het systeem van PB. Het geeft burgers direct macht over zaken die van invloed zijn op hun directe leefomgeving. Het leidt tot machtsvorming van burgers en het terugdringen van de macht van politici. Dat zorgt voor een groeiend zelfvertrouwen en politiek bewustzijn van de burgers. Allemaal zaken die vanuit een links perspectief toe te juichen zijn.
Waarom komt Van Duijn dan toch tot een negatief oordeel over dit systeem? Dat lijkt vooral het gevolg van zijn inschatting dat PB gebruikt wordt om het vertrouwen in de parlementaire democratie en de nationale staat te herstellen. Een redenering die wel wat erg kort door de bocht is. Het PB systeem heeft er - zoals ook Van Duijn signaleert - toe geleid dat de voorzieningen voor de gewone burgers van bijvoorbeeld Porto Alegre enorm zijn verbeterd. Geld dat vroeger in de zakken van corrupte ambtenaren terechtkwam, wordt nu ingezet voor publieke voorzieningen. Als gevolg daarvan is het geloof van de burgers dat de overheid onder druk van het PB systeem inderdaad een bijdrage kan leveren aan dergelijke voorzieningen toegenomen. Maar dat is natuurlijk iets anders dan een groter vertrouwen in de staat en de parlementaire democratie. Het gaat hier juist om een groter vertrouwen van de mensen dat zij collectief dergelijke voorzieningen af kunnen dwingen. PB leidt niet tot een versterking van de staat in de zin van een versterking van de bureaucratie en de positie van de heersers. Het leidt ook niet tot een versterking van de positie van parlementaire organen, maar tot overheveling van hun macht naar een systeem van directe democratie. Allemaal zaken die we als voorstanders van directe democratie en zelfbeheer toe moeten juichen.
Dat Van Duijn dit niet onderkent lijkt vooral te komen doordat hij onvoldoende onderscheid maakt tussen de staat en politieke processen. Zo schrijft hij in een van de laatste alinea’s: ´Ook de aan de staat gegeven centrale rol in het PB proces is bedenkelijk.´ Daarmee zet hij de zaak op zijn kop. Er bestaat in Brazilië nu eenmaal een staatsapparaat. En wie invloed wil uitoefenen op de maatschappelijke omstandigheden moet zich op de een of andere manier tot die staat verhouden. We kunnen haar niet gewoon wegdenken of negeren, hoe graag we dat ook zouden willen. Wat de bedenkers van het PB systeem gedaan hebben is niet de staat een centrale rol geven in het PB proces, maar precies het omgekeerde: het PB proces een rol geven in het functioneren van de staat.
Haarlemmer olie
Het systeem van participatief budgetteren is geen wondermiddel. Het komt niet in de plaats van de strijd van oude en nieuwe sociale bewegingen en levert geen blauwdruk voor een nieuwe maatschappij. Het is wel een interessante, praktische uitwerking van het idee van directe democratie en het levert een bijdrage aan het versterken van de positie van de burgers ten opzichte van het staatsapparaat.
Bovenal is het een goede manier om in de praktijk duidelijk te maken dat parlementaire, vertegenwoordigende democratie niet het toppunt van democratie is. Dat niet de politici en bestuurders het laatste woord hoeven te hebben, maar dat dit ook de burgers zelf kunnen zijn. Daarin schuilt de revolutionaire potentie van deze en andere vormen van directe democratie.
Het zou nuttig zijn om ook in Nederland te zoeken naar mogelijkheden om met een dergelijke praktijk te beginnen.
Dit artikel is een ingekorte versie van een reactie op het stuk van Marco van Duijn op de site van Eurodusnie, www.eurodusnie.nl
Eerdere artikelen over hoe participatief budgetteren werkt zijn te vinden op deze site.
Reactie toevoegen