Het nulnummer kwam in maart 1983 uit. Achteraf is duidelijk dat de neergang in de vakbondsstrijd toen al was begonnen. De strijdbare jaren zeventig lagen achter de rug. Het fameuze akkoord van Wassenaar van november 1982 tussen werkgevers en de vakbeweging wordt nu als het begin van het poldermodel gezien. Bijna twintig jaar later is de trendbreuk inderdaad duidelijk zichtbaar, maar de oprichters van Solidariteit realiseerden zich dat ‘er sprake was van de afsluiting van een periode’, aldus Boot. ‘We maakten ons zorgen. Reorganisaties en massaontslagen volgden elkaar snel op. Daar werd actie tegen gevoerd maar zonder succes.’ De vakbondsleiding richtte zich op samenwerking met de ondernemers en aanvaardde loonmatiging en winstherstel. Ze nam afstand van wat de ‘solidariteitsstrategie’ werd genoemd: het steunen van de strijd in de ene sector door de andere sector. Solidariteit wilde die benadering vasthouden en kantte zich tegen de mentaliteit waarin strijd en stakingen zinloos en schadelijk verklaard werden. ‘Het ging voor een deel’, zo benadrukt Boot, ‘om mensen die hun sporen in de vakbondsstrijd hadden verdiend, zoals kaderleden van de scheepswerf De Schelde in Vlissingen, de Amsterdamse Brandweer, mensen van Fokker en uit de Rotterdamse haven.’
Onafhankelijk
Boot was weliswaar actief in de vakbeweging, maar geen typische vakbondsman. ‘Ik was actief geweest bij de Kritische Leraren en later in het Socialistische Onderwijsfront, betrokken in de overgang van de Bond van Dienstweigeraars naar de Bond van Dienstplichtigen en had gewerkt bij het politieke vormingstheater. Toen ik gevraagd werd mee te helpen een kritisch vakbondsblad op te zetten, was ik in het onderwijs werkzaam. ‘Aanvankelijk’, zo herinnert Boot zich, ‘had ik twijfel. Bij het initiatief waren mensen van de Internationale Kommunistenbond IKB (de voorloper van de SAP) betrokken. Ik had in de tijd dat ik bij de politieke theatergroep Proloog werkte, vervelende ervaringen met de IKB opgedaan. Niet zozeer met de IKB als organisatie, wel met sommige leden die er geheime agenda’s op na hielden en plotseling draaien maakten als in eigen kring tot iets anders was besloten. Zoiets wilde ik niet opnieuw meemaken. Ik wilde geen blad dat van een politieke partij afhankelijk was.’
Toch wordt Solidariteit vereenzelvigd met de SAP. ‘In de begintijd gebeurde dat inderdaad door bijvoorbeeld CPN'ers. Dat is hier en daar blijven hangen’, verzucht Boot. ‘Vervelend en een al te gemakkelijk vooroordeel. Maar zie het ook in het licht van de opstelling van andere politieke stromingen. Een partij als de CPN was altijd actief in de vakbeweging. Er sloten zich daaruit wel individuen aan bij Solidariteit, maar toen de CPN in crisis raakte, droogde haar georganiseerde vakbondswerk langzaam op. De PSP was mondjesmaat betrokken bij de vakbeweging en de PPR had enige aanhang onder bestuurders van bij de katholieke vakcentrale NKV aangesloten bonden, maar kijkend naar GroenLinks, de opvolger van die drie partijen, constateer ik dat daar geen sprake meer is van vakbondswerk. Enige tijd geleden werd ik benaderd door de voorzitter van de toenmalige FNV-afdeling Den Haag, een van de weinige vakbondsactivisten van GroenLinks. Hij vroeg of ik een bijdrage wilde leveren aan een bijeenkomst voor GroenLinkse vakbondsleden. De inschrijving werd geopend maar enige weken later belde hij op om mee te delen dat hij er mee gestopt was. Er hadden zich slechts vijf deelnemers gemeld. Bij de SP ligt het anders. Ze doet met het blad Solidair wel pogingen vakbondswerk op te zetten, maar eerder omdat er vakbondsleden partijlid zijn die zaken aan de orde stellen, dan uit een welbewuste visie op kritisch vakbondswerk.
Buiten de IKB-SAP hebben wij dus geen steun ondervonden van politieke partijen, hoewel we dat beslist hadden toegejuicht. Ook dan hadden we echter onze onafhankelijkheid tegenover elke politieke stroming principieel verdedigd. Vakbondsbestuurders en leden van politieke partijen kunnen zich dat echter nauwelijks indenken. Om die reden wordt achter Solidariteit zelfs nu nog hardnekkig maar ten onrechte de geheime hand van de SAP gezocht. En’, vervolgt Boot, ‘door de vakbondsleiding wordt dat verband natuurlijk ook gelegd om het blad als een verdacht clubje apart te zetten. Toch,’ voegt hij er geruststellend aan toe, ‘is er altijd erkenning geweest van mensen met een positie in de vakbeweging. Op de eerste lezersconferentie en ook daarna traden Henk Krul, Lodewijk de Waal op en ook Johan Stekelenburg heeft meer dan eens een bijdrage geleverd. Tijdens de acties tegen de kruisraketten trad ik zelfs namens vier FNV-bonden – de toenmalige ABOP, de Kunstenbond, Vrouwenbond en de Voedingsbond - op als vertegenwoordiger in het BIVAK, het Breed Initiatief voor Verdergaande Acties tegen Kuisraketten.
Defensief
Begonnen als een poging om een ‘solidariteitsstrategie’ vast te houden, geraakte Solidariteit in de jaren tachtig, zoals de hele vakbeweging, in het defensief. Boot: ‘We zagen de strijdbaarheid van de vakbeweging wegebben. De bonden richtten zich vooral op meedenken met de ondernemers. Slogans als ‘het vakbondslid als consument’, ‘de nieuwe werknemer’ en het ‘vermarkten van vakbondsproducten’ deden hun intrede.’
Solidariteit reageerde op de ontwikkeling door haar werkterrein te verbreden. Ze richtte zich op de discussie over arbeidsrisico’s, maar ook op algemene thema’s als managementstrategieën en globalisering. Tevens werd Solidariteit een organiserende kracht in verschillende samenwerkingsverbanden, zoals BIVAK, Europese Work Hazards Netwerk en bij de Euromarsen. Boot: ‘Het blad maakte zich los van die verziekte, verkalkte, uitgedoofde vakbeweging, waarmee geen strijd meer te voeren leek. We stapten er niet uit, bleven lid en actief, maar realiseerden ons dat er meer was dan de vakbeweging.’
Er ontstonden intensieve contacten met andere sociale bewegingen. Activisten uit die nieuwe sociale bewegingen weten echter niet goed wat ze van Solidariteit moeten denken. Boot: ‘Jonge activisten moeten vaak niets hebben van de vakbeweging. Ze weten daar overigens weinig van af. Maar in hun beleving behoort de vakbeweging tot het establishment, tot ‘Den Haag’. Ze realiseren zich dat wij anders zijn dan de vakbeweging die ze kennen, of menen te kennen, maar ze begrijpen niet wat wij in die vakbeweging zoeken. Dat we ervaring en kennis hebben, dat we actievoeren en open staan voor discussie geven ze toe. Ze zien het aan ons werk in de vredesbeweging en bij de Euromarsen. Maar vreemd blijft het wel. We horen bij de vakbeweging, maar toch weer niet.
Wonderlijk is om te zien hoe die nieuwe bewegingen, als ze de vakbeweging nodig hebben, automatisch naar de top kijken, alsof ze dan de gehele vakbeweging te pakken hebben. Er leeft nauwelijks een idee over wat gewone vakbondsleden doen. Tijdens een vakbondscafé over Schiphol bleek het voor de vertegenwoordiger van Milieudefensie de eerste keer te zijn dat hij met vakbondsleden bij Schiphol sprak. Milieudefensie was nooit op het idee gekomen contact te leggen. En dat terwijl die vakbondsleden toch als geen ander in de thematiek ingevoerd zijn en over veel informatie beschikken. Dan is onze brugfunctie belangrijk.’
Vreemde eend
‘Ook om nog een reden lijkt Solidariteit voor mensen uit sociale bewegingen een vreemde eend in de bijt. Wij zijn meer dan een blad. We zijn niet ‘de vakbeweging’, maar wel ván ‘de vakbeweging’. We hebben allerlei activiteiten georganiseerd, van solidariteit met de Britse mijnstaking tot deelname aan de Spektakel Blokkade van Shell, maar we zijn geen traditionele organisatie, meer wat je tegenwoordig een netwerk noemt. De redactie komt elke veertien dagen bij elkaar, de redactieraad één of twee keer per jaar, en dan worden in drie plaatsen (Den Haag, Amsterdam en Rotterdam) regelmatig vakbondscafés gehouden.
Daar komt bij dat het idee van een linkse oppositie in de vakbeweging in Nederland onbekend is. Linkse vakbondsstromingen als het vooroorlogse NAS en de EVC na de oorlog hebben weinig sporen nagelaten. De Nederlandse vakbeweging is sterk gecentraliseerd, gericht op overleg, kent geen traditie van organisatie in bedrijven en wordt gedomineerd door sociaal-democratische opvattingen. Dat is niet een sfeer waar radicaliserende jongeren zich thuis voelen.’
Maar omdat de tegenstelling tussen loonarbeid en kapitaal niet verdwenen is, breekt aan het arbeidsfront wel degelijk af en toe strijd uit en dat het daar radicaal aan toe kan gaan blijkt bijvoorbeeld bij de NS. Dan is het vasthouden van een strijdtraditie in de vakbeweging belangrijk. ‘Solidariteit’ probeert dat te doen en een solidariteitsstrategie te propageren. Natuurlijk ‘zitten wij niet overal achter’, zoals sommigen denken. We zijn een kleine groep, maar toch zie je vrijwel overal waar vakbondsactie opduikt, lijntjes lopen naar Solidariteit. We onderhouden al jaren contact met mensen van personeelscollectieven bij de spoorwegen en het is niet toevallig dat het idee van de ‘reizigerscollectieven’ geboren is op de viering van nummer honderd van Solidariteit. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan.’ V
Reactie toevoegen