“Er was de afgelopen jaren zeer veel ongenoegen onder de bevolking over het beleid van de kabinetten Balkenende, evenals over het paarse beleid. Maar dat ongenoegen vertaalde zich lang niet altijd in acties. Als er een gelegenheid was voor mensen om hun stem te verheffen, werd daar massaal gehoor aan gegeven, bijvoorbeeld tijdens het Museumplein, de verkiezingen of het referendum over de Europese Grondwet”, denkt Willem Bos, die onder andere actief was in de campagne tegen de Europese Grondwet als voorzitter van het Comité Grondwet Nee. “Maar dat is nog iets anders dan bewust zelf in actie komen. Daarvoor ontbreekt het zelfvertrouwen, het gevoel dat je echt iets kan veranderen. Het is natuurlijk niet verwonderlijk dat dit ontbreekt, na een lange periode van nederlagen. Het zijn eigenlijk alleen nog de ouderen die weten wat het is om succesvolle acties te voeren, hoe je als beweging vleugels krijgt na een eerste overwinning en hoe er dan opeens allerlei dingen kunnen die daarvoor onmogelijk leken.”
De moord op Pim Fortuyn in mei 2002 leidde tot een versnelling van de verrechtsing van het politieke klimaat in Nederland. Links werd door duizenden mensen verantwoordelijk gehouden voor de daad van Volkert van der G. en bij linkse organisaties regende het bedreigingen. Daarnaast bleek hoe groot de aanhang van de LPF wel niet was. Een maand later werd tijdens een bijeenkomst in de Rode Hoed Keer het Tij opgericht, een samenwerkingsverband van linkse groepen en partijen. “In de eerste maanden na de moord op Fortuyn kregen we veel e-mail van mensen die opgelucht waren om te zien dat ze niet alleen waren”, vertelt René Danen, één van de initiatiefnemers voor Keer het Tij. “Keer het Tij bood mensen al heel vroeg de mogelijkheid om iets te doen. We zijn in juni 2002 van start gegaan en in september organiseerden we al onze eerste demonstratie. We hadden toen een ordedienst georganiseerd, niet zozeer om de demonstratie in de hand te houden maar als bescherming tegen eventuele aanvallen van buitenaf. Zoveel vijandigheid tegenover links was er toen. Keer het Tij is er zeker in geslaagd om mensen bij elkaar te brengen. Om te laten zien dat samenwerken nodig is en dat we samen meer mensen op het been kunnen brengen dan één afzonderlijke partij of organisatie dat kan.”
De demonstratie van 2 oktober 2004 waar meer dan 200.000 mensen aan deelnamen, één van de grootste uit de Nederlandse geschiedenis, was een hoogtepunt van het verzet tegen het afbraakbeleid van de kabinetten Balkenende. Voor veel van de deelnemers ging het om meer ging dan om de zoveelste bezuiniging, het was ook een protest tegen grotere delen van het rechtse beleid. Toch werd al snel na het Museumbeleid een compromis gesloten tussen de vakbonden en de regering. Patrick van Klink, zelf vakbondsactivist, ziet verschillende redenen voor het snelle akkoord dat gesloten werd; “De moord op Theo van Gogh heeft daar zeker een rol in gespeeld. De vakbonden vonden dat ze verplicht waren om zorg te dragen voor rust in de samenleving. Tegelijkertijd was al duidelijk geworden dat als er niet een dergelijk compromis gesloten zou worden, de strijd tussen de regering en de vakbonden een kwestie van lange adem zou worden. Ik denk dat bijvoorbeeld de uitslag van het referendum over de Europese Grondwet heeft laten zien dat er wel degelijk mogelijkheden waren voor een meer confronterende koers. Maar er waren natuurlijk ook risico’s aan verbonden. Hoe lang zouden de drie vakcentrales samen optrekken? Hoe lang zouden de estafettestakingen kunnen duren? Bovendien is het belangrijk om te onthouden dat de meningsverschillen niet zo groot waren als ze leken. Tot diep in het voorjaar was er al onderhandeld in de SER. Daar werd voor het akkoord op voortgebouwd.” “Na 2 oktober hebben de vakbonden niet durven door te pakken” is de mening van René;“Ze waren bang om zich politiek uit te spreken tegen het kabinet.” Toch is er wel degelijk iets aan het veranderen in de vakbonden, denkt Patrick: “Er is een proces op gang gekomen waarin leden en bestuurders meer ruimte krijgen om een meer activistische koers te varen en vanzelfsprekendheden ter discussie te stellen. "Er is een besef dat de vakbeweging erodeert en dat haar macht van het getal niet zomaar meer macht aan de onderhandelingstafel betekent.”
De uitslag van het referendum over de Europese Grondwet van 1 juni 2005 kan volgens Willem gezien worden als een herkansing van de herfst van 2004. “Bijna de gehele politieke wereld, maar ook het zogenaamde maatschappelijke middenveld, waren niet alleen voor de Grondwet maar ze waren er ook van overtuigd dat de bevolking daar voor te winnen was, anders hadden ze nooit een referendum georganiseerd. Oorspronkelijk was de Europese eenwording een progressief project. Natuurlijk, het was bedoeld om Europese bedrijven te kunnen laten te concurreren met Amerikaanse ondernemingen. Maar een belangrijke drijfveer voor de Europese samenwerking was ook het gevoel van ‘nooit meer oorlog’. Europese samenwerking was mateloos populair onder de bevolking en zeker ook geen liberaal project. In tegendeel. In het kader van de heropbouw was men overal in Europa voorstander van een sterke mate van sturing van de economie. Het waren juist de liberalen die altijd de grootste bezwaren tegen ‘Europa’ hadden, terwijl sociaal- en christen-democraten de voorstanders waren.”
“Met de opkomst van het neoliberalisme is dat veranderd, Europa bleek een handig instrument om het neoliberale project door te voeren, de markten open te gooien, te privatiseren enz. Dat leidde er toe dat in de ogen van de bevolking Europa steeds meer synoniem werd met liberalisering, privatisering en afbraak van de verzorgingsstaat.”
“De FNV en andere maatschappelijke organisaties zijn eigenlijk gewoon mee gegaan met de heersende opvattingen over de grondwet. De vakbeweging is op Europees vlak natuurlijk ook sterk geïntegreerd in het Brusselse gebeuren. Dat de leden - op basis van hun ervaringen – heel anders dachten, daar heeft men van tevoren niet bij stil gestaan. Mijn indruk is dat men ook in de leiding van het FNV wel behoorlijk geschrokken is en inziet dat er wel iets mis is met de ‘feeling’ met wat in de basis leeft. Dat geld voor Europa, maar natuurlijk ook bij andere punten. In ieder geval zullen wij ons blijven inzetten voor een socialer Europa. Het Comité Grondwet Nee is vrijwel opgegaan in ‘Ander Europa’, een samenwerkingsverband van zeven organisaties die campagne hebben gevoerd tegen de Grondwet. In dat verband proberen we vooral de discussie over een ander Europa aan te zwengelen. Zo hebben we een brochure uitgebracht, een aantal bijeenkomsten georganiseerd - o.a. op het NSF - en op andere plaatsen discussies gevoerd over het Europa van na de Grondwet. We bereiden ons nu voor op de komende confrontaties over de toekomst van Europa, want het is duidelijk dat de Grondwet en het referendum pas de openingszetten waren van een langdurige en heftige strijd over de toekomst van Europa.”
“Het is nu nog te vroeg om te zeggen hoe Keer het Tij verder gaat”, is het antwoord van René op de vraag naar toekomst van Keer het Tij. “Natuurlijk kun je zeggen dat nu met de overwinning van de SP het tij inderdaad voor een belangrijk deel is gekeerd. Keer het Tij heeft daar zeker een belangrijke rol in gespeeld. De SP heeft altijd deelgenomen aan acties van Keer het Tij en dat heeft er toe bijgedragen dat mensen de SP zijn gaan zien als de partij die zich consequent heeft verzet tegen het kabinetsbeleid. Keer het Tij heeft geholpen om de onvrede zichtbaar te maken. Het Nederlands Sociaal Forum is ook een van de dingen die uit Keer het Tij is voortgekomen.”
Alexander van Steenderen was actief bij de organisatie van het NSF. Alhoewel dit niet direct tegen het beleid van de regering Balkenende gericht was, ziet hij wel raakvlakken tussen het protest hiertegen en het NSF; “Door haar harde opstelling dwong de regering Balkende de sociale bewegingen eigenlijk om samen te werken. Verschillende bewegingen zagen dat ze hun positie en invloed aan het verliezen waren en gingen daarom op zoek naar alternatieven en nieuwe werkwijzen. Vooral daarin speelt het NSF een positieve rol.”
Patrick is voorzichtig positief over de toekomst van de vakbeweging. “Er is steeds meer een besef dat een vakbond die alleen maar een heleboel leden heeft maar geen kader heeft of acties voert een reus op lemen voeten is. De FNV staat na de ervaringen van de afgelopen jaren veel meer open voor samenwerking met andere organisaties. Welk kabinet er ook komt, dat moeten we blijven vasthouden. De beste mogelijkheden daarvoor zijn er met het NSF en verder rond concrete thema’s als die zich voordoen. De oplossingen voor de problemen van de vakbeweging zijn niet vanzelfsprekend en kunnen alleen door ervaring worden opgedaan. Zelfvertrouwen moet je leren.
Willem Bos geeft het voorbeeld van de anti-oorlogsbeweging de afgelopen jaren; “Het hoogtepunt daarvan was voor de inval in Irak. Toen zijn er ook in Nederland een aantal best grote demonstraties geweest waar je niet alleen de min of meer bekende activisten zag maar een veel breder publiek. Mensen hadden toen het gevoel dat ze de oorlog moesten, en konden, tegenhouden. Ondertussen is het meest gruwelijke scenario in Irak werkelijkheid geworden maar is het veel moeilijker om mensen op de been te krijgen. Maar je ziet ook dat bijvoorbeeld de anti-oorlogsconferentie op 29 oktober een succes was. Dat wil zeggen dat er steeds meer activisten zijn die begrijpen dat het nodig is op langere termijn een beweging op te bouwen en die zich daar ook voor in willen zetten. Daar is veel tijd, energie en doorzettingsvermogen voor nodig. Links moet zich bewust richten op het opbouwen van bewegingen en het ontwikkelen van een nieuw perspectief. Daar is nu de tijd rijp voor.”
Reactie toevoegen