Als er iets is dat bewijst dat hongersnood en voedselonzekerheid eerder door de mens worden veroorzaakt dan door de grillen van de natuur en het weer, dan is het wel de huidige voedselcrisis, waardoor miljoenen wereldwijd de hongerdood nabij zijn.
De oorlog tussen Rusland en Oekraïne heeft duidelijk gemaakt dat de voedselvoorziening wereldwijd een ramp is, maar dat was al lang voor de oorlog aan de gang. De voedselvoorzieningsketen is steeds mondialer geworden. De Grote Recessie van 2008-9 begon die keten te verstoren, die gebaseerd was op multinationale levensmiddelenbedrijven die het aanbod van landbouwers over de hele wereld controleerden. Deze bedrijven regelden de vraag, zorgden voor de aanvoer van meststoffen en beheersten een groot deel van het akkerland. Toen de Grote Recessie toesloeg, verloren zij hun winsten, waardoor zij hun investeringen terugschroefden en de druk op de voedselproducenten in het ‘mondiale Zuiden’ opvoerden.
De scheuren in deze fundamenten van de voedselvoorziening gingen gepaard met stijgende olieprijzen, een explosieve vraag naar biobrandstoffen op basis van maïs, hoge scheepvaartkosten, speculatie op de financiële markten, lage graanreserves, ernstige weersverstoringen bij enkele grote graanproducenten en een toenemend protectionistisch handelsbeleid. Dit was het voedsel-’klimaat’ in de lange depressie tot 2019, voordat de pandemie toesloeg.
Prijzen van voedingsmiddelen, brandstoffen en kunstmest versus BBP-groei in lage- en middeninkomenslanden, 2000-2022. FAO/IMF/Wereldbank.
De voedselcrisis na de Grote Recessie was van relatief korte duur, maar werd in 2011-12 gevolgd door een nieuwe explosie van de voedselprijzen. Uiteindelijk kwam er een einde aan de ‘commodities boom’ en waren de voedselprijzen een tijdlang relatief stabiel. Maar de pandemie veroorzaakte een nieuwe crisis toen de wereldwijde toeleveringsketen instortte, de scheepvaartkosten de pan uit rezen en de aanvoer van meststoffen opdroogde. Uit de index van de graanprijzen bleek dat de prijzen in 2021 hun niveau van 2008 bereikten.
De wereld is nog niet hersteld van de effecten van de COVID-19 pandemie, de ergste economische crisis sinds de tweede wereldoorlog. En dat op een moment dat veel economieën kampen met een grote schuldenlast in verhouding tot het nationaal inkomen. Afrika is de meest kwetsbare regio. Noord-Afrika is een enorme netto-importeur van tarwe, dat voor het grootste deel uit Rusland en Oekraïne komt, zodat het met een bijzonder acute voedselcrisis wordt geconfronteerd. Afrika bezuiden de Sahara is overwegend ruraal, maar de groeiende stedelijke bevolking is relatief arm en consumeert vaker geïmporteerde granen. Boeren in vele delen van Afrika hebben moeite om aan meststoffen te komen, zelfs tegen hoge prijzen, als gevolg van transport- en deviezenproblemen. Exorbitant hoge kosten zullen de winsten van de boeren uithollen en kunnen de stimulans om de productie te verhogen verminderen, waardoor de voordelen van hogere voedselprijzen voor de armoedebestrijding worden getemperd.
Landen die reeds door conflicten en klimaatverandering zijn getroffen, zijn uitzonderlijk kwetsbaar. Het door oorlog geteisterde Jemen is sterk afhankelijk van geïmporteerde granen. Noord-Ethiopië is een van de armste regio's ter wereld en wordt geconfronteerd met aanhoudende conflicten en een humanitaire crisis. En Madagaskar werd in januari en februari geteisterd door opeenvolgende tropische stormen en cyclonen, waardoor het voedselsysteem ontwricht raakte. In Afghanistan stijgt de kindersterfte als gevolg van de ineenstorting van de economie en de basisgezondheidszorg. Het BBP van Myanmar is met 18% gekrompen na de militaire staatsgreep in februari 2021.
De oorlog tussen Rusland en Oekraïne heeft deze ramp voor de voedselzekerheid en de prijzen alleen maar verergerd. Rusland en Oekraïne zijn goed voor meer dan 30% van de mondiale graanexport, Rusland alleen al levert 13% van de mondiale kunstmest en 11% van de olie-export, en Oekraïne levert de helft van de zonnebloemolie van de wereld. Samen vormt dit een enorme aanbodschok voor het mondiale voedselsysteem, en een slepende oorlog in Oekraïne en het groeiende isolement van de Russische economie zouden de prijzen van voedsel, brandstof en meststoffen nog jaren hoog kunnen houden.
De invasie van Rusland in Oekraïne heeft de mondiale voedselprijsindex naar een recordhoogte doen stijgen. Door de invasie zijn de ooit drukke Zwarte Zeehavens van Oekraïne stilgelegd en zijn akkers onverzorgd achtergebleven, terwijl de exportmogelijkheden van Rusland zijn beperkt. De pandemie blijft de toeleveringsketens verstoren, terwijl de klimaatverandering de productie in veel landbouwregio's in de wereld bedreigt, met meer droogte, overstromingen, hitte en bosbranden.
Miljoenen mensen worden volgens het Wereldvoedselprogramma de hongerdood ingejaagd. Het aantal mensen dat als ‘ondervoed’ wordt beschouwd, is in 2020 met 118 miljoen gestegen, nadat het een aantal jaren grotendeels ongewijzigd is gebleven. Volgens de huidige schattingen zouden dat er nog eens 100 miljoen meer zijn.
De acute honger - het aantal mensen dat niet kan voorzien in de voedselconsumptiebehoeften op korte termijn - is vorig jaar met bijna 40 miljoen gestegen. Oorlog is altijd de belangrijkste oorzaak van extreme honger geweest en nu vergroot de oorlog tussen Rusland en Oekraïne het risico op honger en hongersnood voor nog eens vele miljoenen mensen.
IMF-directeur Kristalina Georgieva: ‘Voor verschillende landen komt deze voedselcrisis bovenop een schuldencrisis. Sinds 2015 is het aantal lage-inkomenslanden dat in of nabij een schuldencrisis verkeert bijna heeft verdubbeld, van 30 naar 60%. Voor veel landen is schuldsanering een dringende prioriteit ... We weten dat honger het grootste oplosbare probleem ter wereld is. Een dreigende crisis is het moment om doortastend op te treden - en het op te lossen.
Maar de mainstream-oplossingen voor deze ramp zijn ofwel inadequaat ofwel utopisch, of beide. Er wordt een beroep gedaan op de ‘grote graanproducenten’ om logistieke knelpunten op te lossen, voorraden vrij te maken en weerstand te bieden aan de drang om de uitvoer van voedsel te beperken. De olieproducerende landen zouden meer brandstof moeten leveren om de kosten van brandstof, meststoffen en vervoer te helpen drukken. En regeringen, internationale instellingen en zelfs de particuliere sector moeten sociale bescherming bieden door middel van voedsel of financiële hulp.
Geen van deze voorstellen wordt uitgevoerd. Er wordt door de grote kapitalistische mogendheden heel weinig gedaan om die arme landen met de hongerende en ondervoede miljoenenbevolking te helpen. Eind vorige maand kondigde de Europese Commissie een steunpakket van 1,5 miljard euro aan, samen met aanvullende maatregelen, om de boeren in de EU te steunen en de voedselzekerheid van het blok te beschermen. De leiders van de Wereldbankgroep, het Internationaal Monetair Fonds, het Wereldvoedselprogramma van de Verenigde Naties en de Wereldhandelsorganisatie hebben opgeroepen tot dringende, gecoördineerde actie om de voedselzekerheid aan te pakken. Mooie woorden, maar geen daden.
Een echte hulp zou zijn de schulden van de arme landen kwijt te schelden. Maar het enige wat het IMF en de grote mogendheden hebben aangeboden is uitstel van schuldaflossing - de schulden blijven bestaan maar de aflossingen kunnen worden uitgesteld. Zelfs deze ‘verlichting’ is bedroevend. In totaal hebben de regeringen van de G20 in de afgelopen twee jaar slechts 10,3 miljard dollar opgeschort. Volgens de Wereldbank hebben de lage-inkomenslanden alleen al in het eerste jaar van de pandemie een schuldenlast van in totaal 860 miljard dollar opgebouwd.
De andere ‘oplossing’ van het IMF bestond erin de omvang van de speciale trekkingsrechten, het internationale geld (Special Drawing Rights, SDR’s), te verhogen om extra hulp te kunnen verlenen. Het IMF injecteerde 650 miljard dollar aan hulp via het SDR-programma. Maar door het ‘quotasysteem’ voor de verdeling van de SDR's zijn de SDR-quota onevenredig overgeheveld naar de rijke landen: Afrika ontving minder SDR's dan de Duitse Bundesbank!
De macro-economische omstandigheden die nu voedselrellen aanwakkeren. In een nieuw rapport, getiteld ‘Tapering in a Time of Conflict.‘, schetst UNCTAD de scenario's die voor ons liggen. Sri Lanka, waar de schuldencrisis al enkele jaren aan de gang is, is een nuttige illustratie van de belangrijkste dynamiek. Geldvermakingen vanuit het buitenland en export stortten in tijdens de pandemie, die ook de cruciale toeristische sector ontwrichtte. De groeivertraging heeft de begroting onder druk gezet en de deviezenreserves uitgeput, waardoor Colombo (de hoofdstad waar de regering zetelt, vert.) nu worstelt met de invoer van olie en voedsel. De tekorten zijn acuut. Twee mannen van in de zeventig zijn gestorven toen ze in de rij stonden te wachten voor brandstof, meldde Al Jazeera. De melkprijzen zijn gestegen, en schoolexamens werden afgelast wegens een tekort aan papier en inkt. Nu Sri Lanka worstelt om de 45 miljard dollar aan langetermijnschuld af te lossen, waarvan meer dan 7 miljard dollar dit jaar verschuldigd is, zou het zich kunnen voegen bij landen die tijdens de pandemie in gebreke zijn gebleven, waaronder Argentinië en Libanon, de laatste land sterk afhankelijk van de invoer van tarwe.
In plaats van het aanbod te vergroten, voedselvoorraden vrij te maken en te proberen een einde te maken aan de oorlog in Oekraïne, verhogen regeringen en centrale banken de rentetarieven, waardoor de schuldenlast van de arme landen met voedselgebrek zal toenemen. Zoals ik in eerdere berichten heb uitgelegd en zoals UNCTAD beaamt, doen renteverhogingen door centrale banken niets om de inflatie onder controle te houden die ontstaat door verstoringen van het aanbod, behalve een wereldwijde recessie en een schuldencrisis in de ‘opkomende markten’ uitlokken.
Toenemende protesten en politieke onrust baren de grootmachten meer zorgen dan mensen die honger lijden. Zoals de minister van Financiën van de VS, Janet Yellen, zei: ‘De inflatie bereikt de hoogste niveaus die we in decennia hebben gezien. Sterk gestegen prijzen voor voedsel en meststoffen zetten huishoudens overal ter wereld onder druk - vooral de armsten. En we weten dat voedselcrises sociale onrust kunnen ontketenen.’
Al in de jaren 1840, toen het kapitalisme wereldwijd de dominante productiewijze werd, sprak Marx van een ‘nieuw regime’ van industrieel-kapitalistische voedselproductie, verbonden met de intrekking van de Corn Laws en de triomf van de vrije handel na 1846. Hij associeerde dit ‘nieuwe regime’ met de omschakeling van ‘grote stukken akkerland in Groot-Brittannië’, aangedreven door de ‘reorganisatie’ van de voedselproductie rond ontwikkelingen in veeteelt en management, en door teeltwisseling, gekoppeld aan verwante ontwikkelingen in de chemie van meststoffen op basis van mest.
De kapitalistische voedselproductie heeft de voedselproductiviteit drastisch verhoogd en de voedselproductie tot een wereldwijde onderneming gemaakt. In het midden van de jaren 1850 waren deze trends al duidelijk: bijna 25% van de in Groot-Brittannië geconsumeerde tarwe werd geïmporteerd, 60% daarvan uit Duitsland, Rusland en de Verenigde Staten. Maar er kwamen ook regelmatig terugkerende productie- en investeringscrises die een nieuwe vorm van voedselonzekerheid creëerden. Honger en hongersnood konden niet langer worden toegeschreven aan de natuur en het weer - als dat al ooit het geval was geweest. Nu zijn ze duidelijk het gevolg van de ongelijkheden van de kapitalistische productie en sociale organisatie op wereldschaal. En het zijn de armsten die eronder lijden. Karl Marx schreef ooit dat de hongersnood ‘alleen arme duivels doodde’.
En met de industriële landbouw kwam de wrede uitbuiting en behandeling van dieren net zozeer als van mensen. Marx schreef in een ongepubliceerd notitieboek, als ‘Walgelijk!’ Voederen in stallen een ‘systeem van celgevangenis’ voor de dieren. ‘In deze gevangenissen worden dieren geboren en blijven daar tot ze worden afgemaakt. De vraag is of dit systeem, verbonden met het foksysteem dat dieren op een abnormale manier kweekt door botten te aborteren om ze te transformeren tot louter vlees en een massa vet - waar vroeger (voor 1848) dieren actief bleven door zoveel mogelijk onder vrije lucht te blijven - uiteindelijk niet zal leiden tot een ernstige verslechtering van de levenskracht?’
Dit is een wereldwijde crisis en vereist wereldwijde actie, net zoals de pandemie had moeten worden aangepakt en de klimaatcrisis moet worden aangepakt. Maar een dergelijke wereldwijde coördinatie is onmogelijk zolang de wereldwijde voedselindustrie wordt gecontroleerd en in handen is van een paar multinationale voedselproducenten en -distributeurs en de wereldeconomie afstevent op een nieuwe recessie .
Deze tekst verscheen oorspronkelijk op het blog van Michael Roberts, Nederlandse vertaling globalinfo.
Reactie toevoegen