Het boek is geschreven in het najaar van 2003 toen de naschokken van de Amerikaans-Britse oorlog tegen het regime van Saddam Hoessein nog volop voelbaar waren. Irak werd toen al enkele maanden bezet gehouden door een Amerikaans-Britse strijdmacht - een bezetting waarvan de meeste Iraki's, na de euforie rondom de val van het regime, zo snel als de situatie dat toestaat af willen en die door weer andere Iraki's met steun van buitenaf van meet af aan gewapenderhand is bestreden. De agenda van de grote drijvende kracht achter de Irak-oorlog, de Verenigde Staten, is gericht op het opbouwen van een vrijemarkteconomie in een pro-westers (hetgeen tevens wil zeggen pro-Israëlisch) Irak. Waarbij - al was het alleen maar vanuit het oogpunt van stabiliteit - ruimte zal bestaan voor het tot stand komen van een - naar de maatstaven van de regio - pluriform politiek en maatschappelijk bestel. Voor Washington is de inzet in deze campagne hoog, aangezien het hier gaat om een potentiële regionale grootmacht mede vanwege zeer omvangrijke oliereserves, die bovendien gelegen is in een regio waar zich tweederde van de wereldoliereserves bevinden. Een door de Verenigde Staten gedomineerd Irak zal bijgevolg nieuwe mogelijkheden bieden voor Amerikaanse politieke en militaire machtsontplooiing daar. Door talrijke regeringen in en buiten de regio wordt het Amerikaanse hegemoniestreven en het beleid dat daaruit voortvloeit met zorg gevolgd. Op het niveau van de publieke opinie is er in en buiten de regio groeiende weerstand, die de achterliggende maanden in diverse opiniepeilingen en in diverse vormen van protest en in gewelddadige acties tot uitdrukking is gekomen.
Gekleurde bril
Tariq Ali's boek lijkt zich vooral tot dit laatste publiek te richten en doet dat in de stijl van een vlugschrift: Het is sterk polemisch, de nuance wordt niet gezocht, er wordt in grote categorieën geanalyseerd. Op zich kan een vlugschrift een waardevolle bijdrage leveren aan de meningsvorming, op basis waarvan gewogen politieke besluiten genomen kunnen worden. In dit geval wordt mijns inziens het doel voorbij geschoten.
In zeven hoofdstukken wordt in grote stappen de politieke geschiedenis van de moderne staat Irak (sinds 1920) doorgelopen, inclusief de Koeweit-crisis van 1990-1991 en de containmentpolitiek van de jaren daarna. Tevens wordt de aanloop naar de Amerikaans-Britse aanval op Irak beschreven. Op de sindsdien bestaande verhoudingen onder de bezetting en de perspectieven op bevrijding wordt helaas niet ingegaan.
Bij dit alles wordt de geschiedenis van Irak door een sterk gekleurde bril bekeken. Er wordt bijvoorbeeld veel aandacht besteed aan de strijd van de Iraakse Communistische Partij (CPI). Deze wist na de Tweede Wereldoorlog een massabeweging op te bouwen en had een aandeel in de revolutie van 1958, die een eind aan de Britse invloed in Irak zou maken. Daarentegen wordt nauwelijks met een woord gerept over het massale verzet tegen de Britse plannen met Irak waaraan veertig jaar eerder door shi'itische ulama (geestelijken) leiding is gegeven. Datzelfde geldt voor de confrontatie in de jaren zeventig tussen het regime van Saddam Hoessein en de shi'itische islamitische beweging die door ulama werd geleid. Alleen al vanwege de actualiteit zou het van belang zijn geweest een licht te werpen op de rol van shi'itische ulama in de Iraakse politiek (en alle nieuwe problemen die dat overigens zou kunnen veroorzaken). Bovendien, hoe kan men de huidige politieke verhoudingen in Irak begrijpen, zonder zich ten volle bewust te zijn van de politieke trauma's waarmee een achtergestelde en onderdrukte bevolkingsgroep als de shi'itisch-Arabische is behept? In het verlengde daarvan liggen politieke ambities: niet opnieuw zal de shi'itisch-Arabische bevolkingsgroep politiek de boot willen missen.
Bestuursraad
Hetzelfde kan opgemerkt worden omtrent de Koerdische bevolkingsgroep - door Tariq Ali wordt gewezen op Koerdische collaboratie met Irak-vijandige machten, zonder dat hij enige aandacht besteedt aan de lange politieke en - onder Saddam Hoessein - zelfs fysieke overlevingsstrijd van Koerden in Irak.
Historische ervaringen, een politieke overlevingsstrijd en politieke ambities enerzijds, de militaire slagkracht van de Amerikaans-Britse bezettingsmacht en een bankroete economische situatie anderzijds (zestig procent van de bevolking is voor overleving afhankelijk geworden van voedselhulp), hebben vertegenwoordigers van Koerden en shi'itische islamisten, maar ook Iraakse communisten en anderen doen besluiten om toe te treden tot de door de Amerikaanse pro-consul Paul Bremer geformeerde, 25 personen tellende Interim Bestuursraad. Zeker, de macht van deze raad is zeer beperkt en kan de Amerikaans-Britse bezetting politiek afdekken. Zeker, onder zijn leden bevinden zich enkele notoire crooks als Ahmad Chalabi (fraudeur, beschermeling van de neoconservatieven) of Iyad Alawi (ex-generaal uit het leger van Saddam Hoessein en Ba’thist). Maar bijvoorbeeld ook een werkelijk onafhankelijk denkende en handelende Koerdische leider als Mahmoud Osman of de even autonome Ibrahim al-Ja'feri van de shi'itisch-islamistische Hizb al-Da'wa. Men kan er zeker van zijn dat de twee laatstgenoemden en hun respectievelijke achterban niet voornemens zijn de dictatuur van Saddam Hoessein in te ruilen voor een Amerikaanse overheersing. Zij staan daarbij niet volledig machteloos ten opzichte van de Amerikaans-Britse bezettingsmacht en zullen het politieke spel zolang meespelen als de belangen van hun achterban daarmee zijn gediend. Zo niet, dan kunnen zij terugvallen op massamobilisatie en eventueel gewapend verzet, waardoor de positie van de bezettende macht snel onhoudbaar zal worden. Kijk hoe Bremer mede onder invloed hiervan de afgelopen maanden zijn plannen herhaaldelijk heeft moeten bijstellen. Het zal Washington en Londen niet meevallen om een dociel Irak tot stand te brengen. Door de leden van de bestuursraad collectief af te doen als 'a platoon of quislings' (‘een peloton landverraders’ - p. 34) of 'jackals of every stripe' (‘allerlei jakhalzen’ - p. 40) geeft Tariq Ali niet bepaald blijk van een groot inzicht in de Iraakse verhoudingen en de zeer beperkte keuzes onder de bezetting. Daarnaast lijkt een te groot anti-imperialistisch analysekader hem parten te spelen.
‘Het verzet’
Daartegenover spreekt Tariq Ali ongedifferentieerd over 'het verzet', waarvan delen zich de achterliggende maanden schuldig hebben gemaakt aan grof geweld tegen civiele doelen - onlangs nog in Karbala onder shi'itische gelovigen tijdens de Ashuraviering. Daarbij gaat het om voormalige aanhangers van het regime van Saddam Hoessein, die 35 jaar lang bewezen hebben het Iraakse volk (en de naburige volken) niets te bieden te hebben, of door Wahabi geïnspireerde extremistische islamisten - al dan niet van buiten Irak - die in Saoedi-Arabië en in Afghanistan op weer een andere manier een werkelijke ontplooiing van de respectievelijke bevolkingen hebben geblokkeerd. Kort na een zware aanslag van 'het verzet' op een groep jonge politierecruten schreef Tariq Ali in het Britse dagblad The Guardian (14 februari jl.): ‘'Wie collaboreert moet bereid zijn de prijs daarvoor te betalen’, is de boodschap geweest van zo ongeveer elke nationale strijd in de vorige eeuw.’ Opnieuw een blijk van weinig kennis van de verhoudingen op de grond. Immers, het betrof hier jonge mannen waarvan men kan vermoeden dat zij zich niet op politieke gronden voor een baan bij de politie hebben aangemeld - het zijn met andere woorden geen ‘verraders of jakhalzen’ - maar om economisch te kunnen overleven in een uitgemergeld land met meer dan vijftig procent werkloosheid.
Samenvattend, Bush in Babylon heeft mijns inziens grote lacunes en legt voorts een aantal foute accenten.
Waar de bevolking van Irak en anderen behoefte aan hebben, zijn analyses die gebaseerd zijn op een juiste balans tussen mondiale en lokale (krachts)verhoudingen. Ontbreekt een van de twee, dan is de waarde van dergelijke analyses beperkt.
Tenslotte nog het volgende: Men vraagt zich af waarom een linkse uitgeverij als Verso ervoor gekozen heeft een onnodige aanschafbarrière op te werpen door een vlugschrift als Bush in Babylon uitsluitend in een dure hardback editie uit te geven. Geldt hier dat ook een linkse schoorsteen moet roken?
Tariq Ali, Bush in Babylon - The Recolonisation of Iraq, Londen 2003, Verso; 214 pp.; 22,50 Euro.
Robert Soeterik is antropoloog, gespecialiseerd in Irak en verbonden aan Middle East Research Associates (MERA) te Amsterdam.
Reactie toevoegen