We beleven dagen waarin het platteland de krantenkoppen en schermen vult. Er wordt herhaaldelijk gezegd dat het platteland boos is. Sommigen van ons, die niet leven van wat we verbouwen, geven onze meningen en analyses over degenen die dat wel doen, ons bewust van de beperkingen van onze analyses. Europa en zijn gemeenschappelijk landbouwbeleid (het beroemde GLB), de hoge kosten en lage beloning waarmee de landbouw te maken heeft en het verdrag met Mercosur worden genoemd als de belangrijkste oorzaken van de woede. Maar als we goed kijken naar deze mobilisaties en de kwesties waaruit ze voortkomen, zien we dat ze geworteld zijn in diepere kwesties.
Het eerste dat we moeten opmerken is dat er niet één kamp is, maar vele kampen die mobiliseren. Als een grote multinational zou dreigen de externe bevoorrading waarvan een bedrijf afhankelijk is stop te zetten, zou het hele bedrijf boos zijn, maar de situatie van de eigenaren van dat bedrijf en de situatie van de arbeiders zouden verschillend zijn. Terwijl de eigenaren zich zorgen zouden maken over mogelijke verliezen, zouden de arbeiders zich zorgen maken om te overleven. Het vermogen om weerstand te bieden en crises het hoofd te bieden is niet voor iedereen het zelfde en wordt bepaald door meerdere aspecten, te beginnen met het kapitaal, de beslissingsbevoegdheid en de manoeuvreerruimte waarover iedereen beschikt.
Het platteland en de Europese landbouw- en veeteeltsector zijn geen multinationals, maar er is sprake van vergelijkbare verschillen en machtsongelijkheden. Daarom hebben boerenorganisaties in sommige landen, zoals Frankrijk of Duitsland, zich ingezet om zichtbaar te maken dat in deze mobilisaties niet alles hetzelfde is, dat er belangen zijn van grote bedrijven, de agrarische bazen, die vechten om macroprojecten niet te verliezen en in stand te houden, terwijl de boeren proberen te overleven met een waardig leven.
Ze benadrukken dat ondanks het feit dat ze op dezelfde dagen mobiliseren en dat ze allemaal deel uitmaken van wat er op de velden gebeurt, ze niet hand in hand gaan. Terwijl zij vragen om sociale zekerheid in de landbouw, fatsoenlijke inkomens en voedsel dat mensen in leven houdt en de planeet afkoelt, streven anderen naar het behoud van een model dat alleen de extractivistische belangen voedt en dat in stand wordt gehouden met overheidsgeld. Daarnaast zijn er, op de scheidslijn tussen grote bedrijven en kleine boeren, andere middelgrote producenten die, zonder reuzen te zijn, zichzelf niet langer identificeren als klein of als boeren. Ze hebben de redenering van de grote als doel omarmd, maar die schaal is niet meer dan een illusie en hun manoeuvreercapaciteit is niet die van degenen met een groot kapitaal. Het zijn producenten met een omzet van vele euro's, maar ze zijn slaven van het model, zwaar in de schulden en met weinig beslissingsruimte.
Te midden van al deze onrust zijn rechts en extreemrechts aan het vissen en zoeken de grote landbouworganisaties naar het minste kwaad. Hier in Spanje heeft het niet lang geduurd voordat de krantenkoppen verschenen die zeiden dat ecologie overal de schuld van is, alsof klimaatverandering niet bestaat en het beleid van de EU ecologisch is. Dezelfde EU die eind 2023 het voortgezette gebruik van glyfosaat goedkeurde. De realiteit is dat de problemen van de sector geworteld zijn in een landbouwmodel en beleid dat het tot het uiterste heeft gedreven. Een model dat de behoeften en capaciteiten van het land en de ecosystemen negeert en illusies genereert met inputs. Een model dat gericht is op de wereldmarkt en volledig afhankelijk is van subsidies die niet langer houdbaar zijn. Energie is niet langer goedkoop, noch voor productie noch voor het transport van producten over duizenden kilometers, en zelfs de GLB bedragen hebben grenzen.
Het Mercosur-verdrag dat tegenwoordig zo vaak genoemd wordt, is slechts de zoveelste druppel in een zeer troebel glas. Klimaatverandering verbrijzelt illusies en stelt grenzen aan de verdwijning van de natuur. Droogtes, stortregens en/of abnormale temperaturen kunnen niet met een drone worden beheerd. Terwijl de klimaatverandering klappen uitdeelt en instabiliteit veroorzaakt in de sector, probeert de EU een groen jasje aan te trekken en een of andere maatregel toe te passen die het praten over duurzaamheid rechtvaardigt, maar zonder een echt plan dat een transitie begeleidt terwijl ondertussen de toestand ongewijzig blijft. Dit alles wekt woede op, woede in de agro-industrie die de iputs produceert, woede bij degenen die weten dat ze ervan afhankelijk zijn, en woede bij degenen die er niet zo afhankelijk van zijn, maar die weten dat de kosten van verandering uiteindelijk altijd worden betaald door de meest kwetsbaren.
Om al deze redenen is het realistisch om te denken dat min of meer extreemrechtse partijen goed kunnen profiteren van deze ontevredenheid. Er zijn verschillen, maar in feite worden ze allemaal, vooral de kleinere producenten en het platteland in het algemeen, al jaren genegeerd door alle politieke actoren. Vanuit links zijn er geen krachtige voorstellen gekomen die de verdediging van de kleine producenten en de overgang naar andere modellen ondersteunen. In de meer traditionele progressieve teksten die over arbeiders- en/of klassenstrijd spreken, heeft men het altijd over de stad, over degenen die op asfalt wonen en werken en zelden over het platteland dat als perifeer bekend staat. Boeren worden niet gezien als essentieel in de arbeidersstrijd, ook al kunnen we ons zonder boeren letterlijk niet voeden. Dat zet de deur open voor degenen die plotseling naar het platteland kijken, het zien als een geschikte plek om te scoren en toespraken houden die, hoewel met meer lawaai dan inhoud, tegemoet lijken te komen aan degenen die nooit aan bod zijn gekomen.
Op dit punt is het ook belangrijk om te onthouden dat er, buiten deze opstand, mensen op het platteland zijn die geen kans hebben om in opstand te komen en die niet worden genoemd of zichtbaar gemaakt in deze opstand. Het platteland wordt, op enkele uitzonderingen na, gemobiliseerd in de mannelijk vorm. De eisen gaan meestal over de markt. In de mobilisaties zien we veel machines en weinig handen, nog minder handen van dagloners, we zien baarden en kale hoofden, voornamelijk witte mannen en weinig vrouwen die een gezicht, stem en behoeften geven aan voorstellen en eisen.
Als de arbeidersstrijd onder de stedelijke blik van heterosexuele mannen voorbijgaat aan degenen die haar voeden, dan gebeurt hetzelfde met de primaire sector, die voorbij lijkt te gaan aan alle gratis gezinsarbeid die de zaak laat draaien, evenals aan de dagloners die, in veel gevallen onder omstandigheden van semi-slavernij, essentieel zijn om de keten te laten blijven functioneren. De kern van het debat lijkt te blijven hoe je de markt in stand houdt en niet hoe je het leven in stand houdt. De meest verwaarloosden blijven verwaarloosd.
De vraag wie ons gaat voeden, terwijl dat de grote vraag is, wordt tegenwoordig niet gesteld. Hoewel er verschillen zijn in de velden, is er in de agrarische sector een overschot aan bedrijven, maar geen overschot aan mensen. In een sector die gekenmerkt wordt door leegloop en vergrijzing, is de uitdaging om transities te genereren die paden kunnen ondersteunen naar meer duurzame, rechtvaardige en nieuwe modellen die mensen en de planeet op een eerlijke manier in stand kunnen houden en voeden. Modellen die kringlopen sluiten en die niet negeren dat onszelf voeden deel uitmaakt van zorg, modellen die gebaseerd zijn op samenwerking en niet op concurrentie die er genoegen mee neemt om degenen aan de onderkant de schuld te geven in plaats van te vechten tegen degenen die hen van bovenaf verstikken.
We hebben modellen nodig die vragen wie over ons voedsel beslist, die over rechten praten, die voedselsoevereiniteit voorstellen, het recht om over ons voedsel te beslissen met criteria van sociale en ecologische rechtvaardigheid, als een paraplu waaronder we kunnen lopen. De oplossingen voor klimaatverandering zullen niet komen van niet-duurzame energietechnologieën, maar van het kijken naar de aarde en het opbouwen van coëxistentie tussen haar behoeften en de onze. Het is tijd om beleid te ontwerpen dat die overgang begeleidt, beleid dat echt duurzaam is. We leven in een gecompliceerde tijd, maar ook in een tijd van kansen. Een kans om te zien dat andere modellen niet alleen mogelijk zijn, maar dat ze al bestaan. Om ons bewust te worden van de onderlinge afhankelijkheid in het gebied en om de stedelijke fantasie van zelfvoorziening achter ons te laten. Het is dringend nodig om de essentiële aard van degenen die de wereld voeden te waarderen en te benadrukken en om transities te begeleiden die het leven in stand houden.
Dit artikel stond op Viento Sur. Nederlandse vertaling redactie Grenzeloos.
Reactie toevoegen