Een alternatief voor het neoliberaal klimaatbeleid

De meeste commentatoren beschouwen de voorbije klimaatconferentie COP26 in Glasgow in mindere of meerdere mate als een mislukking. De conferentie had de concrete invulling moeten zijn van het klimaatakkoord van Parijs (2015), en had het vertrouwen moeten versterken dat de klimaatopwarming tegen 2050 de 1,5°C niet zou overschrijden. Glasgow is echter grotendeels tot verklaringen en intenties beperkt gebleven.

Als men zich dan realiseert dat we ongeveer halfweg de periode 1992-2050 zijn, dus ongeveer 30 jaar na de eigenlijke start van klimaatinitiatieven (de Earth Summit van Rio de Janeiro) en 30 jaar vóór de streefdatum om de koolstofuitstoot tot nul herleid te hebben, dan zou al een aanzienlijk deel van het parcours moeten afgelegd zijn.

Dat is helemaal niet zo. Het tegendeel is het geval, zoals een recente studie van het Transnational Institute (TNI) in samenwerking met Trade Unions for Energy Democracy (TUED)  aantoont [1]. De vaststellingen in Energy Transition or Energy Expansion? zijn eigenlijk onthutsend. De transitie is niet aan de gang. Op wereldschaal bekeken nam de koolstofemissie tussen 1990 en 2014 met 61% toe. Ja, er is een sterke groei van elektriciteitsproductie door hernieuwbare bronnen (zonnepanelen, windenergie) maar er is een nog sterkere groei in de productie door steenkool en gas. De vraag naar gas verdubbelde sinds 1990. Met andere woorden: de groei van de hernieuwbare energie kan de groeiende vraag naar energie niet bijhouden.

De TNI- studie doet meer dan het mislukte klimaatbeleid documenteren: ze geeft ook de oorzaak van de mislukking aan. Die ligt in de neoliberale aanpak ervan. Drie aspecten daarvan worden nader geanalyseerd:

  • De koolstofmarkt (carbon pricing) is een volledige mislukking. Dat is een van de belangrijkste instrumenten van het Europees klimaatbeleid. Het idee is om op de emissie van CO2 een prijs te kleven en emissierechten op een markt te verkopen. Door de kost van koolstofuitstoot zullen bedrijven gestimuleerd worden om alternatieven uit te werken, dat is toch de theorie. Maar zelfs het Internationaal Muntfonds (IMF) is van oordeel dat de koolstofprijs slechts 1/20 is van het absolute minimum nodig om effect te sorteren.
  • De industrie zou moeten massaal investeren in hernieuwbare energie, en om haar daartoe aan te zetten is het neoliberaal recept dat overheden de privésector stimuleren met ‘incentives’. Maar die aanpak heeft niet geleid tot de nodige investeringen.
  • In de neoliberale optiek is energie een waar die profijt moet opleveren. Maar in plaats van de transitie te stimuleren, is het een belemmering daarvoor. Er ontstaat een concurrentiestrijd, een chaotische energieoorlog, en omdat bedrijven gegarandeerde winsten willen, kennen overheden steeds meer subsidies toe. Deze aanpak leidde er ook niet toe dat private bedrijven de nodige technische aanpassingen deden om tegemoet te komen aan de variabiliteit van hernieuwbare bronnen (veel of weinig wind, veel of weinig zon, wat een aangepaste infrastructuur van energieopslag vereist.)

Wie er meer wil over weten kunnen we de brochure Energy Transition or Energy Expansion? warm aanbevelen.

Maar het is een schrale troost dat weer eens bewezen is dat het neoliberalisme niet deugt. Wat is het alternatief, en hoe kan het gerealiseerd worden?

Het is duidelijk dat men zijn vertrouwen niet kan stellen op onze regeringen, de uitvoerders van het neoliberaal beleid. Ze moeten permanent onder druk gezet worden, schijnmaatregelen (zoals het massaal gratis uitdelen van emissierechten aan bedrijven) moeten publiek aan de kaak gesteld worden en politiek bestreden, beloftes (zoals het nog steeds niet gerealiseerde fonds van 100  miljard $ per jaar voor klimaatactie in het Zuiden) moeten op hun uitvoering getoetst worden. Milieubewegingen, jeugdmobilisaties, Extinction Rebellion, klimaatbetogingen… hebben op dat gebied al heel wat gepresteerd. Maar om maatschappelijke krachtsverhoudingen tot stand te brengen die in staat zijn het economisch systeem in een andere richting te duwen zijn fundamentele sociale krachten nodig, krachten die kunnen wegen op het productieproces en het economisch systeem in zijn geheel. Die krachten zijn bekend: de georganiseerde arbeidersbeweging, vakbonden, met hun structuren, die reiken van de werkvloer tot de internationale federaties. Scholierenstakingen schoppen tegen het geweten, arbeidersstakingen tegen de belangen van het kapitaal en zijn neoliberale verdedigers.

Het zijn ook vakbonden die een band hebben (of horen te hebben) met bevolkingslagen die het eerste slachtoffer dreigen te worden van de klimaatcrisis. Nog vóór de huidige chaos op de energiemarkt losbrak waren er in de Europese Unie al 31 miljoen mensen die hun woning niet voldoende konden verwarmen (dit is het cijfer van Eurostat, maar het Europees onderzoekscentrum sprak in 2019 al over 50 miljoen). Men durft er bijna niet aan denken wat dit wordt nu de gasprijs verdrievoudigd is. Het zal ook aan vakbonden zijn om ervoor te zorgen dat de overgang naar een duurzamer productieapparaat (sluiting steenkoolmijnen, einde van de productie van ontploffingsmotoren, invoering van nieuwe procedés…) niet betaald wordt op de rug van honderdduizenden werklozen. En gelukkig is ‘internationale solidariteit’ toch voor een deel van de vakbeweging geen ijdel woord, want zoals het nog steeds niet gerealiseerde fonds van 100 miljard per jaar aantoont zal die solidariteit er niet automatisch komen.

Het is dan ook logisch en terecht dat de TNI-studie verwijst naar een gemeenschappelijke standpunt van een reeks nationale vakbonden (o.a. Nederland, Zuid-Afrika, GB, Argentinië…) en internationale federaties die tijdens de klimaatconferentie van Glasgow werd bekendgemaakt, het Trade Union Program for a Public Low-Carbon Energy Future (momenteel beschikbaar in het Engels, Frans en Spaans).

Dit is meer dan een verklaring bovenop de zoveel andere die in Glasgow werden afgelegd. Het is de basis voor een alternatief, uitgewerkt door een werkgroep met inbreng van meer dan 30 bonden. De voorstellen beperken zich niet tot de strikt syndicale belangen i.v.m. tewerkstelling, arbeidsmarkt en vakbondsparticipatie. Dat is bijvoorbeeld wel het geval met voorstellen van het Europees Vakverbond (EVV, ETUC in het Engels), die zich zonder veel moeilijkheden laten inpassen in de Europese Green Deal. Niet zo verbazend dan dat het EVV blijkbaar (nog?) geen ondertekenaar is van het Trade Union Program for a Public Low-Carbon Energy Future. Deze verklaring stelt duidelijk dat de energiesector uit de greep van de privé moet gehaald worden, en dat een succesvolle klimaatpolitiek niet anders kan dan ingaan tegen het neoliberale beleid. In acht punten wordt een alternatief geformuleerd, dat we hier alleen samenvatten:

  1. Toegang tot energie is een recht;
    daarom moet de elektriciteitsvoorziening beschouwd worden als een publiek goed.
  2. Keer de rug naar neoliberale wetten en richtlijnen over energievoorziening;
    onder andere via door de overheid gereguleerde consumentenprijzen.
  3. Breng de openbare sector terug aan zet;
    privatisering moet gestopt en teruggedraaid worden.
  4. De energietransitie moet volgens een overheidsplan verlopen;
    zulk plan moet permanent op zijn duurzaamheid getoetst worden.
  5. Het beleid moet democratisch gevoerd en gecontroleerd worden;
    de werknemers moeten daarin nauw betrokken worden.
  6. Voor de werknemers moeten er sterke collectieve waarborgen zijn;
    zo moeten overheidsbedrijven in de energiesector voldoende bemand en gefinancierd worden; klokkenluiders moeten beschermd worden.
  7. De energietransitie moet met openbare middelen gefinancierd worden;
    als de overheidsschuld daarvoor in de weg staat moet die kwijtgescholden worden aan gewezen koloniale landen.
  8. Er moet multilateraal samengewerkt worden in het kader van mondiaal publiek eigendom;
    zo moeten intellectuele eigendomsrechten afgeschaft worden waar die een rechtvaardige transitie in de weg staan; multilaterale ontwikkelingsbanken moeten de financiering mogelijk maken in ontwikkelingslanden.

Deze standpunten bieden duidelijk een antwoord op de gebreken van de neoliberale klimaataanpak die de TNI-studie aan het licht brengt. Maar hun waarde hangt er helemaal vanaf wat met deze standpunten verder gebeurt. Is het een verklaring naast de zoveel andere die over het klimaat afgelegd worden, dan is het een verspilling van middelen en energie. Wordt er daarentegen mee gewerkt binnen vakbonden, wordt er op alle niveaus over gediscussieerd en nagegaan hoe deze eisen kunnen kracht bijgezet en gerealiseerd worden, dan zou het een kentering in de wedloop tegen de klimaatopwarming kunnen worden.

Is dit een realistisch perspectief? Kan een bredere visie op de toekomst het binnen een significant aantal vakbonden halen van de kortetermijnbelangen? De kans lijkt klein, maar niet onbestaande. Het is een opgave voor verantwoordelijken en militanten binnen de vakbonden om een dynamiek op gang te brengen die het onwaarschijnlijke toch laat gebeuren. Een eerste stap zou al zijn de Glasgow-verklaring te vertalen, te verspreiden binnen de organisaties en te bediscussiëren van hoog tot laag. (Maar ook bij bonden aangesloten bij TUED is daar voorlopig niets van te merken.) Het zou ook de gelegenheid zijn om de banden aan te halen met milieuorganisaties, klimaatjongeren, ecosocialistische bewegingen en klimaatspecialisten.

Het zal vlug moeten blijken of er binnen de vakbonden daartoe nog voldoende creatief vermogen aanwezig is.

[1] Het Transnational Institute is een onafhankelijke onderzoeks- en belangenbehartigingsgroep, opgericht in 1974 en gevestigd in Amsterdam. TNI stelt zich ten dienste van sociale bewegingen wereldwijd, en ijvert voor sociale, economische en ecologische rechtvaardigheid.

Trade Unions for Energy Democracy is een (klein) wereldwijd netwerk van vakbonden en bondgenoten (zoals de Rosa Luxemburg Stichting), opgericht in 2012. TUED ijvert voor de democratische controle en het publiek bezit van energie, in het kader van de klimaatcrisis, energiearmoede en de aanvallen op werkersrechten. Rechtstreeks lid zijn onder andere de Nederlandse FNV, de Italiaanse CGIL, de Franse CGT, de Belgische ACOD-sector voor gas en elektriciteit (Gazelco) en een reeks bonden in Afrika, Azië en Amerika. Er zijn ook enkele internationale koepelfederaties aangesloten, zoals de Europese (EPSU) en de internationale (PSI) openbare-dienstencentrale, de Europese Transportarbeidersfederatie (ETF) en UNI Global Union (dienstensector).

Soort artikel

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop