Na de Engelse vertaling is er nu ook een Franse vertaling verschenen van Jan Willem Stutje's biografie van Ernest Mandel. We publiceren hier een bespreking van Michael Löwy.
Dit is de eerste systematische biografie van de man die de belangrijkste leider en theoreticus was van de Vierde Internationale na 1945 en, zoals Tariq Ali in zijn voorwoord schrijft, één van de meest creatieve en onafhankelijke revolutionaire denkers van onze tijd.
De auteur is een Nederlandse historicus – de eerste druk van het boek verscheen in 2007 in het Nederlands in Antwerpen – die zijn onderzoek niet alleen heeft uitgevoerd met een uitgebreide bibliografie, maar ook met een groot aantal persoonlijke interviews met vroegere vrienden en kameraden en vooral met materiaal uit het persoonlijk archief van Ernest Mandel. Dit is een werk van grote kwaliteit, dat de nauwgezetheid van een historicus combineert met een duidelijke sympathie voor het personage en een heldere kritische afstand die elke apologetische drift voorkomt.
In deze bespreking volgen we de volgorde van de hoofdstukken van het boek, die deels chronologisch en deels thematisch is.
Geboren in Frankfurt am Main in 1923 in een gezin van Poolse Joden – ongelovigen – van Duitse cultuur die in Antwerpen woonden, ontdekte de jonge Ezra (later Ernest) het socialisme door op dertienjarige leeftijd... Victor Hugo's Les Misérables te lezen! In een latere getuigenis merkt hij op: 'Mijn politieke ideeën stonden toen definitief vast voor de rest van mijn leven'. Zijn vader, Henri Mandel, was een linkse man, die nauwe banden aanknoopte met de Duitse trotskistische kringen die na de Moskouse Processen hun toevlucht in België hadden gezocht. Ezra sloot zich in 1938, op 15-jarige leeftijd, aan bij de PSR (Revolutionair Socialistische Partij), de Belgische afdeling van de Vierde Internationale. Niet afgeschrikt door de oorlog en de bezetting van België door de nazi's, sloot hij zich aan bij het verzet; hij werd voor de eerste keer gearresteerd in januari 1943 en maakte gebruik van een moment van onoplettendheid van zijn cipiers om te ontsnappen. Als vaste medewerker van de Duitstalige ondergrondse krant Das Freie Wort (Het Vrije Woord), die zich richtte tot Duitse soldaten, schreef hij in september 1943: 'De misdadige nazi-moordenaars roeien honderdduizenden onschuldige en verlaten mannen, vrouwen en kinderen uit, waarbij ze deze naakte Polen, Russen en Joden als 'Untermenschen' beschouwen (...) De beschaafde mensheid kan dit niet tolereren! Ieder van u, Duitse soldaten, is medeplichtig als u niet protesteert tegen deze misdaden en verkiest te zwijgen. Niemand van jullie kan zich verschuilen achter argumenten als 'bevelen opvolgen' of 'plicht van de soldaat'. (...)
Het is uw plicht de nazi-bestialiteit te stoppen: dolle honden moeten aan de ketting! In maart 1944 werd hij voor de tweede maal gevangen genomen, naar Duitsland gedeporteerd, van het ene kamp naar het andere vervoerd, in juli 1944 weer ontsnapt, maar kort daarna weer gepakt en pas in maart 1945 door het Amerikaanse leger bevrijd. Het onverbiddelijke optimisme van Mandel – soms gepaard gaand met een zekere blindheid – komt volgens een latere getuigenis tot uiting in zijn houding op het ogenblik van zijn deportatie: 'Ik was blij naar Duitsland gedeporteerd te worden, want ik zou in het centrum van de Duitse revolutie zijn!' Dit hardnekkige geloof in de Duitse revolutie – geërfd van het klassieke marxisme – heeft hem pas in 1990 verlaten...
In 1944-46 was Ernest Mandel overtuigd van de naderende Europese revolutie: het kapitalisme had zijn laatste fase bereikt, die van de doodsstrijd, zoals Trotski in 1938 zo goed had uitgelegd. Pas geleidelijk aan zou hij schoorvoetend de realiteit van de eb van de revolutionaire golf aanvaarden.
In de lijn van het entrisme van de Vierde Internationale werd hij in 1951 lid van de Belgische Socialistische Partij, waarbij hij zijn identiteit als trotskistische leider geheim hield (zijn briljante artikelen in de pers van de Internationale waren ondertekend met het pseudoniem 'E. Germain'). In 1956 richtte hij met steun van de vakbondsman André Renard en de oude socialistische leider Camille Huysmans het weekblad La Gauche op, met bijdragen van onder anderen Pierre Naville, Maurice Nadeau, Ralph Miliband, Lelio Basso en Ignazio Silone. Het tijdschrift had een reële invloed op socialistisch- en vakbondslinks in België, door het debat over antikapitalistische 'structurele hervormingen' aan te wakkeren. De Belgische algemene staking in de winter van 1960-61 – door Cornelius Castoriadis beschouwd als 'de belangrijkste gebeurtenis van de arbeidersbeweging na de oorlog' – wordt door E. Mandel geanalyseerd als de voorloper van een toekomstige radicalisering van de strijd in Europa. Het verbod van La Gauche door de Socialistische Partij in 1964 dwong hem deze partij te verlaten en de Unie van Socialistisch Links op te richten, die weinig succes had.
Parallel aan zijn Belgische activiteit, investeerde 'E. Germain' in theoretisch werk – zijn eerste belangrijke boek, De economische theorie van het marxisme (1962), was in die tijd een zeldzame poging om de economische theorie te integreren met de geschiedenis. Hij was actief in de interne strijd in de Vierde Internationale en steunde – met een zekere kritische afstand – de stellingen van Michel Pablo: met het oog op de 'komende oorlog' was het noodzakelijk toe te treden tot de massale arbeiderspartijen, communistisch of socialistisch al naar gelang het land. De poging om de Franse afdeling op autoritaire wijze de toetreding tot de rangen van de Franse Communistische Partij – tot overmaat van ramp kampioen van het Stalinisme– op te leggen, zal leiden tot de splitsing in Frankrijk en vervolgens in de gehele Internationale (1). De biograaf Stutje, die discreet is in zijn commentaar, kan zijn verbazing niet verbergen: 'Waarom zo'n overdreven centralisme? Waarom de dwang? Volgens hem gaf 'Germain' er de voorkeur aan zijn eigen mening op te offeren om de eenheid met Pablo te bewaren. Pas in 1963, na een vriendschappelijke ontmoeting tussen Mandel en James P. Cannon, de oude leider van de Amerikaanse SWP, werd de eenheid van de Internationale hersteld (althans ten dele). Op het Herenigingscongres (in 1963) presenteerde 'Germain' stellingen over de drie sectoren van de wereldrevolutie – de proletarische revolutie in de geavanceerde kapitalistische landen, de koloniale revolutie en de politieke revolutie in de landen van het Oosten – die brak met het Derde Wereldisme van Pablo, die sinds 1962 in Algiers woonde. (2)
Dat betekent niet dat Mandel niet geïnteresseerd was in de Derde Wereld en in het bijzonder in Latijns-Amerika. In 1964 werd hij uitgenodigd naar Cuba te gaan, waar hij Che Guevara ontmoette en, in solidariteit met hem, een antwoord schreef op de stellingen van Charles Bettelheim ter verdediging van de centrale planning tegenover de 'marktmechanismen' en de overheersing van de de waardewet. Een tweede ontmoeting met Guevara, op verzoek van laatstgenoemde, tijdens diens bezoek aan Algiers in 1965, kon niet plaatsvinden. Toen Mandel Cuba in 1967 opnieuw bezocht, was Che al naar Bolivia vertrokken. Toen zijn dood bekend werd gemaakt, bracht Mandel hulde aan 'een groot vriend, een voorbeeldige kameraad, een heldhaftige militant'.
In mei 1968 was Mandel in Parijs en nam hij in de nacht van 10 mei deel aan de bouw van de barricaden in de rue Gay Lussac, in het hart van het Quartier Latin, met zijn metgezellin Gisela Scholtz (een jonge Duitse SDS activiste met wie hij in 1966 was getrouwd), met de Franse kameraden van de JCR (Alain Krivine, Daniel Bensaïd, Henri Weber, Pierre Rousset, Janette Habel) en met een Latijns-Amerikaanse bezoeker: Roberto Santucho, de belangrijkste leider van de PRT (Revolutionaire Arbeiderspartij), de Argentijnse afdeling van de Vierde Internationale.
Kort daarna, in 1969, besloot het Negende Congres van de Vierde Internationale, met een door Mandel gesteunde meerderheidsresolutie, tot een strategie van gewapende strijd in Latijns-Amerika. Stutje vroeg zich af of Mandel niet opnieuw zijn persoonlijke mening had opgeofferd omwille van de eenheid, ditmaal met de Franse jongeren van de Communistische Liga en de Latijns-Amerikanen, die voorstander waren van de nieuwe koers. Aangezien ik bij deze gebeurtenis aanwezig was, deel ik de analyse van de biograaf niet; hij citeert immers een verklaring van Mandel – in antwoord op de opzeggingen van Duitse academici in 1972 – waarvan de oprechtheid nauwelijks in twijfel kan worden getrokken: wanneer elementaire democratische rechten zijn geschonden, is het recht op gewapende zelfverdediging onbetwistbaar (3).
In deze jaren schreef Ernest Mandel twee van zijn belangrijkste werken: La formation de la pensée économique de Marx (1967) en Der Spätkapitalismus in 1972. (Het laatkapitalisme, proeve van een marxistische verklaring). Dit laatste is misschien wel zijn meest invloedrijke boek, ondanks het door veel van zijn vrienden betreurde ontbreken van een synthetische visie, afgezien van de briljante hoofdstukken over verschillende aspecten van het hedendaagse kapitalisme. Andere belangrijke geschriften uit deze periode zijn het debat over Trotski met Nicholas Krassó op de pagina's van de New Left Review (4) – dat veel deed om de redactie ervan warm te maken voor revolutionair marxisme – en 'Long Waves of Capitalist Development, a Marxist Interpretation (5) op basis van prestigieuze lezingen die hij twee jaar eerder aan de Universiteit van Cambridge had gehouden. De invloed van Ernest Mandel op de opstandige jongeren was op zijn hoogtepunt en hij werd verbannen uit vijf landen, waaronder Frankrijk, de VS en Duitsland. De Duitse minister van Binnenlandse Zaken, de 'liberaal' Hans-Dietrich Genscher, verklaarde het verbod als volgt: 'Professor Mandel steunt in zijn leer niet alleen de theorie van de permanente revolutie, maar zet zich er ook actief voor in'. Karola en Ernst Bloch – de beroemde Duitse marxistische filosoof – zeer goede vrienden van Ernest en Gisela, schreven hem in die tijd: 'Je moet echt een reus zijn als ze zo bang voor je zijn! Jullie zijn de grootste vijand van de heersende klasse'. Het verbod heeft hem er niet van weerhouden Frankrijk meerdere malen clandestien binnen te komen, zoals in 1971, toen hij een gedenkwaardige toespraak hield voor 20.000 mensen op een bijeenkomst van de Vierde Internationale op het kerkhof Père Lachaise, ter ere van de honderdste verjaardag van de Parijse Commune.
De dood van zijn vriend Rudi Dutschke in 1979 en vooral de tragische dood van zijn partner Gisela in 1982, waren harde persoonlijke klappen. Stutje was er niet vies van kritiek te leveren op het onvermogen van Ernest Mandel om met Gisela te communiceren en haar te helpen haar emotionele crisis het hoofd te bieden. Een jaar later trouwde hij met Anne Sprimont, dertig jaar jonger, wier standvastigheid en onafhankelijkheid van geest hem goed van pas kwamen.
Op dat moment waren de meeste leiders van de nieuwe generatie van de Vierde Internationale ervan overtuigd dat de cyclus die door Mei '68 was geopend voorbij was, vooral na de nederlagen van links in Portugal en Spanje, maar Mandel vond het moeilijk om deze nieuwe realiteit te aanvaarden: op het XIde Wereldcongres (1979) had hij voorspeld dat het volgende congres zou plaatsvinden in een bevrijd Barcelona...
Mandel had altijd historicus willen worden – het was Michel Pablo die hem ervan overtuigde om politieke economie te gaan studeren – maar het duurde tot 1986 voordat hij eindelijk zijn eerste historische boek publiceerde: The meaning of the Second World War (6). Het is ongetwijfeld een vernieuwend en intelligent werk, maar ik denk niet dat het, in tegenstelling tot wat Stutje stelt, rekening houdt met het specifieke karakter van de Endlösung. Pas nadat hij op dit punt kritiek heeft gekregen, publiceert hij in 1990 een belangrijk essay – dat hij in de Duitse uitgave van zijn boek zal opnemen – over de 'Materiële, Sociale en Ideologische voorwaarden van de nazi-genocide'.
Gorbatsjovs hervormingen in de USSR gaven aanleiding tot grote hoop en verwachtingen van een op handen zijnde 'politieke revolutie'; met de mogelijkheid van een herstel van het kapitalisme werd geen rekening gehouden. Nog enthousiaster was hij over de grote demonstraties in Oost-Berlijn in november 1989 die leidden tot de val van de Muur, waarvan hij rechtstreeks getuige was. Hij meende dat het de ontwaking was van de Duitse revolutie, neergeslagen met de moord op Rosa Luxemburg en in ieder geval 'de grootste beweging in Europa sinds mei 1968, zo niet sinds de Spaanse Revolutie'. De teleurstelling kwam na 1990, met de Duitse hereniging en het herstel van het kapitalisme in het Oosten...
Ondanks de ontgoocheling heeft Mandel toch nog een paar belangrijke boeken gepubliceerd: Power and Money (7), een analyse van de sociale oorsprong van de bureaucratie, en Trotzki als Alternatief (8), die beide de legitimiteit erkennen van Rosa Luxemburgs kritiek op de bolsjewieken (over de democratie) en Trotski's 'substitutistische' dwalingen tijdens de 'donkere jaren' van 1920-21.
In zijn laatste jaren verving Mandel het klassieke dilemma van 'socialisme of barbarij' door het apocalyptische 'socialisme of de dood'; kapitalisme leidt ons, zo benadrukte hij, naar de vernietiging van de mensheid door een kernoorlog of ecologische vernietiging. In tegenstelling tot Stutje, denk ik niet dat dit 'rabiaat messianisme' was, maar eerder een lucide appreciatie van de gevaren…
Stutje merkt terecht op dat Mandel de neiging had het lichaam van de geest te scheiden en er een uiterst ongezonde levensstijl op nahield: te veel eten, geen beweging. Na een hartaanval in 1993 moest hij zijn activiteiten beperken; niettemin stemde hij er – tegen het advies van zijn vrienden in – mee in om in november 1994 in New York deel te nemen aan een debat met een 'trotskistische' sekte, de Spartacist League, die van aanvallen op de Vierde Internationale haar handelsmerk maakte en hij zou een lang en goed gemotiveerd antwoord op hun tirades publiceren. Stutje citeert een brief die ik toen aan Ernest stuurde: 'Deze obscure Amerikaanse sekte zal in de arbeidersbeweging slechts herinnerd worden door jouw polemiek. Zijn laatste politieke optreden was op het XIVe Congres van de Internationale (juni 1995). Kort daarna, in juli, stierf hij aan een nieuwe hartaanval. Zijn begrafenis, een activistische actie die door een groot aantal mensen uit de hele wereld werd bijgewoond, vond in september plaats op Père-Lachaise.
In zijn conclusie brengt Stutje hulde aan de uitzonderlijke intellectuele en literaire kwaliteiten van Ernest Mandel en zijn grenzeloze vertrouwen in de menselijke creativiteit en solidariteit. Hij citeert mijn eigen commentaar op zijn 'antropologisch optimisme', zijn vertrouwen in het vermogen van de mens om zich te verzetten tegen onrechtvaardigheid. Maar de biograaf heeft, naar ik meen, geen rekening gehouden met mijn opmerking dat het optimisme van de wil niet altijd werd gecompenseerd door het pessimisme van de rede... (9)
In ieder geval kunnen we met de auteur van dit mooie werk concluderen dat Mandel een voorbeeld zal blijven voor toekomstige generaties, door zijn hardnekkige weigering van fatalisme en berusting.
Noten
1. In dit verband is Michel Lequenne's Le Trotskysme, une histoire sans fard, Parijs, Ed. Syllepse, 2005, een nuttig naslagwerk.
2. Hij had twee jaar in Amsterdam in de gevangenis doorgebracht op beschuldiging van poging tot het maken van vals geld om het FLN te steunen!
3. Het is ook waar dat hij zich al in 1974 distantieerde van de illusies van deze strategie. Ik herinner me een informele discussie met hem, ter gelegenheid van het tiende Wereldcongres, waarin ik vurig de 'politiek-militaire' oriëntatie verdedigde van onze kameraden van de 'Rode Factie van de PRT' – door Santucho uitgesloten wegens trotskisme – terwijl Ernest hen tot mislukken gedoemd achtte. Natuurlijk, had hij gelijk...
4. Gepubliceerd in het Frans in Les Temps Modernes in 1969.
5. Long Waves of Capitalist Development, A Marxist interpretation, verschenen in het Engels in 1980 en in een uitgebreide editie in 1995 (Londen, Verso).
6. Dit boek werd in het Engels geschreven en in het Spaans, Portugees en Duits vertaald. In de Duitse versie van 1991 heeft Mandel een lang nawoord toegevoegd waarin hij ingaat op de vraag naar het unieke karakter (Einmaligkeit) van de nazi-genocide op Joden en zigeuners.
7. Power and Money, A Marxist Theory of Bureaucracy (Verso, Londen 1991), vertaald in het Russisch (Ekonomicheskaya Demokratiya, 1992), Spaans (Siglo XXI, 1994) en Duits (Neuer ISP Verlag, 2000).
8. Trotzki als Alternatief, Berlijn 1992. Dit boek, dat in het Duits is gepubliceerd, is geschreven op verzoek van Dietz Verlag in Berlijn (de voormalige uitgeverij van de DDR-staatspartij) en Mandel was heel trots op deze gelegenheid om Trotski's denken en handelen voor te stellen aan de leden van de Duitse PDS. Dit is een herziene en uitgebreide versie van zijn boek over het politieke denken van Trotski, dat in 1979 in het Engels (Verso) en in 1980 in het Frans (Maspéro, herdrukt in La Découverte, Parijs 2003) is verschenen.
9. Cf. M. Löwy, 'Ernest Mandel’s Revolutionair Humanism' in The Legacy of Ernest Mandel, onder redactie van Gilbert Achcar.
Deze bespreking werd gescreven na het verschijnen van de Engelse vertaling in 2009 en werd in het Frans gepubliceerd op Presse-toi a Gauche!. Nederlandse vertaling redactie Grenzeloos.
De oorspronkelijke Nederlandstalige editie is hier te bestellen.
Reactie toevoegen