Als de genocide voorbij is, zullen de Palestijnen in Israël moeten leven naast degenen die het afgelopen jaar de slachting in Gaza hebben toegejuicht en eraan hebben deelgenomen.
Ik sta in de rij om een radio te kopen. Ik heb al zaklantaarns, batterijen, een generator en al het andere gekocht wat mijn vrouw op ons 'oorlogsboodschappenlijstje' heeft geschreven. Maar als Israël in oorlog raakt met Iran en het internet wordt afgesloten, dan moet ik een radio hebben om met de buitenwereld verbonden te blijven.
De rij in de winkel is lang en somber. Iedereen draagt zijn angst en bezorgdheid op zijn gezicht. We lijken wel figuranten in zo'n apocalyptische film over het einde van de wereld.
'Israël vecht voor zijn bestaan – anders komt er een nieuwe Holocaust.' Dat is het sentiment dat ik hoor in de gesprekken die om me heen in de rij plaatsvinden. Als er één ding is dat mijn therapeut me heeft geleerd, is het om te proberen de angst van mensen te begrijpen zonder te oordelen. Maar hun existentiële angst logenstraft het feit dat Israël een van de sterkste legers ter wereld heeft. En terwijl de Verenigde Staten aan de vooravond van de Holocaust de MS St. Louis vol Joodse vluchtelingen uit Nazi-Duitsland de rug toekeerden, bewapenen de Verenigde Staten Israël nu tot de tanden.
In mijn onderbuik voel ik een andere angst dan de mensen om me heen. Misschien ben ik te cynisch, misschien zit ik in de ontkenningsfase. Of misschien behoor ik gewoon tot de generatie die denkt dat grote regionale oorlogen alleen in geschiedenisboeken thuishoren. Maar mijn angst is iets anders, wat de Joodse Israëli’s die in de rij staan niet kunnen begrijpen: niet zozeer oorlog als wel de rust die erop volgt; niet het gebrul van de gevechtsvliegtuigen, maar de stilte die ze in hun kielzog achterlaten; niet Iran, Hezbollah, of de twee samen, maar hoe Israël eruit zal zien op de ‘dag erna’.
Na de huidige genocide – als die ooit eindigt – zullen wij, Palestijnse burgers van Israël, leven in een samenleving vol jonge mensen die het afgelopen jaar hebben gevochten in Gaza, waar er geen beperkingen of regels zijn voor wat ze Palestijnen kunnen aandoen. We zullen leven naast de mensen die straffeloos Palestijnse gevangenen seksueel misbruikten in de beruchte Sde Teiman gevangenis; naast de rechts-extremisten die hen helden noemden en hen verdedigden; en naast de laffe 'linkse' mensen die gewoon liever hebben dat ze zulke dingen niet doen 'terwijl Den Haag toekijkt'.
We zullen gedwongen worden om naast honderdduizenden nieuw bewapende burgers te leven, met M-16's over hun schouders en pistolen in hun broekriem dankzij de uitbreiding van wapenvergunningen door minister van Nationale Veiligheid Itamar Ben Gvir. De geschiedenis leert ons dat ze niet zullen aarzelen om het vuur te openen op iedereen die vaag 'hun argwaan wekt' – zeker Palestijnen, maar ook Ethiopiërs, asielzoekers en Mizrahim.
Dat was al zo lang voor 7 oktober, toen Israëlische kolonisten mijn buurman Musa Hassuna doodschoten, een 31-jarige vader van twee kinderen, tijdens de gebeurtenissen van 20 mei 2021 in Lod/Lydd. De verantwoordelijken werden zelfs nooit onderzocht, terwijl de moordenaars van Yigal Yehoshua, een 56-jarige Joods-Israëliër die diezelfde dag door Palestijnen werd vermoord, werden beschuldigd van terrorisme. Dus we zullen blijven leven in een maatschappij waar het gebod 'Gij zult niet doden' is herzien in 'Gij zult geen Joden doden'.
En vergeet de Palestijnen (zoals gewoonlijk): de mannen die nu voor de sport Gazanen afslachten zullen dat geweld zeker mee naar huis nemen, vrouwen en kinderen mishandelen, en vechten in bars of om parkeerplaatsen.
Op een avond in mei 2021 kreeg ik een sms van de autoriteiten met de mededeling: 'Er geldt een avondklok in de stad, blijf thuis.' Ik reed naar de winkel om de spullen op te halen die op het Armageddon-boodschappenlijstje van mijn vrouw stonden. Onderweg kwam ik een gewapende joodse kolonist tegen, dus ik zette mijn Yankees-pet op en benaderde hem met mijn beste New Yorkse accent (bedankt, hiphop, voor dat cadeau): 'Wat is er man – ik hoorde dat er een avondklok is,' zei ik tegen hem. 'Nah man, het is niet voor ons, we zijn veilig,' antwoordde hij, mijn vermomming niet doorziend.
Ik reed naar huis en slechts enkele minuten later overspoelden tientallen gewapende kolonisten mijn buurt, terwijl ze 'Dood aan de Arabieren' schreeuwden. Als ze ons huis zouden naderen, zou ik mezelf, mijn vrouw en twee kinderen niet kunnen verdedigen: de enige wapens die ik bezit zijn pen, papier en microfoon.
Ik belde de politie – dezelfde politie die door mijn belastinggeld wordt gefinancierd en die ik vanuit mijn raam kon zien terwijl ze de kolonisten beschermden die om mijn dood riepen – niet om hulp te vragen, maar om de oproep te documenteren. Nadat ik had uitgelegd dat er gewapende mannen door de stad zwierven en de avondklok overtraden, allemaal onder politiebescherming, hingen ze op, alsof ze wilden zeggen: 'Regel het zelf maar'.
Tegenwoordig heb ik mijn therapeut nodig om me door deze donkere tijden heen te loodsen en me te adviseren hoe ik met mijn angsten om kan gaan zonder de angsten van de mensen die bij me in de rij staan te ontkrachten. Maar ook al zijn we samen bang, we zitten niet in hetzelfde schuitje.
De oorlog zal eindigen. De leiders zullen elkaar de hand schudden. De oude vrouw zal blijven wachten op haar gemartelde zoon. Het meisje zal wachten op haar geliefde man. En de kinderen zullen wachten op hun vader, hun held. Ik weet niet wie ons vaderland heeft verkocht. Maar ik zag wie de prijs betaalde. – Mahmoud Darwish
Dit artikel stond op +972 Magazine. Nederlandse vertaling redactie Grenzeloos.
Reactie toevoegen