Mythes over de economie

In het voorjaar van het afgelopen jaar schreef Mirjam de Rijk in de Groene Amsterdammer een serie van drie artikelen over de mythes in de economie. ‘Politici en beleidsmakers versimpelen de werking van de economie tot waarheden die hun goed uitkomen’, zo schreef de Rijk en ze stelde zich ten doel om de belangrijkste verdraaiingen door te prikken. Een serie om te bewaren. Maar gelukkig heeft zij de mythes en hun weerlegging inmiddels uitgebreid en in een boek samengebracht. Een heel nuttig  boek.

De 51 mythes die ze behandelt gaan over wat economie is, over werk en werkloosheid, over markt en overheid, over ongelijkheid, over de crisis en over Griekenland en de eurocrisis. De door haar gesignaleerde mythes zijn zeer herkenbaar en worden kundig en onderbouwd onderuit gehaald. Het boek lijkt sterk op het werk van de beroemde econoom Ha-Joon Chang en met name zijn boek ‘23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme’, en ‘Economie: De gebruiksaanwijzing’. Het is duidelijk dat de Rijk daar veel uit heeft geput, maar omdat ze heel concreet op de Nederlandse situatie ingaat is haar boek voor de Nederlandse lezer van extra waarde.

Toen ik het boek net uit had viel mijn oog op een artikel in de Volkskrant van zaterdag  2 januari van Yvonne Hofs onder de titel ‘Het eerste van de vette jaren’, op hun website (alleen voor abonnees) geplaatst onder de titel ‘Het jaar van de gelukkige financiën. Je zou er een gezelschapsspelletje van kunnen maken om te kijken wie er uit dat (of een soortgelijk artikel) het meest van dergelijke economische mythes kan halen. Ik kwam er in dit geval op drie.

1. Bij economische groei vermindert de werkloosheid vanzelf. Hofs schrijft het iets omfloerster: ‘De enige echte valse noot tussen de rozige trends is de trage daling van de werkloosheid. Die nam de afgelopen maanden zelfs weer licht toe, becijferde het CBS. Vooral vrouwen verliezen hun baan. Een troost is dat de werkgelegenheid van alle economische indicatoren altijd (onderstreping van mij) als laatste opkrabbelt na een crisis, dus ook op dit vlak mogen we op verbetering hopen.’

2. De stijging van de huizenprijzen is een positieve ontwikkeling. Want, zo betoogt Hofs, bij de stijging van de prijzen van andere producten staan de consumenten niet te juichen maar ‘Het eigen huis is een uitzondering, omdat dit als vermogensbestanddeel wordt beschouwd.’ En, zo gaat de redenering verder, omdat de huizenprijzen zijn gestegen is het een redelijk veilige aanname dat het vermogen van huishoudens weer aan het stijgen is. Ik weet niet goed of je die redenering nu al één, twee of zelfs als drie mythes moet rekenen. (Aan de stijging van de huizenprijzen hebben de huiseigenaren zolang ze hun optrekje niet verkopen natuurlijk niets en als ze het verkopen kost een nieuw onderkomen ook meer; voor wie als starter een huis wil kopen is de stijging natuurlijk geen goed nieuws, en ook de huurders - die er ondanks de VVD nog steeds zijn - zullen op langere termijn de gevolgen de prijsstijgingen merken.)

3. En uit de (veronderstelde) toename van het vermogen van ‘de gezinnen’, wordt in de laatste zin van het artikel de conclusie getrokken: ‘Na zeven magere jaren worden we in Nederland gewoon weer rijker met z’n allen’. Omdat de huizenprijzen stijgen neemt het vermogen van ‘de gezinnen’ toe en daarmee worden we met zijn allen rijker, is de redenering. Tot zover de op mythes gebouwde redenering.

Kijken we nu naar de werkelijke ontwikkeling. Bas van Bavel schreef daar twee weken eerder in de Volkskrant een opiniestuk over met de titel: ‘Ongelijkheid in vermogen treft de economie’, op de site van de Volkskrant gepubliceerd onder de kop ‘Vermogens moeten hoger belast worden’. ‘De rijkdom van de meest vermogenden is zeer snel gegroeid. Twee jaar op rij nam hun bezit met zo’n 10 procent toe. De rijkste 7.500 huishoudens bezitten nu 129 miljard tegenover 108 miljard twee jaar geleden. Omdat het bezit van de rest van de bevolking niet toenam, groeide het aandeel van de meest vermogende sterk.’schreef de Utrechtse hoogleraar daarin. Niks met zijn allen rijker dus.

Van Bavel ziet de grote vermogensongelijkheid als ‘een van de grootste bedreigingen voor de veerkracht van de samenleving en voor de toekomstige verdienkracht de economie.’ Je kan het met die beoordeling eens of oneens zijn, maar in tegenstelling tot de rozige trends waar Hofs het over heeft is zijn mening gebaseerd op gedegen onderzoek van de feiten en niet op eeuwig herhaalde mythes.

Dit voorbeeld laat zien hoe belangrijk het is om steeds bedacht te zijn op de economische mythes die ons steeds weer voorgehouden worden. Niet alleen door politici in beleidsmakers, maar ook uit den treure door journalisten en andere stukjesschrijvers en praatjeshouders. Het boek van de Rijk is daarbij zeer behulpzaam.

De doelstelling van de Rijk met dit boek is beperkt tot het doorprikken van de mythes die ons door de - nog steeds dominante - neoklassieke economische theorie worden voorgehouden. Op de vraag hoe de kapitalistische economie dan wel functioneert, wat daar de drijvende krachten zijn en hoe we die kunnen bestrijden gaat ze nauwelijks in. Gelukkig zijn daar een heleboel ander boeken over.

Dossier
Soort artikel

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop