In vele Europese (hoofd)steden wordt op 10 juni gedemonstreerd tegen het moorddadig optreden van het regime van Daniel Ortega tegen de demonstranten tegen zijn bewind, waarbij inmiddels meer dan honderd demonstranten zijn gedood en een veelvoud gewond, gemarteld en gevangen gezet. Ook in den Haag wordt er gedemonstreerd, vanaf 15.00 uur bij het Vredespaleis in den Haag. Via onze rubriek ‘van elders’ hebben we u de afgelopen tijd op de hoogte proberen te houden van de ontwikkelingen in Nicaragua, en ook de komende tijd zullen we dat blijven doen. De crisis van het regime van Ortega en het gewelddadige optreden daarvan roept bij velen de vraag op hoe het - ooit door links zo bejubelde - FSLN heeft kunnen ontaarden in het huidige regime van Ortega en zijn vrouw en vicepresident Murillo. Om daar enig licht op te werpen herpubliceren we hier twee artikelen over het FSLN van respectievelijk 2000 en 2016. De crisis van het FSLN (1 september 2000) Ooit was het Frente Sandinista de Liberación Nacional (FSLN) een inspiratiebron voor links in de hele wereld. De sandinistische revolutie maakte in 1979 een einde aan de door de VS gesteunde dictatuur van Somoza en zette een turbulent proces van veranderingen in gang. Van de ooit zo positieve veranderingen is niet veel meer over. Ook de leiding van het FSLN draagt daar verantwoordelijkheid voor. In een alfabetiseringscampagne van ongekende omvang trokken tienduizenden vrijwilligers het land in om tot in de verste uithoeken de boeren en boerinnen te leren lezen en schrijven. In het hele land werden scholen en gezondheidscentra gebouwd. Dankzij een landhervorming kregen tienduizenden arme boeren de beschikking over grond. De bevolking organiseerde zich in sandinistische massaorganisaties en steunde massaal de revolutionaire veranderingen. Een van de meest inspirerende aspecten van de revolutie was dat de sociale en economische omvorming gepaard ging met een geweldige toename van de democratische rechten en vrijheden. Van dat Nicaragua is bitter weinig over. De bevolking heeft het in vele opzichten slechter dan ooit. Ook de democratische vrijheden zijn op een aantal punten drastisch teruggedrongen. Nicaragua vertoont steeds meer trekken van een tweepartijenstaat waar de twee grote partijen onderling de koek verdelen. Het trieste is dat niet alleen de rechtse partij van president Alemán daarvoor verantwoordelijk is, maar ook de leiding van het FSLN. Op 5 november zijn er in Nicaragua gemeenteraadsverkiezingen en in november volgend jaar parlements- en presidentsverkiezingen. De Kiesraad, bestaande uit aanhangers van president Alemán en sandinisten, heeft voor veel partijen onneembare drempels opgeworpen om deel te nemen. Alemán zelf vond drie partijen wel voldoende. 'Dat is altijd nog één meer dan in de VS,' merkte hij monter op. Mede door internationale druk doen er nu vier landelijke partijen mee aan de gemeenteraadsverkiezingen en twee regionale lijsten in het gebied van de Atlantische kust.
Een duivels pact
Deze regeling is slechts één van de vele gevolgen van het pact dat door Alemán gesloten is met de leider van het FSLN, de voormalige president Daniel Ortega. Dat pact - waarvan de inhoud voor een deel geheim wordt gehouden - is er volgens Ortega op gericht om 'voor het FSLN de institutionele ruimte op te eisen waar we als tweede partij van het land recht op hebben.' In de praktijk betekent dit dat de PLC van Alemán en het FSLN de posities in verschillende staatsorganen zoals de Kiesraad, de Rekenkamer, het Hoog Gerechtshof en het presidium van het parlement onderling hebben verdeeld.Daarnaast zijn er allerlei regelingen ontworpen die er op gericht zijn om nu en in de toekomst vervolging wegens fraude, misbruik van staatseigendommen en dergelijke onmogelijk te maken. Zo is in de kieswet opgenomen dat voormalige presidenten (Ortega en Alemán) automatisch een zetel in het parlement krijgen en daarmee dus parlementaire onschendbaarheid genieten. In ruil voor deze 'institutionele ruimte' ziet de leiding van het FSLN af van werkelijke strijd en mobilisatie tegen het corrupte en voor de bevolking desastreuze neoliberale beleid van president Alemán. Hoe heeft het zo ver kunnen komen?
Zwaktes
De sandinistische beweging heeft altijd twee belangrijke zwaktes gehad: gebrek aan interne democratie en het samenvallen van staat en partij. Na de overwinning van 1979 werd de bevolking georganiseerd in massaorganisaties, maar kreeg geen directe macht of invloed. Alle organisaties werden van bovenaf geleid. De nationale leiding van het FSLN maakte de dienst uit en de mensen werden opgevoed in het opvolgen van de richtlijnen van bovenaf en niet in het zelf nadenken en zelf uitoefenen van macht. Daarnaast werd er geen enkel onderscheid gemaakt tussen de staat en het FSLN als politieke partij. De eerste jaren van de revolutie - toen de overgrote meerderheid van de bevolking de sandinisten steunde - waren die zwakten duidelijk zichtbaar, maar vormden geen praktisch politiek probleem. Toen de bevolking in 1990 echter in meerderheid de door de VS gefinancierde oorlog en de economische boycot zo beu was dat ze tegen de sandinisten stemde en de oppositie aan de macht bracht, was de problematiek van de scheiding van staat en partij opeens heel actueel. De sandinisten - die hun verkiezingsnederlaag absoluut niet hadden zien aankomen en er dus ook geen rekening mee hadden gehouden - reageerden met het 'in veiligheid brengen' van de verworvenheden van de revolutie. In de praktijk betekende dit dat op grote schaal bezittingen op naam van individuele sandinisten werden overgeschreven. Bij deze piñata (uitdeelfeestje) ging het zowel om kleine boeren en coöperatieleden die in het kader van de landhervorming grond hadden gekregen zonder dat dit formeel juridisch was vastgelegd, als om sandinistische functionarissen die in één klap een miljoenenbezit verworven. Het zijn de belangen van deze sandinistische ondernemers, of sandinistische bedrijven, die steeds meer de politiek van de leiding van het FSLN zijn gaan bepalen.
Politieke spelletjes
De regering Chamorro die in 1990 na de overwinning van de oppositie-unie UNO aan de macht kwam bestond uit de gematigde vleugel van deze coalitie. De opstelling van de sandinisten ten opzichte van deze regering was ingegeven door voorzichtigheid. De grote angst van het FSLN was dat een te scherpe oppositie tegen de regering de rechtervleugel van de UNO in de kaart zou spelen. Die rechtervleugel - waar de toenmalige burgemeester van Managua Alemán toe behoorde - predikte een totale afrekening met het sandinisme. Het gevaar dat het land daarmee weer in een burgeroorlog terecht zou komen was niet denkbeeldig. Na zes jaar regeren waren de groepen die Chamorro steunden volledig opgebrand en in 1996 was het de rechtse Alemán die met een demagogische anti-sandinistische campagne de verkiezingen won. Deze regering kenmerkt zich vooral door een onbeschaamde corruptie en zelfverrijking. Met name de president zelf en zijn directe omgeving graaien ongegeneerd in de staatskas en wie daar wat van zegt, zoals het voormalige hoofd van de Rekenkamer Jarquín, wordt op de meest grove wijze aan de kant gezet en vervangen door partijgenoten van Alemán, en sandinsten. Het wanbeleid en de openlijke corruptie leidde tot een daling van de populariteit van Alemán en zijn PLC. De pogingen van Alemán om het draagvlak van zijn regering te behouden, bracht hem tot het pact met de sandinisten. Voor hem levert dit het voordeel op dat de kans op massaal protest tegen zijn regeringsbeleid wordt verkleind en hij zijn achterban voor kan houden dat 'het sandinistische monster' effectief getemd is Ook voor de sandinistische leiding levert het pact een aantal interessante voordelen op. In de eerste plaats belangrijke posities in verschillende staatsorganen. In de tweede plaats de verzekering dat er geen onderzoek gedaan zal worden naar de toeëigening van staatseigendommen. Daarnaast hoopt men dat door het uitschakelen van andere politieke partijen de kans op de regeringsmacht wordt vergroot Voor Daniel Ortega zelf komt daar nog bij dat het pact leidt tot levenslange parlementaire onschendbaarheid waardoor hij zich niet voor de rechter hoeft te verweren tegen de aanklacht van jarenlang seksueel misbruik van zijn pleegdochter Zoilamérica Narváez.
Verkiezingsstrategie
De campagne voor de komende gemeenteraadsverkiezing wordt gezien als een aanloop en oefening voor de presidents- en parlementsverkiezingen van volgend jaar. De door de PLC en het FSLN gezamenlijk doorgevoerde veranderingen van de kieswet werken dit in de hand. De mogelijkheid van plaatselijke lijsten bij de gemeenteraadsverkiezingen is geschrapt, partijen die minder dan drie procent van de stemmen halen verliezen hun positie als politieke partij. Het FSLN voert campagne onder de leuze de “onvermijdelijke overwinning”. Als kandidaat voor het burgemeesterschap van de hoofdstad Managua is de zakenman Herty Lewites aangewezen. Deze typische vertegenwoordiger van de sandinistische ondernemers was minister van tourisme in de sandinistische regering en verbaasde na de verkiezingsnederlaag van 1990 menigeen met zijn uitspraak dat hij er trots op was dat hij als sandinist miljonair was, omdat dat liet zien dat sandinisten ook verstand van het zakenleven hebben. De organisatie van de verkiezingscampagne van de sandinisten is op militaire leest geschoeid. ‘Het sandinistische verkiezingsleger’ zoals de campagneorganisatie heet, staat onder leiding van oud-kolonel Lenín Cerna, in de tachtiger jaren hoofd van de staatsveiligheidsdienst en van oud-generaal Alvaro Baltodano. Ook de staf bestaat voor een groot gedeelte uit voormalige leden van het sandinistische leger. De verkiezingsstrategie is er - net als in 1996 - op gericht om de kiezers ervan te overtuigen dat alleen het FSLN een garantie is tegen de terugkeer van het somozisme (in de vorm van de PLC). Wat dat betreft is de sandinistische partij het spiegelbeeld van de PLC-campagne die als centraal thema heeft het voorkomen van een terugkeer naar de zwarte dagen van het sandinisme. Behalve een triomfalistische heeft de verkiezingscampagne van het FSLN ook dreigende toon. Dissidente sandinisten worden met een genereus gebaar uitgenodigd om weer tot de partij toe te treden, maar daar wordt in de woorden van Ortega dan aan toe gevoegd dat er, als zij dat niet doen, ‘na de verkiezingen voor hen buiten het FSLN natuurlijk geen enkele politiek ruimte meer zal zijn.’ De hele teneur van de campagne is: “Wij gaan de verkiezingen winnen, wij komen weer aan de macht, zorg dat je tijdig meedoet anders val je buiten de boot”.
Oppositie is hard nodig
De opstelling van de FSLN-leiding de afgelopen jaren en met name het pact heeft tot veel kritiek in eigen kring geleid. Verschillende groepen en individuen zijn uit het FSLN getreden. Ook zijn er diverse pogingen gedaan om tot de oprichting van andere sandinistische partijen te komen. Binnen het Frente zelf zijn er al een aantal kritische stromingen actief. Een belangrijk deel van de basis is de afgelopen jaren echter gedesillusioneerd en niet meer politiek actief. Ondanks de diepe crisis die het FSLN sinds 1990 doormaakt heeft de partij nog steeds een vaste aanhang van 20 à 25 procent. Voor vele Nicaraguanen is en blijft het FSLN de enige partij die zich ooit ingezet heeft voor de belangen van de armen. Met name Daniel Ortega wordt als de verpersoonlijking van de verworvenheden van de revolutie gezien. De neoliberale politiek van het afgelopen decennium heeft tot een verrijking van een kleine topplaag en tot een verpaupering van de grote meerderheid van de bevolking geleid. Meer dan tachtig procent van de bevolking leeft inmiddels onder de armoedegrens en lijdt aan ondervoeding. De gezondste en meest actieve mensen trekken naar het buitenland om daar werk te zoeken. Om weerstand te bieden aan het neoliberale offensief is vooral een versterking van de organisatie van de bevolking noodzakelijk. Het FSLN speelt daar momenteel nauwelijks een rol in. Het verbreken van het pact met Alemán is een eerste voorwaarde voor een nieuwe strijdbare koers van het Frente. Door verschillende groepen sandinisten wordt daarvoor gestreden. Zij zullen nog een moeilijke weg te gaan hebben voordat het Frente weer een organisatie is die ondubbelzinnig opkomt voor de belangen van de armen. Ja tegen de sandinistische revolutie, nee tegen Daniel Ortega (5 september 2016) Op 6 november worden er in Nicaragua presidentsverkiezingen gehouden. De winnaar is nu al bekend: dat is de huidige president Daniel Ortega. De door Ortega gecontroleerde Hoge Kiesraad heeft in juli besloten dat een aantal kandidaten van oppositiepartijen niet mee mogen doen. Ortega is hiermee voor de zevende keer presidentskandidaat voor het FSLN. Zijn ‘running mate’ voor het vicepresidentschap is zijn vrouw Rosario Murillo. Daniel Ortega was in 1979 een van de leiders van het Sandinistische Nationale Bevrijdingsfront (FSLN) dat toen de door de VS gesteunde dictator Anastasio Somoza ten val bracht en diepgaande hervormingen in gang zette. Deze sandinistische revolutie, met zijn grootschalige alfabetiseringscampagne, landhervorming en andere progressieve maatregelen leidde tot een omvangrijke mondiale solidariteitsbeweging die ook in Nederland sterk was. Veel mensen die in de jaren tachtig actief waren in de solidariteitsbeweging met Nicaragua moeten niets van het huidige regime van Ortega weten. Sommigen van hen zien hun toenmalige steun aan de sandinisten als een fout, omdat het uiteindelijk toch niets heeft opgeleverd, en een enkeling is zelfs van mening dat het Ortega-regime net zo erg is als dat van Somoza. Daartegenover staan mensen die ondanks het gebrek aan democratie, de corruptie en de repressie tegen tegenstanders Ortega steunen, omdat hij toch veel voor de gewone arme Nicaraguanen heeft gedaan en een verzwakking van het sandinisme alleen maar rechts in de kaart speelt. Grenzeloos-redacteur Willem Bos was in de jaren tachtig en negentig actief in de solidariteitsbeweging met Nicaragua en woonde en werkte een aantal jaren in het land. Hij is het met beide redeneringen niet eens. Hij is nog steeds zeer positief over de sandinistische revolutie en de eerst periode van het sandinistische regime, maar ziet geen enkele reden om het huidige regime van Ortega te steunen. “Wie zich socialist noemt en het Orteg-regime blijft steunen, heeft bedroevend weinig geleerd van de enorme schade voor links van degenen in de hele wereld die in de dertiger jaren het regime van Stalin bleven steunen met het argument dat het toch links was, dat de Sovjeteconomie groeide, en dat het elders in de wereld nog slechter was. Een dergelijke redenering steunt niet alleen een fout regime, maar brengt vooral het beeld van het socialisme of van linkse politiek in het algemeen in diskrediet,” is zijn opvatting. Hieronder werkt hij dit standpunt uit. Deze tekst werd oorspronkelijk geschreven als een discussiebijdrage op een mailinglijst van Nederlanders in Nederland en Nicaragua die indertijd actief waren in de solidariteitsbeweging en zich nog steeds bij het land en zijn bewoners betrokken voelen. Het stuk is dus geschreven voor mensen die goed op de hoogte zijn van de situatie in Nicaragua en de geschiedenis van het land de laatste veertig jaar. Voor deze publicatie op Grenzeloos is aan de tekst wat meer uitleg van een aantal zaken toegevoegd, onder andere in de vorm van een aantal verduidelijkende noten. 1. Het huidige regime van de familie Ortega en de kliek daaromheen is niet de voortzetting van de oorspronkelijke sandinistische volksrevolutie van 1979 of van het sandinistische regime dat tot 1990 aan de macht was. Natuurlijk: Daniel Ortega komt voort uit de sandinistische beweging, zijn regime is een resultaat van de sandinistische revolutie, net als Jozef Stalin voortkwam uit de bolsjewistische beweging en zijn regime een resultaat was van de Oktoberrevolutie en net als Napoleon en zijn regime voortkwamen uit de grote Franse revolutie. Maar eruit voortkomen is niet het zelfde als de voortzetting ervan. Net als bij Stalin en Napoleon, is er ook bij het regime van Ortega - naast een zekere continuïteit (met name in uiterlijke vormen) - vooral sprake van een breuk met het programma en de praktijk van de oorspronkelijke revolutie. 2. De sandinistische revolutie van 1979 was een echte revolutie. Dat wil zeggen: de uitkomst van een revolutionaire crisis die leidde tot een fundamenteel ander politiek regime gebaseerd op andere sociale krachten dan het regime daarvoor. Het Somoza-regime dat door de sandinisten ten val werd gebracht, was gebaseerd op de economische macht van het met Somoza verbonden bedrijfsleven (de zo genoemde somozistische bourgeoisie), (de repressie door) de Nationale Garde en de steun van de VS. 3. Door de ongeremde hebzucht van de Somoza-groep ontstond in de periode vóór de revolutie een steeds grotere weerstand bij niet direct met Somoza verbonden delen van de bourgeoisie, wat leidde tot een steeds grotere crisis van het regime. Dat reageerde daarop met repressie en nog meer repressie, wat onder andere leidde tot het ontstaan van gewapende verzetsgroepen en uiteindelijk tot het FSLN. 4. De overwinning in juli 1979 maakte een einde aan de macht van de somozisten. Zowel aan de politieke macht van de familie Somoza, als aan de economische macht van de somozistische bourgeoisie en aan de Nationale Garde. En - na enige tijd van aarzeling - ook aan de steun van de VS. 5. De macht van het sandinistische regime - van 1979 tot de machtsovername van de door de VS gesteunde gezamenlijke oppositie (de UNO) bij de verkiezingen van 1990 - was gebaseerd op een coalitie van de niet-somozistsche bourgeoisie en een grote meerderheid van het volk: kleine en middelgrote agrarische producenten, arbeiders, scholieren, studenten enz. In de eerste en meest dynamische jaren van de revolutie werd er een programma doorgevoerd ten gunste van de bevolking: alfabetisering, medische zorg, het socialiseren van een deel van de productiemiddelen door de vorming van coöperaties en staatsbedrijven, een programma van voedseldistributie enz., enz. De steun van de bevolking was in deze periode overweldigend. Het doorvoeren van dit socialistisch georiënteerde programma en de groeiende agressie van de VS - boycot, sabotage en steun aan de guerrillaoorlog door de contra’s - leidde er toe dat geleidelijk aan steeds meer delen van de niet-somozistische bourgeoisie - die in eerste instantie de revolutie steunde - afhaakte en in vele gevallen de contra’s gingen steunen. 6. De heftige agressie van de kant van de VS, de beperkte steun uit de rest van de wereld, het uitblijven van revolutionaire successen in de rest van de regio (El Salvador) en de verslechterde internationale situatie met de opkomst van het neoliberalisme leidde tot een gestage uitputting van de sandinistische revolutie. De uiteindelijke klap kwam met de verkiezingen van 1990 toen bleek dat een meerderheid van het electoraat, moe door de oorlog en de voortdurende economische problemen en murw door de door de VS gefinancierde propaganda, het FSLN niet meer steunde maar koos voor de met Amerikaans geld bijeengebrachte UNO-coalitie. Dat was het einde van de sandinistische revolutie en het sandinistische regime. Dat wil niet zeggen dat alle verworvenheden van de revolutie in één keer werden teruggedraaid en nog minder dat er een op het somozistische regime gelijkend regime werd ingevoerd. Maar essentiële verworvenheden van de sandinistische periode werden gestaag teruggedraaid en de kapitalistische bezitverhoudingen werden hersteld. Later werd met steun van het FSLN ook een aantal politieke verworvenheden (scheiding der machten, ruimte voor politieke partijen e.d.) verminderd en door zeer dubieuze uitspraken van de Hoge Kiesraad is er nu bij de verkiezingen een situatie ontstaan die wel erg lijkt op een éénpartijstelsel. 7. Het Nicaragua waar Ortega in november 2006 weer[1] tot president werd gekozen, was een ander Nicaragua dan dat in de periode van juli 1979 tot februari 1990. Er waren weer ‘normale’ kapitalistische bezitsverhoudingen: een deel van de somozistische bezittingen waren weer in handen van de oorspronkelijke eigenaren of hun nazaten, de coöperatieve beweging was vrijwel verdwenen en de rol van de sandinistische volksorganisaties was enorm verminderd. Een deel van de (met Ortega verbonden) sandinistische elite heeft vanaf de ‘piñata’[2] in 1990 grote economische macht verworven. In de afgelopen tien jaar dat Ortega aan de macht was, is aan die situatie fundamenteel niets veranderd. Integendeel. 8. De macht van het huidige regime van Ortega rust op drie peilers. In de eerste plaats opde economische macht van de sandinistische ondernemers en de antisomozistische bourgeoisie en delen van de voormalige somozistische bourgeoisie die zich daarbij hebben aangesloten. Daarnaast op de controle over het leger en de politie en de rol die het regime zich aanmeet als voortzetting van de sandinistische revolutie. Je zou dat kunnen omschrijven als links populisme, waarbij het enige linkse dan is dat het regime zich beroept op de erfenis van de sandinistische revolutie en op het feit dat niet alle verworvenheden van de revolutie zijn teruggedraaid. 9. Ik zie de sandinistische revolutie nog steeds als een belangrijke zaak en bron van inspiratie voor iedereen die een rechtvaardiger maatschappij voorstaat. Velen die onder andere hier in Nederland indertijd het revolutionaire proces in Nicaragua steunden, zijn daarvan terug gekomen. Zij zien dat nu als een vergissing, omdat de revolutie uitgelopen is op het Ortega-regime. Daarbij stellen ze (net als degenen die nu nog achter Ortega staan) het huidige regime ten onrechte gelijk aan het revolutionaire proces van weleer. ‘Het is allemaal voor niks geweest, de revolutie heeft niks opgeleverd’, is de redenering van deze teleurgestelden. Dat is m.i. om twee redenen onjuist: In de eerste plaats zijn er nog steeds materiële en niet-materiële verworvenheden van de revolutie die (nog) niet zijn terug gedraaid. (Het Ortega-regime heeft zeker enige trekken van de Somoza-dynastie, maar is daar niet aan gelijk.) . In de tweede plaats kan je je afvragen wat er gebeurd was als de sandinisten in 1979 niet de macht hadden veroverd, op welke manier was de crisis van het somozisme dan opgelost? Door een VS-interventie? Een machtsgreep door (een deel van) de Nationale Garde? Niemand die het weet, maar het is wel duidelijk dat er dan in de periode na 1979 een zeer repressieve en bloedige tijd was aangebroken. (Vergelijk de situatie in El Salvador.) 10. Hebben de sandinisten ook in hun revolutionaire periode dan geen fouten gemaakt? En hebben ze met die fouten niet de weg geëffend voor het regime van Ortega? Natuurlijk hebben ze toen fouten gemaakt (wie maakt die niet?). En natuurlijk hebben die fouten en in het algemeen de keuzen die toen zijn gemaakt gevolgen gehad voor het verder verloop van de geschiedenis van Nicaragua. Het grootste gebrek van de sandinistische revolutie was m.i. het verticalisme en het gebrek aan werkelijke zelforganisatie van de bevolking. Er waren grote en belangrijke massaorganisaties en die speelden een rol, maar van het begin af aan waren dat meer instrumenten van de politiek van (de leiding van) het Frente dan werkelijke vormen van zelforganisatie. En de interne democratie in het FSLN is altijd heel beperkt geweest. Dat vond ik toen en dat vind ik nu nog. Dat werd me indertijd door velen in solidariteitsbeweging die leuzes als “Dirección Nacional Ordene” (Landelijke leiding: beveel) prachtig vonden niet in dank afgenomen. Het is paradoxaal dat de ontwikkeling die de overwinning van de sandinisten mogelijk maakte (de hereniging van de drie stromingen van het FSLN in een gezamenlijke strategie)[3] tegelijkertijd de interne verhoudingen in het Frente bevroor en het verticalisme met aan de top de negen commandanten als een soort onfeilbare halfgoden vastlegde. Van die situatie hebben Ortega en de zijnen uiteindelijk gebruik kunnen maken om alle macht naar zich toe te trekken. 11. Was er dan geen alternatief voor de lijn Ortega? Een van de problemen daarbij is dat voor zover ik dat kan beoordelen de verschillende zich op het sandinisme beroepende ‘dissidente’ stromingen binnen en later buiten het FSLN vooral een sociaaldemocratische oriëntering hadden. En een sociaaldemocratische lijn kan in periodes van economische voorspoed (zoals in Europa vanaf 1945 tot de crisis halverwege de jaren zeventig) enig succes hebben, maar kan nergens in de voormalige derde wereld iets uitrichten, zoals ze ook in West-Europa na de crisis van 2008 op een debacle is uitgelopen. Maar het wezenlijke punt is natuurlijk de zwakte van de Nicaraguaanse economie en het isolement van de sandinisten. Bij een andere ontwikkeling in de buurlanden El Salvador, Guatemala en Mexico en andere ontwikkelingen in de rest van de wereld, had het wellicht anders kunnen lopen, maar dat is speculatie. Op zich is het feit dat de sandinisten, ondanks het aan de macht komen van Reagan, het doorzetten van het neoliberalisme in de hele wereld, de boycot en de contraoorlog het tien jaar uit hebben gehouden op zich al een wonder. 12. Wat nu? Ik denk dat iedereen die de oorspronkelijke doelstellingen van de revolutie serieus neemt zich zou moeten verzetten tegen het Ortega-regime en met name tegen de repressie, het gebrek aan democratie en transparantie, het megalomane kanaalproject e.d. Dat er niet direct een (partij)politiek alternatief is voor het Ortega-regime is jammer, maar dat is geen reden om af te zien van kritiek. Wie zich socialist noemt en het Ortega-regime blijft steunen, heeft bedroevend weinig geleerd van de enorme schade voor links van degenen in de hele wereld die in de dertiger jaren het regime van Stalin bleven steunen met het argument dat het toch links was, dat de Sovjeteconomie groeide, en dat het elders in de wereld nog slechter was. Een dergelijke redenering steunt niet alleen een fout regime, maar brengt vooral het beeld van het socialisme of van linkse politiek in het algemeen in diskrediet. En dat is in deze neoliberale wereld wel het laatste dat we kunnen gebruiken.
Noten
[1] Daniel Ortega was in 1979 één van de negen leiders van het FSLN en coördinator van de vijf leden tellende regeringsjunta. In 1985 werd hij als kandidaat van het FSLN tot president gekozen. In 1990 werd hij als presidentskandidaat verslagen door de kandidaat van UNO, Violeta Barrios de Chamorro. In 2007 werd hij weer tot president gekozen, evenals in 2011. [2] De ‘piñata’, het ‘uitdeelfeestje’, is de naam die gegeven wordt aan de praktijk van de sandinisten in 1990, toen een deel van de staatsbezittingen vóór de machtsoverdracht aan de UNO in handen kwamen van individuele sandinisten. Tijdens het sandinistische bewind van 1979 tot 1990 was er in de praktijk nauwelijks een onderscheid tussen de staat en de partij: het FSLN. [3] Eind jaren zeventig bestond het FSLN uit drie, vrijwel autonoom functionerende stromingen. In 1978 werd er door de drie stromingen een gezamenlijke leiding gevormd van negen leden (drie uit elke stroming) en werd er een gezamenlijke strategie gehanteerd. De gezamenlijke leiding van de negen commandanten (Dirección Nacional) functioneerde als collectief. Maar het gevolg hiervan was dat de eenmaal in de Dirección Nacional genomen besluiten in de rest van de organisatie absoluut niet meer ter discussie stonden.
Reactie toevoegen