We publiceren hier een ouder artikel van de vorig jaar overleden marxistische filosoof Daniel Bensaïd over de noodzaak om links engagement in onzekere tijden.
Onze duistere eeuw bereikt zijn eindpunt in het falen van de hoop op een betere wereld, een wereld van vrede en rede, die het had doen rijzen. In zijn kielzog laat het een opeenhoping van rampen en ruïnes. Wij hebben daar vele illusies en zekerheden achtergelaten. Het veranderen van de wereld is een niet minder urgent en noodzakelijk doel maar stuit nu op onverwachte hindernissen die de pioniers van het socialisme zich niet hadden kunnen voorstellen.
Daniel Bensaïd
De afgelopen eeuw kende een enthousiasme voor machinerie en werd verliefd op de mogelijkheden van elektriciteit. Ondanks vertragingen en dwaalwegen leek niks de triomfmars van de vooruitgang te kunnen stuiten. Tijdsgewricht en geschiedenis, wetenschap en techniek liepen in dezelfde pas, in een en dezelfde richting, naar een gelukkig einddoel in een patroon waar de toekomst het verleden rechtvaardigde, waar ondanks de prijs van de verovering, het heden met goed geweten nieuwe grenzen verkende. Twee wereldoorlogen, de barbarij van de concentratiekampen en de Goelag, en de exponentiële groei van het vernietigingspotentieel hebben dit vooruitgangsgeloof toegetakeld. De ineenstorting van de bureaucratische systemen in het voormalige Oostblok, de realisatie dat de natuur niet onbeperkt en gratis in grondstoffen voorziet, de duizelingwekkende mogelijkheden van het manipuleren van leven en genetica, het vertroebelen van de grens tussen leven en dood beloven nieuwe klappen. De engel van de vooruitgang zucht onder een loden ballast.
Het verliezen van deze optimistische illusies kan evenwel tot twee kwaadaardige conclusies leiden. De ene is een morbide nihilisme waarin alles hetzelfde waard is en alles deel is van een krankzinnige wereld vol lawaai en furie. De andere is een onhistorisch moralisme dat de mythe van de onveranderlijke mens nieuw leven inblaast: gevangen in deze toestand zou de mens niet in staat zijn tot culturele en morele vooruitgang. Dit is echter niet onvermijdelijk. De crisis van het idee van vooruitgang is niet zozeer een crisis van dit idee zelf maar van officiële vertegenwoordigers ervan ten tijde van een historisch keerpunt in een steeds meer tegenstrijdig en irrationeel sociaal systeem.
Van beroep ingenieur maar meedogenloos criticus van 'de illusies van de vooruitgang', onderschatte George Sorel nooit de waarde van de dynamo en vaccinatie. Terwijl hij het idee van vooruitgang bestempelde als een 'ongeneeslijke lichtzinnigheid van de Franse bourgeois' erkende zijn geestverwant Charles Péguy verheugd de superioriteit van het holle rubber in de wielen van de Franse wielrenners boven massief rubber. Wat betreft wetenschap en techniek bestaat er zeker een doorgaande vooruitgang.
De illusie van 'vooruitgangsdenken' bestaat uit de overtuiging dat deze vooruitgang vanzelf en automatisch zal leiden tot vergelijkbare sociale, ethische en culturele vooruitgang. Wetenschap schept echter slechts de mogelijkheid van vooruitgang, het is een potentiële vooruitgang waarvan de realisering afhangt van het geheel van sociale relaties. In theorie maakt de stijging van de productiviteit een vermindering van de beperkingen van de loonarbeid in dienst van het winststreven mogelijk ten bate van individuele, vrije en creatieve werkzaamheid. In de praktijk leidt stijgende productiviteit tot absurde werkloosheid en uitsluiting. In theorie maakt de internationalisering van verkeer en informatie een wereld zonder grenzen denkbaar, in de praktijk versterkt en verdiept de tegenstrijdige, mismaakte globalisering in dienst van de markt ongelijkheid, angst tussen gemeenschappen, xenofobie en racisme, nationalisme en chauvinistisch fanatisme.
Er loopt blijkbaar iets spaak in het koninkrijk van het reëel bestaande kapitaal. Elke vooruitgang is gehavend en kent tegenslag. Hoewel vooruitgang de potentiële brenger van bevrijding is, schept hij nieuwe vormen van slavernij. Dat is geen reden om te ontkennen dat een groei van kennis en productie de noodzakelijke maar niet voldoende voorwaarde is voor een meer rechtvaardige, meer vrije en creatieve samenleving. Maar, in de woorden van Henri Lefebvre, men moet groei en vooruitgang niet met elkaar verwarren.
Kwalitatieve culturele en morele criteria zijn niet uit te drukken in de kwantitatieve maten van een stijging van de efficiëntie en opbrengst, afgedwongen door de knoet van markt en concurrentie. Wat zijn deze criteria? Een ingrijpende vermindering van de tijd besteed aan opgelegde en vervreemdende arbeid is een eerste voorwaarde voor een radicale wijziging van de inhoud van werk en het tot bloei doen brengen van ieder individu en daarmee het versterken van democratie en burgerschap. De transformatie van de relaties tussen man en vrouw, de eerste kennismaking met verschil en het universele karakter van de mens, is een ander criterium. Waar vrouwen onderdrukt worden door mannen, bestaat ook gevaar voor de vreemdeling, voor de buitenstaander en voor de immigrant. De visie van het ontwikkelen van een universele menselijkheid door het ontwikkelen van wereldwijde solidariteit, tussen werelddelen en generaties, tegen honger, ziekte en natuurlijke en andere rampen doet het beste van de arbeidersbeweging en de vereisten van een sociale, ecologische koers samengaan in een nieuw internationalisme.
Niet de voorzienigheid, geschiedenis of wetenschap zal een definitieve waarheid weten te garanderen. Geen laatste oordeel zal het laatste woord hebben. Het is ieders verantwoordelijkheid om betrokken te blijven. Wetenschappelijke ontdekkingen, technische uitvindingen, kunst, politiek en liefde hebben allen het potentieel iets werkelijk nieuws voort te brengen en andere mogelijkheden te scheppen. In geschiedenis en economie gaat het niet enkel om het voorzien van het komende traject maar om het verkennen van de grenzen van het mogelijke. Alternatieve mogelijkheden zijn nog geen werkelijkheid maar wel deel van wat kan gebeuren.
Dat de toekomst niet langer voorspelbaar is betekent niet dat de onbesliste tegenstrijdigheden van het heden niet meer kenbaar zijn. Het opgeven van historische voorspellingen ontkracht niet het streven naar sociale transformatie. De tegenstrijdigheden, het conflict, blijven bestaan en wie 'conflict' zegt, zegt keuzes, beslissingen en de beredeneerde gok op een van verschillende uitkomsten. 'De geschiedenis doet niks'; wij doen, nu meer dan ooit – ten goede of ten kwade. Zonder de mooie garanties van geopenbaarde zekerheden dragen wij de verschrikkelijke last en opwindende, aardse uitdaging om, zoals Sint Augustus het mooi verwoordde, 'ons in te spannen voor het onzekere'. Waar Pascal aan toevoegde: 'wie zich voor morgen en voor het onzekere inspant, handelt rationeel'.
(22-8-1996)
Reactie toevoegen