2. De aanslagen hebben in de wereld een geweldige impact gehad. Dagenlang waren de beelden en de gevolgen ervan niet van de beeldbuis te branden. Voor miljoenen mensen werd het leed van de slachtoffers en nabestaanden deel van hun werkelijkheid.
Natuurlijk steekt de aandacht en het medeleven voor de 6.000 doden in de VS schril af tegen de reacties op de 200.000 doden in Ruanda; de tienduizenden mensen die iedere dag sterven als gevolg van honger en ondervoeding en de miljoenen burgers die de afgelopen decennia bij allerlei gewapende conflicten omkwamen. Om niet te spreken van de 500.000 kinderen die de afgelopen jaren in Irak zijn gestorven van honger en gebrek aan medicijnen als gevolg van de economische sancties.
Het maakt pijnlijk duidelijk hoe scheef de verhoudingen zijn en hoe selectief de werking van de massamedia is.
3. De regering Bush maakt schaamteloos gebruik van de gevoelens van de nabestaanden - en van iedereen die zich met hen verbonden voelt - om een oorlogsstemming te kweken. De grofste simplificaties worden gebruikt om een stemming van ‘wij’ tegenover ‘zij’ te scheppen. Wie niet achter Bush en zijn oorlogspolitiek staat wordt gebrandmerkt als een vijand van de vrije wereld en een handlanger van het terrorisme.
Zo wordt gepoogd iedereen die zich verzet tegen de belangen van de elite, te criminaliseren en te intimideren. Ook de anti-globaliseringsbeweging is hier doelwit van. Met de curieuze redenering dat deze beweging zich verzet tegen globalisering waarvan het WTC een symbool was, wordt geprobeerd de beweging in diskrediet te brengen.
4. In werkelijkheid is er veeleer een relatie tussen de economische globalisering en het ontstaan van (een voedingsbodem voor) het terrorisme. Door de in begin jaren tachtig ingezette economische globalisering is de kloof tussen arm en rijk in de wereld enorm vergroot. Inmiddels bezitten de 357 rijkste mensen meer dan het gezamenlijke inkomen van 45 procent van de wereldbevolking.
Het spreekt voor zich dat zo’n kloof tot sociale explosies moet leiden, en een voedingsbodem vormt voor extremisme en terrorisme.
5. Het is cynisch dat juist de VS zich opwerpen als de aanvoerder in de strijd tegen het terrorisme, want als er één land is dat zich schuldig heeft gemaakt aan de ergste vormen van staatsterreur (de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki, de bombardementen op Irak, de staatsgreep tegen de regering Allende, moordaanslagen op staatshoofden, enzovoort, enzovoort) dan zijn dat de VS.
Bovendien hebben de organisaties en regeringen die nu door de VS in verband worden gebracht met de aanslagen (Bin Laden, de Taliban en het regime van Saddam Hoessein) in het verleden aanzienlijke steun ontvangen van de VS.
6. Ook in Nederland heeft de oorlogsstemming postgevat. Riep premier Kok in eerste instantie op tot een beheerste reactie, nadat de Amerikaanse regering haar ongenoegen had laten blijken, ging ook hij op de oorlogstoer.
In de media ontstond een stemming van ‘sluit de rijen’ waarbij iedereen die enige relativering opbracht of moeite deed de motieven van de daders te doorgronden als halve pleitbezorger van het terrorisme werd behandeld. Vooral islamitische Nederlanders werden de nieren geproefd en iedere uitspraak werd gewikt en gewogen om te kijken of er niet een greintje begrip voor terroristen in school. Moskeeën en islamitische scholen werden in brand gestoken en individuele mensen aangevallen.
Ook worden in dit ‘oorlogsklimaat’ voorstellen gedaan, zoals het invoeren van legitimatieplicht en het achterwegen laten van een looneis, die niets met bestrijding van terrorisme te maken hebben en de tweedeling in de samenleving alleen maar versterken.
7. In het parlement heeft alleen de SP zich onomwonden tegen de oorlog uitgesproken. De fractie van GroenLinks beperkte zich tot een weigering zich bij voorbaat volledig achter de regering te scharen, een opstelling die door andere politieke partijen en in de media werd gehekeld. Veel leden van GroenLinks zien de opstelling van de kamerfractie als een eerste stap van hun partij in het afstand nemen van de oorlogspolitiek.
8. Ook bij deze oorlog speelt op de achtergrond het belang van de olie. Zoals bij het conflict in het Midden Oosten (de steun aan Israël; de houding tegenover Iran en Irak enzovoort) wordt de opstelling van de westerse mogendheden bepaald door de wens controle te houden over de olievoorraden.
Naast de geweldige voorraad op het Arabische schiereiland zijn ook in het gebied van de Kaspische zee enorme reserves aangetroffen. Steeds meer tekenen wijzen er op dat de VS al voor 11 september plannen hadden om hun politieke en militaire aanwezigheid in dit gebied te versterken.
9. Het is nog niet duidelijk hoe de ‘oorlog tegen het terrorisme’ er uit zal zien, en of er van een omvangrijke grondoorlog of van massale bombardementen sprake zal zijn. Waarschijnlijk moeten we minder denken aan de golfoorlog of die in Vietnam, en meer aan de ‘koude oorlog’, de oorlog in Midden Amerika of de huidige War on drugs.
Onder het mom van oorlog zullen vele politieke, militaire en economische maatregelen worden getroffen die onder ‘normale’ omstandigheden niet aanvaard zouden worden. De oorlogspropaganda heeft dan vooral tot doel allerlei schendingen van mensenrechten elders en van elementaire democratische rechten in eigen land te rechtvaardigen.
10. Daarom is het van belang dat de nu opkomende vredesbeweging zich niet alleen richt op het aan de kaak stellen van feitelijke oorlogshandelingen, maar ook tegen de oorlogsvoorbereiding en propaganda.
Laten we niet vergeten dat de oorlog onder Afghanen die vluchten voor het dreigende geweld, nog voor zelfs maar een schot gelost is, al meer doden veroorzaakte dan er op 11 september in New York en Washington zijn gevallen.
11. Het is verheugend dat ook in Nederland zo snel tegen de nieuwe oorlog is gedemonstreerd. De brede steun en de opkomst van zo’n zevenduizend mensen op 30 september in Amsterdam getuigt daarvan.
Ook al wilde het IKV de oproep voor de manifestatie niet ondertekenen, toch was het bereid een spreker af te vaardigen. Met nadruk verklaarde het in gesprek te willen blijven met de organisatoren van 30 september. Dit geeft aan dat er op termijn mogelijkheden voor verbreding liggen. Ook de opstelling van GroenLinks, waarvan drie plaatselijke afdelingen de oproep voor de manifestatie wel ondertekenden, geeft aan dat er mogelijkheden zijn.
Als de ‘nieuwe vredesbeweging’ in staat is haar actieve open en niet sektarische gezicht te bewaren zijn de vooruitzichten op een verdere uitbouw gunstig.
12. De strijd tegen de oorlog is ook een strijd tegen het terrorisme en tegen de factoren die daar een voedingsbodem voor scheppen, zoals armoede, uitsluiting en discriminatie.
De strijd tegen de oorlog is een strijd tegen de economische globalisering die de kloof tussen arm en rijk verdiept en die steeds meer mensen in een uitzichtloze situatie brengt. De strijd tegen de oorlog is een strijd voor de multiculturele samenleving, voor tolerantie en dialoog. En vooral een afkeuring van de hetze tegen de islam en islamieten.
De strijd tegen deze oorlog is ook een strijd voor een andere wereld. Een wereld waarin niet de winst maar het belang van de meerderheid van de wereldbevolking voorop staat.
Amsterdam, 2 oktober 2001.
Reactie toevoegen