Vanaf 1977 tot 1986 zat Sison gevangen. Hij werd gemarteld en werd anderhalf jaar lang geketend aan zijn bed gevangen gehouden. Sison kwam vrij nadat een volksopstand in 1986 dictator Marcos ten val had gebracht en de nieuwe presidente, Corazon Aquino, een amnestie afkondigde voor politieke gevangenen. Na zijn vrijlating hield hij zich in eerste instantie afzijdig van de politieke ontwikkelingen in het land en vertrok op een internationale toer om lezingen te geven. In 1988 was hij in Nederland toen zijn paspoort werd ingetrokken door de Filipijnse regering. Dit was tijdens een nieuwe periode van bloedige repressie van linkse activisten. Sison vreesde voor zijn leven en bleef in Nederland.
De Nederlandse overheid erkende Sison als politieke vluchteling, maar verleende hem nooit asiel. Hij wordt namelijk beschuldigd van contacten met 'terroristische' organisaties en verantwoordelijk gehouden voor het geweld van de NPA.
Moord en intimidatie
Naar eigen zeggen is Sison tegenwoordig slechts de ‘politiek consultant’ van het National Democratic Front of the Philippines, de diplomatieke tak van de CPP, en onderhandelt hij namens deze organisatie met de regering. Hij wordt er nu echter van beschuldigd opdracht te hebben gegeven voor de moord op twee voormalige CPP-activisten door de NPA, Romulo Kintanar en Arturo Tabara. Zijn arrestatie is het gevolg van verklaringen afgelegd door de weduwen van deze voormalige rivalen. Sison ontkent de beschuldigingen en beweert geen functie meer te hebben in de CPP.
Misschien lijkt de meest logische reactie op dit alles een oproep tot solidariteit met Sison. Maar het is een ingewikkelde zaak. De beschuldigingen tegen Sison zijn niet zonder fundament. In ieder geval heeft hij jarenlang een beleid van moord en intimidatie tegen andere radicaal-linkse activisten verdedigd. Er zijn zo'n dertig gevallen bekend van moorden op linkse activisten door de NPA. Sison en het NDFP hebben deze altijd goedgepraat. Het is ook niet onwaarschijnlijk dat Sison inderdaad opdracht heeft gegeven tot de moord op Kintanar en Tabara. Er zijn namelijk goede redenen om aan te nemen dat Sison nog steeds de leider van de CPP is. Als we bekijken wie Kintanar en Tabara waren en waarom zij dood moesten, wordt duidelijk welke centrale rol Sison in het verhaal speelt.
'...al het vaststaande verdampt'
Zowel Kintanar als Tabara braken begin jaren negentig met de partij vanwege politieke meningsverschillen. Na de val van Marcos verkeerde de CPP in een crisis. De volksopstand tegen de dictator was ook voor de communisten een verassing. Hoewel zij jarenlang een leidende kracht was geweest, had de CPP eigenlijk geen belangrijke rol in de 'EDSA revolutie' van 1986 gespeeld en begon zij in de jaren daarna steeds meer het contact met de bevolking te verliezen. De partij bleek niet in staat zich aan te passen aan de nieuwe situatie die ontstond na het formele herstel van de democratie. De Filipijnse samenleving was in rap tempo aan het veranderen. De overgang van dictatuur naar een corrupte parodie van democratie had de machtspositie van de elite verder versterkt. Sinds halverwege de jaren tachtig woonde meer dan de helft van de Filipijnse bevolking in steden. De opstand van 1986 liet zien hoe beslissend de protesten in de steden waren, vooral de hoofdstad Manila. Deze ontwikkelingen brachten al langer bestaande meningsverschillen in de partij naar de voorgrond en leidden tot een intensivering van het interne debat.
De hervormingsgezinde stromingen in de CPP vertegenwoordigden niet één homogeen alternatief. Ze deelden echter enkele uitgangspunten. Ten eerste een nadruk op het belang van de massabeweging, ook ten opzichte van de gewapende strijd. Ten tweede het belang van de stedelijke bewegingen van arbeiders en sloppenwijkbewoners. De reactie van Sison op de kritiek en op de problematische situatie waarin de CPP terechtkwam was echter een terugkeer naar de oorspronkelijke maoïstische principes van de plattelandsguerilla en het primaat van de gewapende strijd. Joel Rocamora, een andere voormalige CPP-activist die 'veroordeeld' is, beschreef in zijn boek Breaking through. The struggle within the Communist Party of the Philippines het gedrag van Sison als een poging om de partij te redden van ketters die niet langer trouw waren aan de maoïstische grondbeginselen; 'Circle the wagons, the revisionist hordes are coming.'
Psychologische oorlogsvoering
In de late jaren tachtig, begin jaren negentig werkte Sison samen met enkele bondgenoten, dissidente leden de partij uit. Zijn voornaamste steun hierbij was het echtpaar Benita en Wilma Tiamson, allebei lid van het Centraal Comité. Activisten die afweken van de lijn Sison-Tiamson werden geschorst, zwart gemaakt en later zelfs vermoord. Sison kon deze rol spelen omdat hij vanwege zijn verleden nog op veel krediet in de beweging kon rekenen en hij als de intellectuele godfather van de CPP en haar bondgenoten geldt.
Al in 1988 werd Sison volgens Kathleen Weekley, schrijfster van The Communist Party of the Philippines 1968-1993. A story of its theory and practice, opnieuw benoemd tot lid van het uitvoerend bestuur en werd besloten dat hij bij terugkeer naar de Filipijnen opnieuw voorzitter zou worden. Sison echter begon zich meteen te gedragen alsof hij al voorzitter was. Met behulp van fax en telefoon deelde hij orders uit aan de partijafdelingen en hij begon de politieke koers te bepalen. Dit tot groot ongenoegen van zijn tegenstanders die deze autoritaire manier om interne conflicten op te lossen maar weinig aanstond.
De conflicten in de partij bereikten een climax in de vroege jaren negentig. Toenmalig president Ramos liet in 1992 in het kader van een amnestie regeling een aantal vooraanstaande CPP-kaderleden vrij, waaronder critici van Sison als Kintanar. Tot dan was de interne verdeeldheid nog grotendeels onttrokken aan het oog van het publiek. Het was Sison die deze publiek maakte: 10 december 1992, enkele maanden na het afkondigen van de amnestieregeling, stuurde hij een fax naar de prominente krant Philippine Daily Inquirer: 'Drie van de recent vrijgelaten gevangen (Ricardo Reyes, Benjamin de Vera en Romulo Kintanar) zijn nu bijzonder actief in een campagne van psychologische oorlogsvoering met als doel de centrale leiding van de CPP in diskrediet te brengen in een futiele poging om de beweging en de CPP te onthoofden en vernietigen.'
Dit was het openingssalvo in de zogenaamde 'faxwar': onder zijn eigen naam of het pseudoniem van de partijvoorzitter, Armando Liwanag, bombardeerde Sison Filipijnse kranten met verklaringen over de koers van de partij, laster over politieke rivalen en berichten van nieuwe schorsingen. Mei 1992 kwam het Centraal Comité van de CPP voor het eerst in lange tijd opnieuw bijeen. Op deze bijeenkomst werd het door Sison/ Liwanag geschreven document Reaffirm our basic principles en rectify errors goedgekeurd als de koers van de partij. Voortaan stonden de aanhangers van Sison bekend als 're-affirmists', de rest als 'rejectionists'. Zoals gebruikelijk op de Filippijnen werden deze termen al snel afgekort: R-A's en R-J's.
Dezelfde bijeenkomst werd Sison officieel opnieuw benoemd werd tot partijvoorzitter. Ofschoon de bijeenkomst zogenaamd een voltallige vergadering van het Centraal Comité was, was het comité verre van volledig. Twintig leden waren simpelweg niet uitgenodigd. Onder de afwezigen waren prominente tegenstanders van de Sison/ Liwanag lijn, zoals de net vrijgelaten CC-leden Ricardo Reyes, Benjamin de Vera en Kintanar. De kort geleden overleden Benjamin de Vera was ten tijde van zijn dood medewerker van het departement voor landhervorming. Volgens Luis Jalandoni, onderhandelaar van het NDFP, waren Ricardo Reyes, Benjamin de Vera en andere tegenstanders van Sison verantwoordelijk voor bloedige interne zuiveringen midden jaren tachtig zoals Kampanyang Ahos. Hierbij kwamen honderden partijleden om. De NPA heeft bekend gemaakt Reyes, tegenwoordig voorzitter van de links sociaal-democratische partij Akbayan, onder andere hiervoor te willen 'arresteren' om hem terecht te laten staan voor een geheime 'volksrechtbank'.
Dat niet alleen Sisons aanhangers verantwoordelijk zijn voor de zuiveringen lijkt op feiten gebaseerd. In zijn boek To suffer thy comrades beweert Robert Francis Garcia, een voormalig NPA strijder die de zuiveringen overleefde en tegenwoordig voorzitter van een mensenrechtenorganisatie is, dat de verantwoordelijken voor de zuiveringen onder zowel re-affirmists als rejectionists te vinden zijn. Garcia werd daarop door de CPP als 'contrarevolutionair' gebrandmerkt.
Romulo 'Rolly' Kintanar
Kinatar was jarenlang een van de topleiders van de CPP. Hij behoort tot de generatie partijactivisten die opklom in de organisatie na de arrestatie van Sison in 1977. Hoewel Sison hem er later van zou beschuldigen samen met andere dissidente leden als Arturo Tabara en Filemon 'Popoy' Lagman de partij te hebben gesaboteerd bereikte de CPP in de jaren tachtig, toen Kintanar een leidende rol speelde, het hoogtepunt van haar macht. Kintanar klom op tot een van de bekendste politieke leiders van de beweging en was commandant van de NPA. Zijn arrestatie in 1988, samen met andere leiders van de CPP, was een zware klap voor de partij.
In verklaringen van de CPP en supporters van Sison wordt de moord op Kintanar op 23 januari 2003 goedgepraat met verwijzingen naar diens politieke evolutie in de jaren negentig. Maar feit blijft dat Kintanar slechts enkele maanden na zijn vrijlating, op basis van onbewezen beschuldigingen, al door Sison was gebrandmerkt als een contrarevolutionair en agent van de overheid. Het is waar dat Kintanar later, met hulp van zijn in de guerrilla opgedane knowhow, een beveiligingsfirma begon die ook opdrachten van de overheid aannam. Maar Sison beschuldigde Kintanar al lang hiervoor van contrarevolutionaire activiteiten. En in haar officiële communiqués maakte de CPP al lang voordat hij voor de regering ging werken bekend dat Kintanar ter dood was 'veroordeeld'.
Naast de beschuldiging voor de regering te werken wordt Kintanar nog van een hele reeks andere misdaden beschuldigd. Hij zou misbruik gemaakt hebben van zijn positie als hoofd van de NPA en de guerrilla's gebruikt hebben voor 'criminele gangsteractiviteiten'. Zo zou hij ontvoeringen, met als doel het verwerven van losgeld, gepland hebben. Daarnaast wordt hij door Sison en de CPP beschuldigd van het stelen van geld uit de partijkas en pogingen 'om de partij en de revolutionaire beweging te splitsen en kapot te maken'. De beschuldigingen van het saboteren van de partij raken kant noch wal: ook volgens de CPP werd Kintanar pas een overheidsagent na zijn arrestatie. Waarom zou hij al daarvoor een beweging waartoe hij zelf behoorde proberen kapot te maken?
De beschuldigingen van ontvoeringen en berovingen zijn meer overtuigend en ook enkele van Kintanar's voormalige vrienden erkennen dat deze op waarheid zijn gebaseerd. Maar dan nog blijft het hypocriet dat deze activiteiten Kintanar als misdaden worden aangerekend. Dit soort activiteiten werd georganiseerd om de ondergrondse strijd te financieren en Kintanar stond ten alle tijde onder bevel van de partij. Bovendien, deze beschuldigingen werden pas publiek gemaakt na Kintanar's dood. Hij kreeg dus nooit de kans te reageren.
Arturo Tabara
Hoewel minder prominent dan Kintanar was Arturo Tabara ook een leidend activist in de CPP. Tabara was de voormalige voorzitter van de Visayas commissie van de partij, verantwoordelijk voor de activiteiten in deze verzameling eilanden in het midden van het land. Net als Kintanar brak hij begin jaren negentig met de CPP.
Na zijn breuk met de partij was hij een leider van de Rebolusyonaryong Partido ng Manggagawa ng Pilipinas (RPM-P), de Revolutionaire Arbeiderspartij van de Filipijnen. Deze organisatie was vlak na haar oprichting in 1998 de grootste hergroepering van Filipijnse revolutionairen die gebroken hadden met de CPP. Het is ook de organisatie waar drie jaar later de Filipijnse sectie van de Vierde Internationale uit voortkwam. (Deze brak met RPM-P vanwege meningsverschillen over de manier waarop de partij vredesonderhandelingen met de regering organiseerde. Het uiteindelijke resultaat van deze onderhandelingen was min of meer een overgave aan de regering.)
Net als bij Kintanar word Tabara door de CPP en Sison van allerlei misdaden, groot en klein, beschuldigd. Net als bij Kintanar is in ieder geval een deel van deze beschuldigingen waarschijnlijk waar. Maar ook in dit geval is dat helemaal niet relevant. Ook Tabara werd al in 1993, lang voordat zijn partij zich overgaf en hij ging samenwerken met de Filippijnse staat en lokale machthebbers, bestempelt als contrarevolutionair. Sison maakt een mengsel maakt van waarheden, speculaties en fantasie. Sison wijst op de samenwerking tussen Tabara en leden van de lokale elite. Hij wijst er ook op dat de gewapende tak van de RPM-P tegenwoordig fungeert als een knokploeg voor deze machthebbers. Dat klopt - er zijn meerdere bronnen die dit bevestigen. Maar volgens Sison werkten Kintanar en Tabara ook samen met Filemon 'Popoy' Lagman – de voormalige leider van de partij in de hoofdstad Manila – in 'anti-CPP, anti-NPA en anti-NDFP activiteiten'. Samen zouden zij plannen beraamd hebben voor een moordaanslag op Sison. Over welke activiteiten Sison het precies heeft blijft onduidelijk. Voor de samenwerking met Lagman in een complot om Sison te vermoorden zijn geen bewijzen. De laster van Sison dat zijn voormalige rivalen Tabara en Lagman met elkaar braken vanwege een meningsverschil over de verdeling van smeergeld, is nergens op gebaseerd. Lagman en Tabara hadden diepe politieke meningsverschillen; Lagman bekritiseerde de overgave van de RPM-P en haar steun aan de populistische president Joseph Estrada.
Op 26 september 2004 werd Tabara samen met zijn schoonzoon Stephen Ong neergeschoten toen hij uit zijn auto stapte. Volgens de NPA was hij niet 'ter dood veroordeeld' maar hadden ze orders om hem te arresteren om terecht te laten staan voor 'misdaden tegen het volk en de revolutie'. Tabara zou gedood zijn toen hij zich verzette tegen zijn arrestatie...
Vergane glorie
Natuurlijk is de Filippijnse regering in zijn nopjes met de arrestatie van Sison. De CPP is nog steeds staatsvijand nummer een. Enkele dagen na de arrestatie van Sison ontdekte het Filippijnse leger twee verlaten kampen van de NPA. Bewijs dat de communisten in paniek en gedemoraliseerd waren, zo beweerde militaire woordvoerders triomfantelijk. Van haar kant reageert de CPP met een zelfde soort communiqué als altijd, gevuld met een en al optimisme over de onstuitbare revolutie en scheldtirades tegen haar tegenstanders: ook de Nederlandse overheid is tegenwoordig 'fascistisch', als we de Filippijnse maoïsten mogen geloven.
Alle beschuldigingen aan het adres van Sison en de CPP worden door hun supporters verontwaardigd afgewezen als 'overduidelijk verzonnen' en deel van een politieke campagne tegen de revolutionaire beweging in de Filippijnen. Maar het is maar de vraag hoeveel mensen nog bereid zijn dit soort beweringen te geloven. Met hun super-sektarische opstelling die letterlijke elke andere linkse stroming als contrarevolutionair bestempeld maakt de CPP weinig vrienden.
En voor iedereen die het wil zien is duidelijk dat de CPP niet in haar eerste leugen gestikt is. De manier waarop dissidenten zonder enig respect voor partijdemocratie naar buiten werden gesmeten; de onbewezen laster over omkoopgeld en corruptie van politieke rivalen; absurde beweringen als dat Walden Bello in dienst is van de WTO en het Wereld Sociaal Forum een opzetje is van trotskisten en de CIA; met dit soort capriolen is de CPP in hoog tempo de geloofwaardigheid die ze nog had aan het verspelen. Als reactie op vragen en twijfel trekt de partij zich echter alleen maar verder terug in de sektarische schulp.
Als Sison na zijn vrijlating politiek pensioen had genomen was hij herinnerd als iemand die een belangrijke rol had gespeeld in de opbouw van de revolutionaire beweging op de Filippijnen. In plaats daarvan heeft hij in zijn arrogantie en sektarisme gekozen om een koers te varen die een beweging die werd opgebouwd met de offers en inspanningen van talloze activisten in diskrediet brengt en beschadigt.
Voor alle duidelijkheid; ook de rechten van Sison moeten gerespecteerd worden maar het staat als een paal boven water dat er goede redenen zijn om hem aan te klagen. Sison moet daarom in ieder geval in Nederland berecht worden. In handen van de Filippijnse overheid is hij zijn leven niet zeker. Sison moet een eerlijk proces krijgen. Dat is meer dan Kintanar, Tabara en de tientallen andere slachtoffers van de NPA kregen. Zijn komende proces kan de definitieve ontmaskering worden van de man die zo graag de Filippijnse Mao had willen zijn.
Links op de Filippijnen:
Hun strijd, onze strijd
Stop moorden in de Filippijnen
Revolutionair links op de Filippijnen
Bedreigingen door de CPP:
A new Letter of Concern
The CPP-NPA-NDF “Hit List” - a preliminary report
What can we learn from Fidel Agcaoili’s “Rejoinder”?
CPP: killings
Reactie toevoegen