Vier belangrijke dingen voor een eerlijke transitie

Om klimaat- en arbeiderscampagnes te laten slagen, is het belangrijk dat verschillende krachten en factoren samenkomen. Aaron Niederman (zij/hen) doet onderzoek naar door werknemers geleide inspanningen om de economie CO2-arm te maken en naar de alliantie Wir Fahren Zusammen (WFZ), met steun van het Duitse kanseliersprogramma en de Rosa Luxemburg Stichting. [leestijd 18 minuten]

De afgelopen jaren hebben klimaatactivisten over de hele wereld moeite gehad om de vaart erin te houden terwijl de temperaturen stijgen en de klimaatrampen toenemen. Ondertussen worden werknemers hard aangepakt door Donald Trump en andere rechtse leiders, die hun rechten aan banden leggen. In Duitsland bijvoorbeeld is de extreemrechtse Alternative für Deutschland (AfD) in opkomst en staat de partij de afgelopen weken voor het eerst als sterkste partij in de peilingen, terwijl de eens zo massale Fridays for Future-campagne een schim van zichzelf is geworden.

Op het eerste gezicht ziet het er dus somber uit. Maar als we wat beter kijken, zien we ook een paar sprankjes hoop. De Duitse democratisch-socialistische partij Die Linke heeft bij de laatste verkiezingen een verrassende opmars gemaakt en de werknemers in de publieke sector hebben nieuwe kracht getoond tijdens de laatste cao-onderhandelingen. In Berlijn en andere grote steden kwam die kracht tot uiting in een reeks unieke stakingen – werknemers uit verschillende sectoren staan samen met buurtbewoners en klimaatactivisten onder het motto 'Berlin Steht Zusammen' (BSZ) of 'Berlijn staat samen'.

BSZ is de nieuwste versie van de campagne 'Wir Fahren Zusammen' (We rijden samen), een alliantie tussen Fridays for Future en de vakbond voor de publieke sector Ver.di. Hun alliantie heeft geleid tot gezamenlijke acties in meer dan 70 steden in heel Duitsland en heeft bijgedragen aan de grootste staking van Ver.di sinds 1992. De alliantie breidt zich nu uit naar Nederland en Oostenrijk en is een goed voorbeeld van wat bekend staat als 'rechtvaardige transitie'-organisatie, een normatieve en soms vooruitlopende manier van kijken naar het organiseren van arbeid. Die benadering, ook wel 'klimaat-arbeid-organisatie' genoemd, streeft naar betere arbeidsomstandigheden in een groene economie, vaak met steun van de klimaatbeweging en gebruikmakend van onderhandelingstechnieken voor het algemeen belang. In het geval van rechtvaardige transitie-organisatie voor decarbonisatie breiden werknemers hun strijd uit tot buiten lonen en secundaire arbeidsvoorwaarden en eisen ze een klimaatvriendelijke omschakeling van hun industrieën.

Op basis van een analyse van een aantal door werknemers geleide decarbonisatieprojecten stelt dit essay dat vier factoren cruciaal zijn voor het succes ervan: een goed georganiseerde werkplek, steun van de gemeenschap, een duidelijk alternatief productieplan en publieke financiering/eigendom. Op basis van die vier sleutelfactoren identificeer ik vervolgens verbeterpunten en lacunes in het ecosysteem van de beweging waar werknemers, activisten en academici kunnen samenwerken om een rechtvaardige groene toekomst te realiseren.

Werknemers en de klimaatbeweging: een natuurlijke alliantie

Wir Fahren Zusammen is een bijzonder strategische alliantie die op grote schaal kan worden gekopieerd. WFZ is ontstaan nadat Fridays for Future in Duitsland een enorme impact had en in 2019 1,4 miljoen mensen mobiliseerde. Daarna daalde het aantal deelnemers echter snel, omdat ze moeite hadden om hun doelen te bereiken – voornamelijk een speciaal fonds van 100 miljard euro dat deels zou worden gebruikt om de infrastructuur van het openbaar vervoer uit te breiden. Die mislukkingen kunnen worden toegeschreven aan veel factoren, waarvan de covid-19-pandemie en de afzwakking van de klimaateisen door de Groenen vaak worden genoemd.

Ontgoochelde klimaatactivisten gingen op zoek naar nieuwe tactieken. Velen volgden de cursus Organizing for Power, gesponsord door de Rosa Luxemburg Stichting, en zochten aansluiting bij de arbeidersbeweging om hun strijd kracht bij te zetten. Hoewel openbaar vervoer slechts een onderdeel was van hun klimaatagenda, is het een van de weinige sectoren die moet groeien (in plaats van krimpen of omschakelen) om de klimaatdoelstellingen te halen en een duidelijk verband vertoont met ecologische duurzaamheid (in tegenstelling tot bijvoorbeeld zorgwerk of sanitaire voorzieningen).

Tegelijkertijd zagen ze dat Ver.di, ondanks het grote aantal leden, verre van strijdbaar was, beperkt door wettelijke belemmeringen die 'politieke stakingen' in de weg stonden en achterliep op het gebied van het gebruik van media en technologie. Daarom boden ze de vakbond organisatorische, communicatieve en politieke steun aan om de openbaar vervoerssector te versterken en uit te breiden – wat al een van de belangrijkste eisen van de klimaatbeweging was. Activisten van WFZ voerden voorlichtingscampagnes, verzamelden handtekeningen, organiseerden openbare bijeenkomsten en voerden berichtgevingcampagnes op basis van de principes van Bargaining for the Common Good.

Wir Fahren Gemeinsam, de Oostenrijkse tegenhanger van WFZ, raakte bijzonder nauw verbonden met zijn partnervakbond VIDA en veel van zijn leden werden geïntegreerd in de structuren van die vakbond, waar ze als vrijwillige vakbondsorganisatoren functioneerden. Samen hebben beide campagnes met succes publieke steun voor de werknemers opgebouwd en hun eisen gepolitiseerd. In de nieuwste campagnecyclus in Duitsland hebben activisten werknemers in ziekenhuizen, de afvalverwerking en het vervoer ondersteund en met elkaar in contact gebracht, waarbij ze zorgden voor infrastructuur tussen sectoren en werkplekken, vergelijkbaar met een deel van het werk van het Emergency Workplace Organizing Committee in de Verenigde Staten. Die beweging laat zien hoe klimaatactivisten hiaten in het ecosysteem van de arbeidersbeweging kunnen opvullen en hand in hand kunnen werken om gemeenschappelijke doelen te bereiken.

Ondanks die synergieën vertoont de alliantie echter verschillende beperkingen. Ten eerste werd ze opgericht toen de klimaatbeweging sterker en beter georganiseerd was – dat is nu niet meer het geval, vooral niet bij door jongeren geleide klimaatrechtvaardigheidsgroepen. Duitse activisten veranderden van koers en probeerden in plaats daarvan antifascistische studentenbewegingen op te zetten. Bovendien verliep de opbouw van die alliantie traag.

De organisatie-inspanningen nemen af naarmate de onderhandelingscycli vorderen en veel activisten geven de voorkeur aan een 'No Shortcuts'-aanpak, geïnspireerd door wijlen Jane McAlevey, waarbij ze liever van onderop arbeidersmacht opbouwen dan een grote groep activisten mobiliseren, wat bij vakbondsleden argwaan kan wekken dat ze worden gecoöpteerd. Hoewel dat diepere verbindingen en echte samenwerking mogelijk maakt (in plaats van oppervlakkige coalitievorming), kost het tijd. Ten slotte is de beweging er niet in geslaagd om gebruik te maken van wat veel organisatoren het 'moment van de wervelwind' noemen: natuurlijke omslagpunten die massale actie en sociale verandering teweegbrengen.

Ngo's bieden ondersteuning, vakbonden voeren hervormingen door

Sinds het begrip 'rechtvaardige transitie' in de jaren negentig opkwam, hebben verschillende ngo's en vakbonden belanghebbenden bij elkaar gebracht, beleidsvoorstellen gedaan en interne hervormingen doorgevoerd. Hoewel ngo's niet de belangrijkste speler zijn op het gebied van arbeidersmacht, kunnen ze wel inzicht en steun bieden bij een transitie.

Zo heeft de Britse Campaign against Climate Change meerdere One Million Climate Jobs Reports gepubliceerd waar vakbonden naar kunnen verwijzen om aan te dringen op transitie. Trade Unions for Energy Democracy brengt meer dan 120 vakbondsorganisaties samen, terwijl de Internationale Transportarbeidersfederatie en het Internationaal Vakverbond meerdere lopende onderzoeks- en organisatieprojecten rond rechtvaardige transitie hebben. Meer lokaal organiseert de Green Workers Alliance zich binnen de schone energiesector in de VS en ontwikkelt Climate and Community klimaat- en economisch beleid dat vakbondsstrijd kan informeren. De Nederlandse vakbond FNV combineert werk voor een eerlijke transitie met solidariteit met het Zuiden in hun project 'Mondiaal'. Groepen als Climáximo in Portugal of het Labor Network for Sustainability in de VS wisselen tussen het optreden als bewegingsorganisaties en als initiatiefnemers, zoals toen Climáximo in 2023 een Global Climate Jobs Conference organiseerde.

Aan de kant van de vakbonden zijn audits, resoluties en nieuwe contracten ingezet in de strijd voor klimaatrechtvaardigheid. Unite in het zuidwesten van Engeland leidt 'groene vertegenwoordigers' op die pleiten voor grotere veranderingen in de toeleveringsketen en milieuaudits gebruiken om werkprocessen te veranderen via nieuwe contracteisen. SEIU 26 in Minnesota organiseerde wat sommigen de eerste 'door de vakbond goedgekeurde klimaatstaking' noemen, toen schoonmakers de Amerikaanse arbeidswetgeving omzeilden door een 'groen opleidingsprogramma' voor te stellen en steun kregen van klimaatgroepen zoals de Sierra Club en Minnesota Youth Climate Strike. Amazon Employees for Climate Justice organiseerde een staking van bijna 2.000 werknemers, stelde een volledig 'onhoudbaarheidsrapport' op en blijft Amazon onder druk zetten om zijn klimaatbelofte na te komen door middel van organisatie en directe actie.

Vecht tegen ontslagen, financier de transitie

Strijd van werknemers tegen ontslagen is heel normaal, maar de werknemers van Lucas Aerospace en hun Lucas Plan worden vaak gezien als een van de meest innovatieve en effectieve voorbeelden van verzet. Toen de werknemers hoorden over de massale ontslagen, kwamen ze samen op alle 15 locaties om een 'combinatie' te vormen en met steun van sympathiserende academici ontwikkelden ze een plan om nuttige producten voor de samenleving te maken, zoals zonnecellen, warmtepompen en treinwagons. Als reactie daarop schrapte het management de ontslagen, en hoewel het plan vooral door gebrek aan steun van de overheid niet werd uitgevoerd, blijft het kader ervan werknemers inspireren om alternatieven voor te stellen voor bestaande productiewijzen – vooral die welke als gevolg van de klimaatcrisis verouderd raken.

De autowerknemers van Campi Bisenzio bij Collettivo di Fabbrica – Lavoratori GKN Firenze, kortweg GKN, zijn een goed voorbeeld van die inspiratie. In 2021 werden de 422 werknemers van de fabriek plotseling ontslagen door het management dat offshoring en deïndustrialisering in verband met de groene transitie als reden opgaf. Als reactie daarop bezetten de arbeiders de fabriek – een actie die doet denken aan de arbeidersstrijd in Buenos Aires – en kregen ze veel steun van de gemeenschap en de klimaatbeweging door middel van demonstraties, muziekfestivals en meer. Net als bij het Lucas Plan werkten de arbeiders samen met onderzoekers van een nabijgelegen universiteit om de fabriek in kaart te brengen en een plan op te stellen om elektrische fietsen en zonnepanelen te gaan produceren. Het laatste stukje was de financiering – GKN koos eerst voor een coöperatief model en startte een crowdfundingcampagne die meer dan 1 miljoen euro opbracht. Nu zetten ze de regionale overheid onder druk om geld te geven voor de omschakeling.

Hoewel de bezetting van GKN uniek is, worden veel werknemers in sectoren die door de groene transitie worden geraakt, bedreigd en reageren ze op andere manieren. Vorig jaar nog hebben VW-werknemers in Duitsland met succes onderhandeld over een moratorium op ontslagen tot 2030, terwijl oorspronkelijk 35.000 van de 120.000 werknemers zouden worden ontslagen.

Ook de United Auto Workers (UAW) in Belvidere, Illinois, kregen in 2023 te horen dat Stellantis hun fabriek zou sluiten en 1.350 mensen hun baan zouden verliezen. De UAW vocht terug met de historische Big Three Stand-up Strike en kreeg de toezegging dat de fabriek in 2027 weer open zou gaan en dat er een gloednieuwe fabriek voor elektrische autobatterijen zou komen, wat duizenden extra banen zou opleveren. Die ommezwaai omvatte een speciale contractuele bepaling die werknemers het recht gaf om te staken bij fabriekssluitingen in andere regio's, en leidde ook tot een 'raamovereenkomst' die toekomstige werknemers in de elektrische auto-industrie binnen de Big Three in het contract opnam.

Die overwinning toonde niet alleen de kracht van 'onderhandelen om te organiseren' aan, maar was ook een verzamelpunt voor een ongeorganiseerde Amerikaanse klimaatbeweging. Activisten kwamen naar de picketlines en het Labor Network for Sustainability organiseerde een solidariteitsbrief van meer dan 150 (voornamelijk klimaatrechtvaardigheids) groeperingen ter ondersteuning van de UAW. Nu heeft de grassrootsbeweging UAWD een EV-transitiecommissie opgericht.

Hoewel beide vakbonden dankzij hun organisatiekracht hebben gewonnen, kun je je afvragen wat een transitieplan of fabrieksbezetting had kunnen betekenen om nog meer rechtvaardigheid voor de werknemers te bereiken.

Stakingen en tegenslagen

Toch zijn er voor elke overwinning in de groene transitie talloze verliezen geleden. In Oostenrijk sloot MAN Steyr zijn vrachtwagenfabriek met meer dan 2.000 werknemers toen de vakbond ÖGB ervoor koos om te strijden voor ontslagvergoedingen en ATTAC er niet in slaagde steun te mobiliseren voor een omschakeling. Sindsdien hebben projecten als Con Labour en activisten als Iris Frey onderzoek gedaan naar hoe de sector kan worden geherstructureerd en hoe financierings- en eigendomskwesties kunnen worden aangepakt.

Ondanks hun geïsoleerde strijd zouden de Oostenrijkse werknemers kunnen profiteren van processen die zijn ontwikkeld in een soortgelijke strijd in Baskenland, Spanje, waar werknemers scenario-oefeningen hebben gedaan om de sterke punten van vier mogelijke productieopties en drie potentiële eigendomsmodellen te analyseren. Uiteindelijk hebben de werknemers financiële steun gevraagd aan de lokale overheid, maar die weigerde omdat ze beweerde al via particuliere bedrijven in de transitie te investeren en geen vakbonden kon financieren. Daarom is de fabriek gesloten.

Green Jobs Oshawa (GJO) laat een andere kant van hetzelfde zien. In 2018 kondigde GM aan dat het zijn fabriek in Oshawa zou sluiten, waardoor meer dan 2.500 banen op de tocht kwamen te staan. Werknemers van de Canadese vakbond Canadian Auto Workers kwamen samen met buurtbewoners en onderzoekers zoals Sam Gindin om een haalbaarheidsstudie te maken, waaruit bleek dat de sluiting de regio meer dan 15.000 banen (en miljarden aan bbp) zou kosten. De studie onderzocht vervolgens twee belangrijke productiescenario's die zouden leiden tot winstgevendheid, het behoud van banen en een vermindering van de uitstoot.

In beide gevallen benadrukte GJO dat publiek eigendom en overheidsopdrachten noodzakelijk waren voor de transitie en haalde het verschillende relevante voorbeelden aan in de VS waar bedrijven belastingvoordelen en federale leningen kregen voor soortgelijke projecten, zoals de beslissing van Illinois om 827 miljoen dollar toe te kennen aan Rivian of de ontvangst door Tesla van 425 miljoen dollar aan leningen met een lage rente. Daarnaast vermeldden ze hoe regeringsleiders in het recente verleden particuliere bedrijven hebben gedwongen hun productie aan te passen, zoals Trump in 2020 tijdens de pandemie heeft gedaan. Al met al heeft GJO de basis gelegd voor een voortdurende strijd voor overheidsingrijpen, maar is het niet gelukt om de fabriek te behouden. Er moet nu macht worden opgebouwd onder werknemers en gemeenschappen om publiek eigendom af te dwingen.

In dezelfde geest hebben vakbonden in Frankrijk en Wales zich onderscheiden door het opstellen van voorstellen voor de transitie, zowel binnen hun sectoren als daarbuiten. In 2020 begon een strijd, georganiseerd door de Confédération Générale du Travail (CGT), toen Renault Franse werknemers onder druk zette om hun contracten gelijk te trekken met zwakkere contracten in andere landen. In plaats daarvan stelde de vakbond een eigen voorstel op om de productie tussen regio's opnieuw in evenwicht te brengen, meer kleine elektrische auto's te produceren, binnenlandse productie van elektrische batterijen te ontwikkelen en zelfs oude voertuigen te recyclen.

In 2023 kondigde Tata Steel in Wales ontslagen en plannen aan om de productie te verminderen in het kader van de overschakeling op elektrische ovens, maar Unite stelde een alternatief voor. De vakbond stelde voor om de ovens in bedrijf te houden totdat ze geen gevolgen meer hadden voor het personeelsbestand, en tegelijkertijd extra elektrische ovens te bouwen op basis van groene waterstof, als onderdeel van een plan om uiteindelijk een nieuwe productielocatie te bouwen. De vakbond nam ook plannen op voor de industriële revitalisering van de hele regio.

Helaas heeft Renault in het geval van de CGT het voorstel van de vakbond genegeerd en een driejarig sociaal akkoord gesloten met twee andere vakbonden, waarin geen prioriteit werd gegeven aan langdurige werkzekerheid of energietransitie. Ook Tata Steel verwierp het plan van Unitede oven werd gesloten en de werknemers werden ontslagen. Net als in het geval van GJO zijn transitieplannen alleen niet voldoende zonder een goed georganiseerd personeelsbestand en steun van de gemeenschap.

Olie- en gasarbeiders in de Schotse Noordzee zitten in een vergelijkbare situatie, maar Platform London en Friends of the Earth Scotland (FOE) hebben hen via hun rapport 'Our Power' proactief bij elkaar gebracht om kracht te bundelen en eisen te formuleren voordat er ontslagen werden aangekondigd. Net als WFZ zagen die klimaatrechtvaardigheidsorganisaties een kans om steun te bieden. Vanaf 2020 hebben ze zes workshops georganiseerd om eisen te formuleren, vervolgens feedback verzameld via telefoongesprekken en uiteindelijk een enquête verstuurd die meer dan 1.000 reacties opleverde. In totaal hebben ze tien eisen opgesteld, die elk door meer dan 90 procent worden gesteund, onder meer over opleidingsprogramma's, werknemersvertegenwoordiging, minimumlonen en publiek eigendom.

Toch zijn politici terughoudend om het rapport te omarmen – de enige reactie sinds de publicatie ervan kwam in maart 2025, toen de Britse regering een raadplegend onderzoek startte naar de energietoekomst van de Noordzee, dat eind april moet worden afgerond. Hoewel dat project een effectief proces van werknemersbetrokkenheid laat zien, stuit het op een soortgelijke barrière als de strijd in Frankrijk en Wales: de uitvoering.

Voorzichtige overwinningen

De organisatie door FNV Metaal in Nederland en Unite/GMB in het Verenigd Koninkrijk laat zien dat werknemers niet alleen kunnen terugvechten tegen ontslagen, maar ook concrete stappen kunnen zetten naar een rechtvaardige transitie. Voor FNV Metaal begon dat in 2019 toen Tata Steel 1.600 ontslagen aankondigde in zijn Nederlandse fabriek. Als reactie organiseerde de vakbond een enquête over de bereidheid tot staking en een hotline om eisen te verzamelen. Uiteindelijk ging de vakbond 24 dagen staken, met als resultaat een toezegging dat er tot 2026 niet zou worden ontslagen.

De werknemers kwamen vervolgens samen met wetenschappers en professoren om de werkgroep 'Zeester' op te richten en een plan op te stellen waarin werd aangedrongen op een overgang naar groen staal en uitbreiding van offshore windenergie. Naast de stakingsdruk zorgde dat plan voor steun van de klimaatbeweging en accepteerde Tata Steel het voorstel. Inmiddels zijn er al contracten getekend voor de productie van groen staal.

In het Verenigd Koninkrijk kondigde Rolls Royce in 2020 een wereldwijde inkrimping van 9.000 banen aan, samen met plannen om de productie van het Verenigd Koninkrijk naar Singapore te verplaatsen. Als reactie hierop organiseerden werknemers van drie fabrieken in het Verenigd Koninkrijk, georganiseerd door Unite en GMB, meer dan negen weken stakingsacties en bereikten ze een akkoord om de fabrieken tot tien jaar open te houden. Tijdens het proces hebben ze een door werknemers geleide 'combinatie' opgezet en hebben ze samen met hun lokale parlementslid een voorstel voor een 'Green New Deal' opgesteld. Hun combinatie heeft een stakingsfonds, maar heeft voorlopig vooral gebruik gemaakt van mediacampagnes om toezeggingen van Rolls Royce te krijgen voor de oprichting van een 'centre of excellence' ter ondersteuning van de ontwikkeling en productie van CO2-neutrale technologie.

Die succesverhalen laten zien hoe krachtig het is om een strakke organisatie te combineren met een duidelijk transitieplan. Toch blijft de vraag hoe ze hun strijd verder kunnen zetten door bredere steun in de gemeenschap op te bouwen en zich te organiseren rond publieke financiering en eigendom.

De gaten opvullen: organiseren, communiceren en proactief allianties smeden

Uit veel van deze voorbeelden blijkt duidelijk dat het prioriteren van organisatie cruciaal is voor een rechtvaardige transitie. CGT in Frankrijk en Unite in Wales zijn goede voorbeelden: hoewel hun visies goed onderbouwd en geformuleerd waren, kwam het gebrek aan uitvoering neer op een niet-gemobiliseerde beroepsbevolking. GKN laat daarentegen zien hoe een organisatieaanpak vanuit de basis werknemers kan stimuleren om achter transitieplannen te staan.

Er zijn verschillende ideeën over wat voor soort organisatie het best werkt, maar een paar goede tips staan in dit artikel van Marilyn Sneiderman en Stephen Lerner, dat is gebaseerd op het Union Cities-model en de Justice for Janitors-campagne. Een goede tip is om onderhandelingen te gebruiken om de organisatie te versterken. Dit zie je bijvoorbeeld bij de UAW Belvidere, waar een contractbepaling de weg vrijmaakte voor meer strijd tussen fabrieken en dus voor sectorale onderhandelingen.

Om allianties en steun van de gemeenschap op te bouwen, moeten zowel klimaatactivisten als vakbondsleden strategisch omgaan met hun boodschap. Aan de kant van de werknemers creëert een boodschap die aansluit bij Bargaining for the Common Good een opstap naar positieve betrokkenheid bij de klimaatbeweging. Aan de kant van het klimaat laten bronnen zoals het rapport 'Our Power' zien hoe zelfs termen als rechtvaardige transitie of omschakeling polariserend kunnen werken. Herstructurering en diversificatie van de productie zijn al gemeengoed en kunnen een neutraler uitgangspunt vormen. Over het algemeen zouden niet-werknemers zich moeten laten inspireren door de activisten van Wir Fahren Zusammen, die zich inzetten voor economische eisen in plaats van een openlijke focus op het klimaat te leggen – vooral in het begin van een campagne.

Naast het overbrengen van hun boodschap moeten klimaatactivisten proactief zijn en allianties smeden voordat er een keerpunt komt. Anders lopen ze het risico op een uitkomst zoals bij MAN Steyr, waar werknemers zich afsloten voor externe steun zodra hun banen op de tocht kwamen te staan. Klimaatactivisten moeten organische instapmomenten vinden, zoals toen Wij Reizen Samen in Nederland zich achter buschauffeurs schaarde die vochten tegen de overplaatsing van hun bedrijf. Wanneer er dan een keerpunt komt, kunnen activisten in actie komen, omdat ze al verbonden zijn met vakbondsstructuren en weten waar ze de gaten kunnen opvullen.

WFZ laat zien hoe dit werk in algemene zin mogelijk is, terwijl GKN laat zien hoe de strijd van werknemers de klimaatbeweging kan helpen bij haar eigen organisatie. Strategisch gezien zouden klimaatactivisten er goed aan doen om een stap terug te doen en de mogelijke allianties in hun gemeenschap te analyseren, zoals het openbaar vervoer en opkomende campagnes zoals Fare Free London. Afgezien van specifieke sectoren zouden klimaatactivisten moeten kijken naar omslagpunten in de arbeidersbeweging die zich aan de horizon aftekenen als mogelijke momenten om coalities te smeden. In de VS bijvoorbeeld is de oproep van de UAW tot contractaanpassing en een algemene staking nog drie jaar verwijderd, en in de tussentijd is er veel potentieel voor het smeden van allianties aan de klimaatkant.

Transitieplannen, publiek eigendom en creatieve conclusies

Deze voorbeelden laten zien dat werknemers niet kunnen verwachten dat hun werkgevers of politici transitieplannen maken waarin hun rechten voorop staan. Sterker nog, ze laten zien hoe aankondigingen van sluitingen en ontslagen de strijd voor een rechtvaardige transitie meteen verzwakken – werknemers worden wantrouwig tegenover hulp van buitenaf en kiezen er misschien voor om zich te organiseren voor een hogere ontslagvergoeding. Als werknemers al plannen hadden voor hoe een transitie eruit zou kunnen zien, zouden ze meteen kunnen reageren en die plannen doorzetten.

Daarom moeten werknemers in sectoren die door de transitie worden getroffen, proactief zijn in het organiseren van coöperaties en lokale universiteiten of onderzoeksinstellingen om hulp vragen. Climáximo, het Next Economy Lab, het Con Labour Project en Climate and Community zijn allemaal goed gepositioneerd voor dit soort werk. Khem Rogaly van Common Wealth heeft dit proces voor de militaire sector in het Verenigd Koninkrijk doorlopen in zijn Lucas Plan for the Twenty-First Century, terwijl Martin Lallana gebruikmaakt van de hierboven genoemde scenariobenadering.

Op dit moment is er echter geen sjabloon of handleiding voor het organiseren van deze combinaties. Het opstellen van een plan is een technische, organisatorische en financiële onderneming en vereist daarom verschillende ondersteunende systemen. Toch zijn er overeenkomsten tussen werkplekken en sectoren, dus het is zowel mogelijk als noodzakelijk om die leemte op te vullen – vakbonden, ngo's en academici moeten hier allemaal proactief naar streven.

Ten slotte blijkt uit het geval van GKN dat zelfs als werknemers een plan hebben, goed georganiseerd zijn en worden gesteund door de gemeenschap en de klimaatbeweging, financiering nog steeds een grote belemmering vormt. Zelfs met de internationale financiële steun van GKN zijn de kosten van de transitie en de loskoppeling van de mondiale toeleveringsketen te hoog voor het bedrijf. Bovendien blijft de vraag welke rol de overheid moet spelen bij het ondersteunen van transities, gezien de voordelen ervan voor de samenleving.

In het geval van Tata Steel pleit Max Vancauwenberge voor een afschaffing van overheidssubsidies, omdat winstgevende bedrijven volgens hem wettelijk verplicht moeten worden om de transitie te maken in plaats van gestimuleerd te worden. Bovendien pleit hij voor een socialisering van de energiesector, zodat burgers hiervan profiteren in plaats van multinationals. In dezelfde geest stelt Khem Rogaly dat de overheid het militair-industrieel complex al subsidieert en dat een transitie naar maatschappelijk nuttige goederen dus niet eens nieuwe financieringsbronnen vereist. Hij wil dat er een onderzoeks- en ontwikkelingsbedrijf komt (een soort coöperatie) om de transitie te regelen en dringt aan op coördinatie door de overheid via bestaande initiatieven zoals Great British Energy, Transport for London en ScotRail.

Al met al ontbreekt het zijn voorstel en veel van de andere transitievoorstellen die ik heb genoemd aan de politieke wil (niet aan de capaciteit) om ze te realiseren. Seth Klein sluit zich hierbij aan in zijn boek A Good War: Mobilizing Canada for the Climate Emergency, waarin hij stelt dat een 'oorlogstijd'-aanpak voor de transitie van de Canadese economie mogelijk is. Of de transitie nu vanuit de militaire sector of een andere koolstofintensieve industrie plaatsvindt, alle groepen die zich hiervoor inzetten moeten onderzoeken hoe werknemers op unieke wijze druk kunnen uitoefenen op de overheid om eisen voor publiek eigendom en publieke aanbestedingen over te nemen. Campagnes rond publieke macht, zoals Public Grids in de VS, kunnen hierbij als referentiepunt dienen.

Tot slot breidt Hilary Wainwright, een ervaren activiste en schrijfster van een boek over het Lucas Plan, die door arbeiders geleide strijd uit in haar artikel 'Beating the Climate Clock: Workers, citizens and state action in the UK'. Ze stelt dat de strijd van die arbeiders een soort politiek is die de toekomst laat zien, waarbij de organisatie voor een verandering de nadruk legt op democratische processen waarbij iedereen meedoet, iets wat je in representatieve democratieën niet vaak ziet. Hoewel de strijd voor de werknemers in één fabriek misschien lokaal is, leggen ze, als ze zich organiseren voor publiek eigendom, de basis voor andere fabrieken en sectoren om hun voorbeeld te volgen. Zo creëren ze een nieuwe weg naar empowerment van burgers om de economie vorm te geven, en zetten ze een stap verder naar een samenleving die haar burgers en het milieu voorrang geeft boven de macht en winst van bedrijven.

Tussen de vier factoren – een georganiseerde werkplek, steun van de gemeenschap, een alternatief plan en financiering – zijn er verschillende rollen die moeten worden vervuld om een rechtvaardige transitie te bewerkstelligen. Tegelijkertijd zijn er al verschillende groepen bezig met het organiseren, wat betekent dat wat echt nodig is een samenkomst van krachten is. Vakbonden moeten zich richten op zelforganisatie, klimaatgroepen op steun van de gemeenschap, academici op alternatieve plannen en politici op financiering. Als de verschillende groepen en regio's echter geïsoleerd blijven, lopen ze het risico dat de transitie te traag verloopt om de klimaatklok te verslaan, of erger nog, dat ze worden ingehaald door de opkomst van extreemrechtse krachten en technocratische oligarchieën.

Deze voorbeelden laten zien hoe samenwerken er op kleinere schaal uit kan zien, maar zonder een sterke kern zoals een internationale, multisectorale vakbond – of nog beter, een internationale socialistische politieke partij – kunnen ze niet veel bereiken. Tegelijkertijd kunnen klimaatactivisten, vakbondsleden, academici en allerlei soorten gemeenschapsleden zich geen uitstel meer veroorloven. We moeten samenwerken om de rechtvaardige groene transitie te organiseren die we allemaal verdienen.

Dit artikel stond op Rosa Luxemburg Stiftung. Nederlandse vertaling redactie Grenzeloos.

Soort artikel

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop