Voetnoten in de geschiedenis

Joe Sacco is welhaast in zijn eentje verantwoordelijk voor een heel genre: het journalistieke stripverhaal. Eerder verschenen van hem in het Nederlands Gorardze en Fikser, over de oorlog in het voormalige Joegoslavië, en Onder Palestijnen, over de Palestijnse Intifada begin jaren negentig. Met Gaza 1956 – In de marge van de geschiedenis keert Sacco terug naar Palestina, dit keer niet als journalist maar als historicus.

 

 

In zijn voorwoord beschrijft Sacco hoe hij er bij kwam dit keer vijftig jaar terug te blikken in de tijd. In de lente van 2001 vertrok hij samen met de journalist Chris Hedges naar de Palestijnse stad Khan Yunus om verslag te doen van het dagelijks leven van Palestijnen tijdens de eerste maanden van de tweede Intifada. De naam Khan Yunus herinnerde hem aan een korte opmerking in Noam Chomsky’s boek over het Midden-Oosten, Fateful Triangle, over een grootschalige moordpartij door het Israëlische leger aldaar in 1956. Volgens een rapport van de Verenigde Naties zouden hierbij 275 doden zijn gevallen; ‘klaarblijkelijk de grootste massamoord op Palestijnen op Palestijns grondgebied’. Sacco wilde proberen deze halfvergeten gebeurtenis te ontrukken aan de vergetelheid en besloot terug te keren naar Gaza om zijn eigen onderzoek te doen. Bij zijn naspeuringen kwam Sacco een ander bloedbad tegen: rond dezelfde tijd had het Israëlische leger in Rafah tientallen Palestijnse mannen gedood. Gaza 1956 is het verslag van zowel Sacco’s naspeuringen in Gaza naar deze gebeurtenissen, zijn gesprekken met Palestijnse en Israëlische betrokkenen, als zijn reconstructie van die gebeurtenissen in 1956.

Sacco is de eerste om er op te wijzen hoe moeilijk het is om een compleet beeld te krijgen van deze gebeurtenissen: iedereen heeft er belang bij de eigen waarheid te benadrukken. En een halve eeuw later zijn ook de meest oprechte ooggetuigen geen betrouwbare bron van informatie. Op aangrijpende wijze geeft hij het verhaal weer van een oude Palestijnse vrouw die vertelt hoe vier Palestijnse broers door Israëlische soldaten in een rij tegen een muur werden gezet – een van hen ontsnapte, de anderen werden geëxecuteerd. Sacco heeft die overlevende broer, Khamis, gesproken en net als een andere ooggetuige bevestigt hij het verhaal. Khamis vertelt hoe hij een van zijn broers zag sterven. Alleen: volgens verschillende getuigen was Khamis daar niet bij aanwezig... Liegt Khamis? Waarom zou hij? Sacco’s suggestie dat hij verwrongen wordt door schuldgevoelens en oprecht is gaan geloven dat hij zijn broer gezelschap hield in zijn laatste momenten klinkt aannemelijk.

1956 was het jaar waarin twee neergaande grootmachten, Frankrijk en Groot-Brittannië, een akkoord sloten met het jonge Israël om Nasser’s Egypte, dat zojuist het strategisch belangrijke Suezkanaal genationaliseerd had, een toontje lager te laten zingen. De moordpartijen vonden plaats in het kader van de Israëlische inval in de Gazastrook, toen onder Egyptische controle. Ook voor 1956 werden vanuit de Gazastrook door Palestijnse strijders Israëlische kibboets aangevallen uit wraak voor de verdrijving van Palestijnen in 1948. De rol van Nasser hierin was tegenstrijdig: enerzijds probeerde hij de Palestijnse milities in toom te houden om geen volledige oorlog met Israël te riskeren en anderzijds, onder druk van een bevolking die woedend was over de Israëlische aanvallen, gaf hij hen beperkte steun.

Sacco schetst die ingewikkelde achtergrond, maar Gaza 1956 is geen diepgaande politieke analyse: Sacco blijft meer journalist dan historicus. In plaats daarvan geeft hij een gezicht aan de mensen die er bij waren, van hun beweegredenen en hun ervaringen. Zo levert hij een andere bijdrage aan het begrijpen van het voortdurende geweld. Dat doet hij in zijn heel eigen tekenstijl; zwart-wit, gedetailleerd en realistisch, met zichzelf in de rol van een immer verbaasde vragensteller. Het drama in Khan Yunus zou uiteindelijk slechts een kort deel van het boek in beslag nemen, veel langer werd Sacco’s reconstructie van de gebeurtenissen in Rafah. Rapporten en ooggetuigen geven immers een redelijk coherent beeld van het geweld in Khan Yunus: een binnenvallend leger dat als collectieve straf tientallen burgers vermoordt. Schokkend, niet ongebruikelijk. Het gebeuren in Rafah is ingewikkelder, moeilijker te verklaren. Het geweld hier duurde langer, mannen werden verzameld in een gevangenenkamp, gemarteld en gedood op verdenking strijders te zijn of gewoon omdat ze Palestijn waren.

Sacco is wel verweten partijdig te zijn, te veel de kant van de Palestijnen te kiezen. En inderdaad, hij kiest een kant, niet zwart-wit (hij negeert misdaden begaan door Palestijnse strijders niet), niet op basis van nationaliteit, maar op basis van wie de zwakkere is. Sacco: ‘Ik vind het moeilijk objectief te zijn over een situatie waarin mensen zo duidelijk onderdrukt worden. Ik weet niet goed wat objectiviteit in zo’n situatie zou betekenen...’

Joe Sacco: Gaza 1956. In de marge van de geschiedenis. 429 blz., Uitgeverij Atlas, €29,90.

Dossier
Soort artikel

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop