Voor een kritische behandeling van het integratiepessimisme is een ander kader nodig

De broers Leo en Jan Lucassen zijn beide historicus. Zij schreven het boek Winnaars en verliezers. Een nuchtere balans van vijfhonderd jaar immigratie om een 'gedegen antwoord' te geven op wat zij de integratiepessimisten noemen. De 'integratiepessimisten', dat zijn de mensen die volhouden dat Nederland naar de verdoemenis gaat als gevolg van 'immigratie' en het mislukken van de 'multiculturele samenleving'. De auteurs hopen deze integratiepessimisten van repliek te dienen door de rol van immigranten in de Nederlandse samenleving te belichten. Dat overtuigt niet altijd.

De ondertitel van het boek is Een nuchtere balans van vijfhonderd jaar immigratie. Samen met het motto van het boek, everybody is entitled to their own opinions, but not to their own facts, maken de auteurs  hun streven duidelijk: zij willen een objectieve kijk geven op immigratie. Dat wekt achterdocht: een boek van 300 bladzijden kan geen volledige balans geven van vijfhonderd jaar immigratie. Natuurlijk maken de auteurs een selectie van de feiten en opvattingen die zij relevant vinden, ze abstraheren van de werkelijkheid en nemen zelf ook stelling. Dat begint al met de manier waarop zij de nationalistisch rechtse stroming die in Nederland zo toonaangevend is geworden in het denken over immigratie en integratie, de stroming van Pim Fortuyn en Geert Wilders, als 'integratiepessimisten' bestempelen.

Dat is een term die Wilders zou verwerpen: hij vindt zichzelf juist realist. Het is tegelijkertijd een term die een stuk minder politiek en minder polemisch klinkt dan een benaming als 'nationalistisch rechts'. Ook voor wie niet bekend is met andere teksten van de auteurs, wordt in het boek snel duidelijk dat zij pogen de opvattingen van de integratiepessimisten te weerleggen en te beargumenteren dat immigratie per saldo een positief effect heeft gehad op de Nederlandse samenleving. De argumentatie wordt echter verzwakt doordat Winnaars en verliezers probeert  met de begrippen van de integratiepessimisten zelf de conclusie te trekken dat immigratie netto gezien positief was.

Het boek begint met een korte samenvatting van de denkbeelden van de integratiepessimisten. Dit is een opeenstapeling van negatieve ideeën over immigranten en hun nakomelingen – een categorie die in Nederland eufemistisch 'allochtonen' genoemd wordt, maar die in feite eigenlijk iedereen omvat die niet wit is. Volgens de integratiepessimisten is de integratie van deze groep in de 'Nederlandse samenleving' mislukt. Die stelling werpt een aantal fundamentele vragen op waaraan normaal gesproken stilzwijgend voorbij gegaan wordt. Wat betekent dat 'integreren' in 'de Nederlandse samenleving' eigenlijk? Is dat als Marokkaans-Nederlandse jongens in hun blootje douchen na het voetballen, zoals Johan Derksen lijkt te denken? Integratie wordt nogal eens uitgelegd als 'meedoen' - maar waaraan dan? Aan 'de Nederlandse samenleving'? Vraag een in de Amsterdamse grachtengordel wonende GroenLinkser wat dit is, en je krijgt een ander antwoord dan als je de vraag stelt aan een in een Limburgs dorp wonende PVV'er. Welk  antwoord is correct?

Begrippen als 'integratie' of 'de Nederlandse samenleving' zijn niet vanzelfsprekend, het zijn containers die gevuld kunnen worden met verschillende betekenissen. Dat juist die vulling normaal gesproken niet tegen het licht wordt gehouden ('iedereen weet toch wat het betekent'), geeft aan hoe krachtig die denkbeelden zijn. Politiek gaat voor een groot deel om de strijd over wat die denkbeelden zouden moeten zijn maar dit boek gaat daar aan voorbij.

De sterktes en zwaktes van de aanpak van het boek worden in het eerste hoofdstuk duidelijk. Dat is getiteld 'Massa-immigratie en de Islam (1990-2011)' en begint met een samenvatting van de denkbeelden van wat als pioniers van het integratiepessisme beschouwd kunnen worden: mensen als Frits Bolkestein, Paul Scheffer en Pim Fortuyn. Ook al gaat het boegbeeld van het huidige integratiepessimisme, Geert Wilders, veel verder dan deze drie, hij bouwt voort op de argumenten en denkbeelden die zij gepopulariseerd hebben, zoals het idee dat 'de islam' op unieke wijze anders is dan 'het westen', dat het aantal 'moslims' in Nederland voortdurend stijgt, en dat armoede en criminaliteit onder deze 'moslims' het gevolg is van falende integratie en van 'de islamitische cultuur'.

De vaststelling dat beroepspolitici en publicisten, mensen uit 'de elite' dus, een zeer belangrijke rol spelen in het formuleren van de canon van het integratiepessimisme is natuurlijk interessant en belangrijk: mensen als Fortuyn en Wilders doen heel wat meer dan slechts een stem geven aan bestaande opvattingen van 'het volk', ze spelen een rol in het vormen van die opvattingen, maar ontlenen tegelijkertijd voor een groot deel hun legitimiteit aan de claim slechts woordvoerder te zijn van 'het volk'.

Dit hoofdstuk behandelt vervolgens de cijfers van de  immigratie naar Nederland en laat zien hoe integratiepessimisten die overdrijven. De PVV bijvoorbeeld noemt als zij over 'massa-immigratie' spreekt, cijfers waarbij ook alle tijdelijke arbeidsmigranten inbegrepen zijn, en alle mensen die weer terugkeren juist niet.

Verderop in het hoofdstuk bespreken de auterus  de 'integratie' van moslims in Nederland aan de hand van cijfers over arbeidsparticipatie, onderwijs, betrokkenheid bij misdaad en identificatie met de islamitische religie. Hier wreekt zich dat de auteurs zich voor een groot deel beperken tot het denkraam van de integratiepessimisten. Want waarom is criminaliteit begaan door een Nederlands-Marokaanse straatcrimineel een teken van falende integratie en die begaan door een corrupte VVD-politicus niet? Omdat de eerste 'allochtoon' is, ook al waren het zijn opa en oma die uit Marokko naar Nederland kwamen? Hoeveel generaties lang moet zijn familie in Nederland wonen voor iemand een 'gewone', en niet een 'allochtone', crimineel is?

In zijn boekje 'De gedroomde samenleving' analyseert socioloog Willem Schinkel een aantal van de kernbegrippen in het zogenaamde 'integratiedebat' in een poging antwoorden te vinden op dit soort vragen en te onderzoeken hoe deze begrippen gevuld worden met betekenissen. Een voorbeeld: het SCP meet 'integratie' aan de hand van 'opvattingen die verbonden zijn met het proces van modernisering', zoals 'secularisering'. Zoals Schinkel schrijft: 'Dat betekent dat wie niet geseculariseerd is, automatisch een [integratie]tekort heeft! Hier wordt dus 'de samenleving' a priori ofwel van tevoren gedefinieerd als een domein waarin religie geen grote rol speelt. Treft men dan personen aan die wel religieus zijn, dan wordt niet de wetenschappelijke conclusie getrokken dat die 'samenleving' toch wel religieuze personen omvat'. In plaats daarvan wordt van deze personen verklaard dat zij onvoldoende 'geïntegreerd' zijn – dus niet genoeg deel uitmaken van de samenleving. Die conclusie wordt dan ook nog eens alleen bij bepaalde religies getrokken, want van christelijke fundamentalisten als de SGP wordt doorgaan niet gemeld dat zij niet geïntegreerd zouden zijn en moslims wordt dit al verweten bij een veel lagere mate van religieus radicalisme.

Door het accepteren van de vraagstelling en veel van de termen van de integratiepessimisten gaat Winnaars en verliezers dit soort problemen uit de weg. Uitgaan van tegenstellingen als 'Nederland' en 'immigranten' of 'de Nederlandse samenleving' als een homogeen geheel, met homogene belangen, behandelen, zoals Nederlandse nationalisten doen, heeft vergaande gevolgen voor de daaropvolgende argumentatie. De auteurs verzwakken hun zaak ernstig door bij tijd en wijle dergelijke aannames te accepteren. Zo eindigt het eerste hoofdstuk, zoals ieder hoofdstuk, met een paragraaf 'Winst en verlies' waarin zogezegd de balans opgemaakt wordt van de behandelde periode. Een winstpunt van de 'voormalige gastarbeiders' dat 'Winnaars en Verliezers' noemt is dat zonder hun komst 'de lonen nog veel harder gestegen [zouden] zijn, met alle negatieve gevolgen van dien voor de Nederlandse concurrentiepositie'. Maar wie profiteerden dan van die concurrentiepositie? De arbeiders wiens lonen laag gehouden werden? Dit bevestigt juist centrale stellingen van Wilders: dat alleen 'de elite' baat heeft bij immigratie terwijl gewone mensen met de negatieve gevolgen als lage lonen opgescheept zitten en dat 'de linkse elite' hier geen oog voor heeft.

De daaropvolgende hoofdstukken gaan verder terug de tijd in, tot de befaamde 'Gouden Eeuw', die de auteurs laten lopen van 1550 tot 1850 aan toe. De auteurs bespreken hier hoe immigranten bijdroegen aan het succes van de Nederlandse Republiek. Ook hier weer een in het oog springend voorbeeld van hoe het accepteren van een nationalistische raamwerk tot bepaalde conclusies dringt: een van de zogenaamde successen van immigratie is namelijk de bijdrage van immigranten aan Nederlandse kolonialisme. Alleen iemand voor wie het bij voorbaat vaststaat dat Nederlandse belangen prioriteit hebben boven die van de slachtoffers van kolonialisme, kan zo'n conclusie zonder hypocrisie aanvaarden. Een nationalist als Wilders zal geen probleem hebben met de conclusie dat onder andere buitenlandse huurlingen nuttig werk deden voor de Republiek.

In de tussentijd gaan de auteurs interessante discussies aan. Zo wordt in het tweede hoofdstuk, over 'De multiculturele mythe 1975 – 1990' een aantal centrale stellingen van de integratiepessimisten onderuit gehaald. In tegenstelling tot wat deze beweren had Nederland slechts in zeer beperkte mate een beleid gericht op multiculturalisme. Multiculturalisme was veel meer een ideaal van mensen die juist niet deel uit maakten van de regerende macht. En immigratie werd niet bevorderd door 'links', het waren rechtse partijen die een beslissende rol speelden in het vormgeven van immigratiebeleid. Logisch, want Nederland heeft eigenlijk nooit een linkse regering gehad.

Blijft de vraag waarom de auteurs voor deze aanpak gekozen hebben. Het antwoord is waarschijnlijk de hoop dat ze hiermee een breder publiek aan zouden kunnen spreken. Door een raamwerk aan te nemen dat juist door nationalistisch rechts als geldig wordt aangenomen, een raamwerk dat door brede delen van de samenleving is overgenomen en zo gewoon is geworden dat het vaak als vanzelfsprekend wordt aangenomen, hopen de auteurs waarschijnlijk mensen aan te spreken die anders niet bereid zouden zijn te luisteren. De toon van het boek is defensief, alsof het geschreven is met een softe integratiepessimist als doelgroep. De auteurs pogen bij tijd en wijle, door te benadrukken dat er natuurlijk ook heel veel mis is gegaan met 'immigratie', de aandacht van deze lezer vast te houden, deze niet weg te jagen met 'politieke correctheid'. Zo lijkt ook hoe in het hoofdstuk over de multiculturele mythe 'radicale wetenschappers' als Philonema Essed zonder enig argument weggezet worden, een offer aan de nieuwe integratiepessimistische politieke correctheid.

Door het overnemen van delen van het integratiepessimistische raamwerk zijn de auteurs in hun zoektocht naar een positieve balans gedwongen gebruik te maken van argumenten die geregeld nogal gezocht overkomen: zijn de verrijking van Nederlands eten met exotische gerechten of de aanwezigheid van wat de auteurs 'mooie donkere mannen en vrouwen' noemen, nou echt argumenten in een debat over immigratie?

Er kan een eindeloze factcheck gemaakt worden van de uitingen van de integratiepessimisten en dit boek is niet het eerste dat hier een begin mee maakt. Zoals bekend hebben onder andere PVV'ers er een handje van feiten naar hun hand te zetten. Nadat Martin Bosma in 2010 zijn boek De schijn-élite van de valse munters publiceerde, werd hij even gevierd als de intellectueel van rechts – hij had immers een dik boek geschreven. Nog afgezien van de zwakke argumentatie in dit boek (Bosma poogt te bewijzen dat Nederland 'islamiseert' door dit voortdurend te herhalen), maakte een beetje aandachtig lezen al snel duidelijk hoe hij selectief shopt in de feiten die hij levert.

Zo citeert Bosma bijvoorbeeld een rapport waarin wordt aangeven dat de kinderen van immigranten uit islamitische landen, de 'tweede generatie', religieuzer zijn dan hun ouders. Hij suggereert dat moslims allengs alleen maar orthodoxer worden – Bosma laat echter de zin weg die volgt op zijn citaat, want daarin wordt onthuld dat de 'derde generatie' nog minder religieus is dan de eerste! Er kan zo een hele waslijst van verdraaiingen en selectief gebruik van feiten gemaakt worden. Citeert Bosma een antisemitische uitspraak die volgens hem op een Nederlands-Marokaanse website zou staan, dan laat hij onvermeld dat dit een reactie is op een daaraan verbonden forum, niet een citaat van de websitemakers zelf. Citeert hij een onderzoek dat aantoont dat 89 procent van de bij justitie aangebrachte loverboys allochtoon is, dan verhaspelt hij de conclusie van dit onderzoek zo, dat hij kan stellen dat 60 procent van alle loverboys een 'islamitische achtergrond' heeft – in plaats van dat 60 procent van deze bij justitie aangebrachte loverboys een dergelijke achtergrond heeft. Hij laat ook onvermeld dat dit onderzoek over een totaal van minder dan 100 personen over zeven jaar gaat. Enzovoort, enzovoort. In De Ideologie van de PVV van Jan Jaap de Ruiter wordt een begin gemaakt met het nalopen van de referenties van Bosma, maar eigenlijk moeten alle noten die Bosma geeft met argwaan bekeken worden.

Winnaars en verliezers probeert anti-immigranten politiek te weerleggen met feiten. Maar politiek gaat niet alleen maar om feiten, het gaat ook over verwachtingen hoe de samenleving zich zal ontwikkelen, gebaseerd op een bepaalde interpretatie van heden en verleden. Politiek gaat om fundamenteel verschillende opvattingen over hoe die samenleving eruit zou moeten zijn. Bovenal gaat het om tegenstrijdige belangen en strijd om mensen voor het eigen kamp te winnen, onder andere door een beroep te doen op emoties, dromen en verlangens. Verlangens zijn inherent aan politiek: politiek gaat immers om wat voor samenleving mensen willen, het is geen kwestie van feitjes en cijfers. Dergelijke verlangens zijn net zo reëel als aantallen, ook al worden ze niet gemeten door het CBS. Nationalistisch rechts heeft dat begrepen en appelleert aan mensen hun verlangens met emotionele retoriek en symbolen.

De feiten die Winnaars en verliezers geeft hebben nut in het ondergraven van de aantrekkingskracht hiervan. Maar de indruk blijft dat het boek tussen wal en schip valt. Voor mensen die op zoek zijn naar argumenten tegen de integratiepessimisten zou het boek nuttiger zijn geweest als er voor een aanpak was gekozen die het integratiepessimistische raamwerk zelf had ondergraven. En veel integratiepessimisten zullen dit boek van leden van de 'linkse kerk' niet lezen.

Leo Lucassen en Jan Lucassen. Winnaars en verliezers. Een nuchtere balans van vijfhonderd jaar immigratie. 304 blz.

 

 

Soort artikel

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop