Van Doorbraak namen wij onderstaand stuk over, dat ze gisteren (donderdag 23 maart) publiceerde.
Vandaag is er opnieuw een grote stakingsdag in Frankrijk, en overal in het land gaan er naar verwachting miljoenen mensen de straat op om te demonstreren tegen Macrons voorgenomen herziening van het pensioenstelsel. Maar er is meer aan de hand: door een wending in het politieke besluitvormingsproces lijkt het conflict zich nu te verbreden. Niet alleen het sociale stelsel, maar ook het presidentiële systeem en het recht op demonstratie worden onderwerp van het debat.
Allereerst: wat behelzen nu precies die hervormingsplannen waarmee dit conflict in eerste instantie begonnen is? In Nederland bestaat hier veel onbegrip over. Dat komt deels ook door de onvolledige manier waarop veel media over Macrons plannen berichten: slechts één aspect – het verhogen van de pensioenleeftijd naar 64 jaar – wordt vaak genoemd in de verslaglegging. In de praktijk ligt het allemaal een stuk ingewikkelder. Zo geldt in Frankrijk dat je ook een minimaal aantal jaren pensioenpremie moet betalen voordat je kan stoppen met werken. En die wil Macron verhogen naar 43 jaar. Dat betekent dat als je eerst gaat studeren, of lang moet wachten voordat je een vast arbeidscontract krijgt (zoals hier, net als in Nederland, voor veel mensen het geval is), je veel langer zal moeten doorwerken dan tot die 64 jaar. Effectief zal voor veel mensen de pensioenleeftijd dus worden verhoogd tot 67 jaar. Met name voor mensen met zware beroepen en lage inkomens (die gemiddeld veel minder oud worden dan middenklassers met een kantoorbaan) betekent dit dat ze een aantal kwalitatief goede levensjaren gaan verliezen.
Nu kan je vanuit Nederlands perspectief natuurlijk zeggen: 67 jaar is bij ons toch óók de pensioenleeftijd? Waarom zouden de Fransen minder hoeven te werken dan veel andere Europeanen? Maar ten eerste zijn er te veel verschillen tussen Nederland en Frankrijk om op te noemen (de pensioenen zijn hier aanzienlijk lager; veel minder Fransen werken in deeltijd, etc.). Ten tweede, en belangrijker: dat we in Nederland de verhoging van de pensioenleeftijd zomaar hebben laten gebeuren, wil natuurlijk niet zeggen dat de Fransen dit óók over hun kant moeten laten gaan. Daar komt bij dat dit soort ‘hervormingen’ nooit op zich staan: het is niet onaannemelijk dat Macron, bij succes op dit dossier, de bijl zal willen slaan aan meer aspecten van het sociale stelsel. Het pensioen wordt hier terecht gezien als een verworvenheid van generatielange sociale strijd, en deze hervormingen zouden in dat opzicht vooral een stap terug in de tijd betekenen. Een veel gehoorde slogan hier luidt : “la retraite à soixante ans – on s’est battu pour la gagner. On se battra pour la garder!“ (“Het pensioen vanaf 60 jaar. We hebben gestreden om dat te verwerven, we zullen vechten om het te behouden.”)
Dit verklaart ook goed het intergenerationele karakter van de protesten. Niet alleen oudere werkenden of bijna-gepensioneerden, maar vooral ook juist veel studenten en jongeren gaan deze dagen de straat op. Gisteren nam ik deel aan een protestactie door medewerkers van diverse universiteiten in Parijs – ook daar was een opvallend groot deel van de deelnemers onder de 40. Dat ook jongere werkenden gaan demonstreren is natuurlijk deels uit solidariteit, maar deels ook uit eigenbelang (zoals gezegd zullen met name studenten en precaire werkenden volgens deze hervormingsplannen langer moeten gaan zwoegen). Maar het is vooral ook omdat men begrijpt dat op termijn alle verworvenheden van honderden jaren sociale strijd op de tocht kunnen komen te staan. Dit is overigens niet uitsluitend een Franse aangelegenheid, want met name in de EU reiken dit soort problematieken in toenemende mate voorbij de landsgrenzen. Waar veel Nederlanders klagen dat ‘wij’ nu opdraaien voor de relatief lage pensioenleeftijd van de Fransen, daar heb ik hier demonstranten horen benadrukken dat ze het ook als hun internationale plicht zien om zich tegen Macrons neo-liberale afbraakpolitiek te verzetten.
Een andere reden waarom veel Fransen niet van plan zijn om het er bij te laten zitten, is dat er grote ontevredenheid heerst over de politieke besluitvorming rond deze hervormingsplannen. Macrons partij Renaissance heeft in de Assemblée (de Franse Tweede Kamer) geen meerderheid. Linkse partijen steunen zijn hervormingsplannen evident niet, en ook de extreem-rechtse Rassemblement National van Marine le Pen kondigde aan tegen te stemmen. Toen het er op leek dat ook een aantal centrumrechtse parlementsleden twijfelden, en de plannen een stemming mogelijk niet zouden overleven, greep Macron naar de ‘nucleaire optie’: een artikel in de grondwet dat hem toestaat om de Assemblée te passeren en een wet op eigen verantwoordelijkheid uit te voeren. Op zich is het gebruik van dit “artikel 49.3” niet zo heel uitzonderlijk (sinds de Tweede Wereldoorlog is het al een stuk of 100 keer gebruikt). Maar in dit geval gaat het over plannen die de gemoederen al lange tijd en maatschappijbreed flink bezighouden. Vakbonden verzetten zich eensgezind tegen de plannen, de demonstraties van de afgelopen weken zijn de grootste mobilisaties in Frankrijk van de afgelopen 30-40 jaar, en volgens de meest gezaghebbende peilingen is een overweldigend groot deel van de Fransen (zeker 68%) gekant tegen de plannen. Om dan ook nog eens de Assemblée terzijde te schuiven, getuigt van een grote minachting voor het Franse publiek en van een ronduit anti-democratische instelling. Macron verdedigt zich door te stellen dat hervorming van het pensioenstelsel een van zijn verkiezingsbeloften was. Maar ten eerste waren die beloften een stuk vager en gematigder geformuleerd dan wat hij nu probeert door te drukken. En ten tweede weet iedereen in Frankrijk dat Macron de presidentsverkiezingen niet gewonnen heeft vanwege zijn eigen verkiezingsprogramma, maar omdat hij het in de tweede ronde moest opnemen tegen de extreem-rechtse Le Pen (voor veel Franse kiezers terecht geen optie).
Door het omstreden grondwetsartikel in werking te stellen heeft Macron het conflict dus ook onbedoeld verbreed: niet alleen de toekomst van het sociale stelsel staat op het spel, maar ook de democratische beperkingen van het Franse presidentiële stelsel en van Macron als neo-liberale bestuurder zijn nu onderwerp geworden van het debat. Macron besloot gisteren nog maar eens olie op dat vuur te gooien door de demonstraties als “ondermijning van de democratie” te bestempelen en de actievoerders te vergelijken met de Trump-supporters die in 2021 het Capitool in Washington bestormden.
Het is de vraag hoe dit zich de komende weken of maanden verder zal ontwikkelen. Veel mensen die ik hier gesproken heb, verwachten dat het uit zal lopen op een uitputtingsslag tussen de regering enerzijds – en de vakbonden, linkse partijen en demonstranten anderzijds. Daarbij is het vooral afwachten hoe de politie zich zal opstellen. Naar verluidt stelden de ordediensten zich de afgelopen maanden (voor Franse begrippen) relatief passief en deëscalerend op. Maar de botsingen op straat verhardden de afgelopen week, en in grote steden zijn er elke avond spontane demonstraties of “manifs sauvages”. Afhankelijk van hoe dat zich ontwikkelt kunnen ook het demonstratierecht en het structurele politiegeweld in Frankrijk opnieuw onderdeel worden van een zich steeds verbredend maatschappelijk conflict. Het is dus niet ondenkbaar dat Macron, in zijn poging om met “artikel 49.3” het vuur wat op te stoken, onbedoeld een bosbrand heeft gesticht die nog lange tijd kan voortrazen. Het zou nog wel eens een hete Franse lente kunnen worden.
Reactie toevoegen