De politiek van de Allgemeine Deutsche Gewerkschaftsbund (ADGB) in de republiek van Weimar betekende in de beslissende tijd voor het overdragen van de macht aan Hitler en meer nog in de tijd onmiddellijk daarna, een voortdurende capitulatie zonder strijd.
De ADGB was de grootste van de vakbondsfederaties in de republiek van Weimar. In 1929 hadden haar aangesloten bonden vijf miljoen leden. Daarnaast hadden alleen de christelijke vakbonden met een miljoen leden enige betekenis. De liberale vakbonden, de communistische Revolutionaire Vakbondsoppositie (RVO) en de Nationaal-socialistische Bedrijfsorganisatie (NSBO) bleven onbetekenend.
De vakbonden in Duitsland waren sterk gecentraliseerd. In 1930 kenden ze 6391 bezoldigden. Deze bureaucratie werd geleid en gecontroleerd door een kleine groep voorzitters van de aangesloten bonden en van de ADGB, hun plaatsvervangers en naaste medewerkers. De voorzitters waren de facto voor hun leven in dienst. Zij waren reeds in het keizerrijk politiek gevormd. "Deze mannen hadden een leven lang de vakbonden opgebouwd en vorm gegeven - en waren zelf gevormd door de mechanismen en het functioneren van de vakbondsbureaucratie." (1) De enkele 'jongere' vakbondsvoorzitters waren in en door het apparaat groot geworden.
De 'vrije' vakbonden golden als sociaal-democratisch. Bijna alle leidende en verantwoordelijke functionarissen waren lid van de reformistisch-socialistische SPD. En heel wat afgevaardigden van de SPD in de Rijksdag of in de Landsdagen werkten als bestuurder bij een vakbond. Ook aan de basis was de invloed van de SPD sterk. Een vierde van de leden van de Dienstenbond AfA was lid van de SPD en bij de metaalarbeiderbond was dat nog altijd een vijfde. Zolang de SPD in de regering zat, werd die door de vakbondsleiding gezien als haar eigen politieke vertegenwoordiging. Verkiezingscampagnes van de SPD werden door de bonden financieel ondersteund. De bonden hadden vooral invloed door het tarief- en loonsysteem en door haar vertegenwoordigers in de ondernemingsraden (Betriebsr„te).
De ADGB in crisis
Met de internationale economische crisis van 1929 veranderde de situatie van de ADGB fundamenteel. De massawerkloosheid nam rampzalige vormen aan. De officieel geregistreerde werkloosheid bedroeg in 1929 1,9 miljoen, in 1930 3,1 miljoen, in 1931 4,5 miljoen en in 1932 5,6 miljoen. Daar kwamen nog bij de werklozen die geen steun kregen en de arbeid(st)ers met werktijdverkorting. "Zo werden halverwege 1932 naast 5,2 miljoen geregistreerde werklozen en 2,4 miljoen verborgen werklozen nog 5,2 miljoen arbeid(st)ers met werktijdverkorting geteld." (2) Daarnaast hadden nog maar 7,6 miljoen mensen een volle baan. De crisis trof niet alleen de loonafhankelijken en de kleine zelfstandigen. Ook de ADGB kwam door de dramatische stijging van de werkloosheid in grote moeilijkheden. Vele leden zegden op. In 1930 had de ADGB 4,72 miljoen leden, in 1931 nog 4,13 miljoen en in 1932 3,6 miljoen. De financi‰le middelen slonken snel en het organiseren van stakingen werd steeds moeilijker. Door de dalende inkomsten werd ook de steun aan de leden minder. Alleen het bureaucratische apparaat werd nauwelijks door de financi‰le crisis getroffen. Ondanks de crisis daalde het aantal bezoldigden van 6651 in 1930 slechts naar 6391 in 1931.
De ADGB in de strijd tegen de reactie
Bij de verkiezingen van september 1930 kreeg de NSDAP 18,3 procent van de stemmen (in mei 1928 2,6%). Ze werd in ‚‚n klap een massapartij van de door de crisis verarmde kleinburgerij. Tegen de toenemende straatterreur van de nationaal-socialistische SA, die ook vakbondsgebouwen aanviel, bouwden de vakbonden van de ADGB de 'Hammerschaften' op als verdedigingsorganisaties. De ADGB werd onderdeel van de sociaal-democratische zelfverdedigingsorganisaties 'Reichsbanner Schwarz-Rot-Gold' en 'Eiserne Front'. "In de verkiezingscampagne voor Hindenburg lag dan ook het hoogtepunt van de activiteiten van het zogeheten Eiserne Front." (3) De verkiezing van Hindenburg tot Rijkspresident als "kleinste kwaad" moest Hitler tegenhouden. De vakbonden leken goed toegerust voor conflicten.
In de zomer van 1932 had de arbeidersklasse meer te duchten van het gevaar van de autoritaire Rijkspresident Papen dan van het fascisme. Op 20 juli 1932 liet Papen de gekozen Pruisische SPD-Landsregering afzetten. De arbeidersbeweging ontstak in grote woede. Velen wachtten op de oproep tot de algemene staking. In de zitting van de ADGB-leiding verklaarde voorzitter Leiphart: "We hebben veel brieven ontvangen die aandringen op de vorming van een eenheidsfront van SPD en KPD." (4) De afgezette SPD-ministers deden een beroep op het gerechtshof in Leipzig. Hun protest werd zoals verwacht afgewezen. De ADGB kwam met de volgende oproep:
"20 juli 1932: Oproep van de vakbondsleiding "Aan de Duitse werknemers": Optreden van de Rijksregering tegen Pruisen.
Aan de Duitse werknemers!
De jongste politieke gebeurtenissen hebben de Duitse arbeiders, employees en ambtenaren in staat van grote opwinding gebracht. Toch moeten zij hun kalmte bewaren. De situatie in Pruisen is nog niet definitief beslist. Er is een beroep gedaan op de rechter. Het beslissende antwoord zal het Duitse volk, in het bijzonder de Duitse werknemers, op 31 juli geven. Het is de plicht van alle organisaties van de vakbeweging en van alle lagen van de bevolking, die zich baseren op de grondwet en het recht, om met alle haar ter beschikking staande middelen ervoor te zorgen dat deze verkiezingen voor de Rijksdag doorgaan. Noch de terreur van de straat noch enige ongrondwettelijke dictatuur mag verhinderen dat op 31 juli het volk van zijn hoogste recht gebruik maakt. De voorbeeldige discipline van de Duitse arbeiders, employees en ambtenaren moet ook in deze zware dagen gehandhaafd blijven. We laten ons het moment van handelen niet door de tegenstanders van de vakbeweging voorschrijven.
Berlijn, 20 juli 1932,
Allgemeiner Deutscher Gewerkschaftsbund
Allgemeiner freier Angestelltenbund
Gesamtverband der Christlichen Gewerkschaften Deutschlands
Gesamtverband deutscher Verkehrs- und Staatsbediensteter
Gewerkschaftsring deutscher Arbeiter-, Angestellten- und Beamtenverb„nde
Allgemeiner Deutscher Beamtenbund
Deutscher Beamtenbund (5)
Het standpunt van de ADGB betekende de volledige capitulatie voor de reactie. Op dezelfde manier verliep een dag later de discussie in de Bondsraad van de ADGB. Die geeft een goed beeld van de psyche van de vakbondsleiding. Leiphart: "Een algemene staking zou ook de zuidduitse deelstaten treffen, die zich samen met ons verzetten tegen de gewelddadige maatregelen van Papen. De beslissing moet bij de aanstaande Rijksdagverkiezingen vallen". Scheffel: "De tijd is nog niet rijp voor een algemene staking". Scheibel: "De nazi's zouden uit tactische en politieke overwegingen wel een algemene staking willen. We moeten ons niet op dit gladde ijs begeven." (6) Een heel andere beoordeling maakte NSDAP-propagandachef Goebbels van Papens "Pruisenslag". Hij schreef in zijn dagboek: "Alles loopt op rolletjes. De roden zijn overwonnen. Hun organisaties bieden geen weerstand. (...) De algemene staking is verhinderd. (...) De roden hebben het belangrijkste ogenblik voorbij laten gaan. Dat moment komt niet meer terug." (7) Welke mogelijkheden er tot verzet ook nog bestonden - de capitulatiekoers van de vakbondsbureaucratie was verder te voorzien.
30 januari 1933
Op 30 januari 1933 benoemde Hindenburg Hitler tot Rijkskanselier. De verkiezing van Hindenburg als "kleinste kwaad" ten opzichte van Hitler had onvermijdelijk tot het grotere kwaad geleid. Op dezelfde dag nog was er een gezamenlijke bijeenkomst van de partijleiding van de SPD, de sociaal-democratische Rijksdagfractie en vertegenwoordigers van de ADGB. Enkele SPD-functionarissen gaven in bedekte termen kritiek op het passieve afwachten. Maar zij deden geen concrete actievoorstellen, bijvoorbeeld voor een algemene staking. Er heerste dezelfde gedemoraliseerde stemming als bij de eerdere discussies van de leiding van de ADGB. Uit angst voor toestanden die op een burgeroorlog gingen lijken, kozen vele leiders van de ADGB voor een blind legalisme. In de discussie meende Eggert: (ADGB): "Als Hitler en Papen voorlopig op grondwettelijke wijze de regering leiden, is daar niets van enige betekenis tegen te doen." (8)
Dus toen zoals bij het afzetten van de Pruisische deelstaatregering met de grondwet gebroken werd, ... toen was verzet voor de arbeidersbureaucratie niet mogelijk. En toen Hitler "legaal" aan de macht kwam, ... toen was verzet evenzeer uitgesloten. Capitulatie zonder strijd - dat was de hele wijsheid van de burgerlijke vakbondsfunctionarissen in de arbeidersbeweging. Zo zag ook de verklaring van de ADGB van 30 januari 1933 er uit. Die sloot naadloos aan bij de capitulatiepolitiek van de "Pruisenslag":
30 januari 1933
Verklaring van het vakbondshoofdbestuur aan de leden
Aan de leden van de vakbonden!
De politieke situatie is op beslissende wijze veranderd. Het zwaartepunt van de nieuwe Rijksregering ligt bij partijen en groepen die tot nu toe openlijk zijn opgekomen voor de vernietiging van de democratie en voor de uitschakeling van het parlement. Het gevaar ligt op de loer dat zij nu zullen proberen hun plannen te verwerkelijken.
Vakbondsleden! De levensbelangen van alle werknemers staan nu op het spel. Om zware aanvallen op de grondwet en de rechten van de bevolking af te wenden, is koelbloedigheid en bezonnenheid een eerste vereiste. Laat u niet tot overijld handelen overhalen of verleiden tot schadelijke individuele acties.
Berlijn, 30 januari 1933
Allgemeiner Deutscher Gewerkschaftsbund
Allgemeiner freier Angestelltenbund
Gesamtverband der christlichen Gewerkschaften
Gewerkschaftsring deutscher Arbeiter-, Angestellten- und Beamtenverb„nde. (9)
Er zijn talloze voorbeelden te geven van de capitulatiestemming in de SPD- en ADGB-toppen. In tegenstelling daarmee kwamen uit de bedrijven "steeds meer vragen" aan de SPD-leiding "wanneer het werk neergelegd moest worden" (10), zo vertelde SPD-partijleider Otto Wels in een gemeenschappelijke bijeenkomst met de vakbonden. Maar de angst van de reformistische leidingen voor een eenheidsfront met de KPD was te groot. "Onder geen enkele omstandigheid kon de gedachte aan een gemeenschappelijke strijdleiding opkomen. Toen de situatie scherper werd en de ongerustheid toenam, moesten we de leiding in handen houden. We konden er toch niet van uit gaan dat een algemene staking net zo vreedzaam zou kunnen verlopen als bij de Kapp-putsch. Het zou in de eerste uren al op een burgeroorlog uit kunnen draaien", zo stelde Hilferding (SPD) (11). "De duizenden en duizenden Noskes, Wels, Hilferdings kiezen in laatste instantie voor het fascisme boven het communisme", had Trotski in december 1931 voorspeld. (12)
Daarbij was de angst voor de KPD in hoge mate ongegrond. De revolutionaire massapartij deed onder het commando van Stalin en Th„lmann alles om haar invloed in de vakbonden van de ADGB klein te houden. Met hun RVO-politiek kon de KPD geen noemenswaardige communistische fracties binnen de vakbonden opbouwen en liet die daardoor onder de invloed van de ADGB-bureaucratie. Ook de sociaal-fascismetheorie van de KPD, die van de SPD de fascistische hoofdvijand maakte, de eenheidsfrontpolitiek "van onderaf", die zich alleen richtte op de basis van de SPD en daardoor mislukte, en tenslotte het fatale optimisme van de KPD-leiding "na Hitler komen wij", zorgde voor een geringe invloed in de reformistische vakbonden.
Fascistische terreur en reactie van de ADGB
Nadat de ADGB-bureaucratie de strijd tegen de reactie en het fascisme ontweken had, ging ze zich aanpassen aan het nationaal-socialisme. Na de "Pruisenslag" had de SA de vakbondsgebouwen al vaker aangevallen. Onder de regering van Hitler namen de aanvallen toe. De democratische rechten werden merkbaar ingeperkt.
Wie tegen de fascistische dreiging geen eigen kracht ontwikkelde, moest die bij anderen zoeken. Nu eens beklaagde het bestuur van de ADGB zich over de terreur bij het hoofd van de Berlijnse politie, dan weer bij de leiding van de Gestapo, of bij Rijkspresident Hindenburg. Nog erger dan de eigen krachteloosheid, die blijkt uit de vijf brieven aan Hindenburg, zijn de daarin gehanteerde argumenten. Tegen een decreet van de Rijkscommissaris van het Pruisische ministerie van binnenlandse zaken G”ring, presenteerde het bestuur van de ADGB zich tegenover president Hindenburg "als de Duitse organisatie, die in haar rijen het grootste aantal frontsoldaten verenigt. Deze miljoenen hebben in de wereldoorlog niet voor Duitsland gestreden en gebloed om zich vijftien jaar later door verantwoordelijke Rijksfunctionarissen te laten zeggen dat zij niet tot de 'staatsopbouwende krachten', dat zij niet tot de 'nationale bevolking' behoren. (...) Wij betreuren het dat een voormalige frontofficier die beter zou moeten weten, de geest van frontkameraadschap tegenover honderdduizenden naamloze strijders loochent, alleen maar omdat die een andere politieke overtuiging hebben dan hij. (...) Wij hopen en verwachten van u, Rijkspresident, dat u als de militaire leider in de wereldoorlog deze ontering van miljoenen frontsoldaten op alle mogelijke manieren tegen zult gaan." De Rijkspresident liet het schrijven van de ADGB onbeantwoord en stuurde die door aan Hitler. En dat de nationaal-socialisten zich voorlopig met hun aanvallen op vakbondsgebouwen inhielden, kwam alleen maar omdat zij hun aanvallen op de KPD, de SPD en de vakbonden niet tegelijkertijd maar na elkaar wilden uitvoeren. Maar de vernietiging van de vakbonden lag in het wezen van het fascisme besloten. Dat was wel duidelijk voor veel vakbondsleden, maar niet voor hun leiding.
In een brief aan Hitler van 21 maart 1933 verklaarde de ADGB zich "onafhankelijk" van alle politieke partijen. Kort daarop zegde de ADGB de samenwerking met sociaal-democratische organisaties op. De voorzitter van de dienstenbond AfA, Aufh„user, trad af - "naar eigen zeggen op aandringen van Leiphart, omdat hij 'als jood en revolutionaire socialist' een te zware belasting geworden was". (13) Dat werd in de pers van de vakbeweging als een "voor het voortbestaan van de vakbonden noodzakelijke maatregel" gekwalificeerd. (14)
De droom van een ADGB in de nationaal-socialistische staat
Zoals de leiding van de ADGB Hindenburg vroeg om hun rechten te beschermen, zo wendde ze zich tot Hitler met het voorstel om in de nationaal-socialistische staat loyaal mee te kunnen werken.
21 maart 1933
Bestuur van de ADGB (Leiphart) aan Rijkskanselier Hitler: Taken en organisatie van de vakbonden.
Zeer ge‰erde Rijkskanselier!
Omdat thans in de publiciteit de kwestie van een nieuwe ordening van de vakbeweging levendig bediscussieerd wordt, veroorloof ik mij in opdracht van het bestuur van de ADGB u de volgende verklaring van het bestuur ter overweging te geven en ik verzoek u vriendelijk hier gedienstig kennis van te nemen. Ik doe hierbij tevens het onderdanige verzoek mij in de gelegenheid te stellen om u, Rijkskanselier, mondeling een nadere toelichting te kunnen geven over dit standpunt van onze bond.
Met de meeste hoogachting en toegenegenheid,
Leiphart. (15)
In de bijgevoegde verklaring was sprake van de "absolute sociale noodzaak" van de vakbonden. "De sociale taken van de vakbonden moeten verricht worden, wat ook het karakter van het staatsregiem is." Al eerder was er een gesprek geweest tussen de leden van het ADGB-bestuur Grassmann en Eggert met Hitlers plaatsvervanger Hess. In een nieuwe brief aan de Rijksregering van Hitler concretiseerde de leiding van de ADGB haar toekomstplannen:
9 april 1933
Bondsbestuur van de ADGB aan de Rijksregering
Getrouw aan haar opdracht om mee te werken aan het opbouwen van een sociale orde van het Duitse volk, waarin de levensrechten van de arbeidende bevolking overeenkomstig haar betekenis voor het gehele volk in de staat en de economie verzekerd zijn, verklaart de Allgemeine Deutsche Gewerkschaftsbund zich bereid om de door de vakbeweging door decennialange activiteit geschapen eigen organisatie in dienst te stellen van de nieuwe staat.
De vakbonden erkennen net als vroeger dat haar eigen bewegingsvrijheid haar grenzen moet kennen in het hogere recht van de staat als vertegenwoordiger van de gehele volksgemeenschap. De staat moet het recht hebben ordenend en regulerend in de economie in te grijpen. Het is haar taak een economische ordening in het leven te roepen die de economische leiding bindt aan gemeenschappelijke economische verplichtingen, omdat alleen op die manier de eenheid van politiek en economisch bestuur mogelijk is.
De vakbonden zijn daarom bereid om aan de door de regering geplande corporatieve opbouw van de Duitse economie mee te werken, in de overtuiging dat de regering, net zoals die het primaat van het rijk ten opzichte van de deelstaten vertegenwoordigt, ook het hogere recht van de gehele economie tegenover alle versnipperingtendensen zal handhaven.
De ADGB staat positief ten opzichte van het streven om te komen tot de eenwording van de Duitse vakbeweging. Ze zal daarom de nieuwe staat in haar streven deze eenwording door te voeren gaarne bijstaan met haar medewerking en ervaring.
Uit deze nieuwe ordening van het vakbondsrecht volgt noodzakelijkerwijs een nieuwe regeling van het recht van toezicht van de staat op het zelfbestuur van de arbeidskracht.
Om een uniforme uitvoering van de door de regering geplande maatregelen te verzekeren, om een geregelde activiteit van de vakbonden weer mogelijk te maken en de Duitse arbeiders en de Duitse economie het gevoel van zekerheid terug te geven, dat in het belang van het gehele volk noodzakelijk is, beveelt het bondsbestuur van de ADGB aan om een rijkscommissaris voor de vakbonden te benoemen." (16)
Daarmee kwam het bestuur van de ADGB tegemoet aan een eis van de nazi's, die in onderhandelingen vooral hadden gestaan op een corporatieve belangenbehartiging naar standen en de benoeming van een rijkscommissaris als leider van de ADGB.
De fascisten gingen zeer tactisch te werk. Zij wilden in ieder geval de offici‰le steun van de vakbonden krijgen voor de viering van 1 mei 1933. Terwijl aan de ene kant de terreur tegen vakbondsleden en de bezetting van vakbondsgebouwen doorging, werd er tegelijkertijd geschermd met een samenwerking tussen de staat en de ADGB. Op 13 april 1933 had er een gesprek plaats tussen vertegenwoordigers van de NSBO en de ADGB-leiders Leiphart, Grassmann, Eggert en Leuschner. En er waren meer gesprekken gepland. De christelijke vakbonden hadden op 11 april 1933 een onderhoud met Goebbels.
Op de woorden volgden daden. Op 28 april 1933 vormden de hoofdbesturen van de ADGB, de christelijke vakbonden en de Deutsche Gewerkvereine een "gezamenlijke leiding van de verenigde vakbonden". In afwachting van een 'gelijkschakeling' schakelden zij zichzelf maar vast gelijk. Wie op zoek is naar de wortels van de 'eenheidsvakbeweging', moet hier beginnen en niet pas bij de na de Tweede Wereldoorlog verbreide erkenning van de noodzaak om een eind te maken aan de splitsing van de vakbeweging naar politieke richting.
1 en 2 mei 1933
De regering van Hitler had op 10 april 1933 per wet 1 mei tot betaalde "Feestdag van de nationale arbeid" verklaard. Sindsdien bleef de "Dag van de arbeid" een feestdag. Deze tactische schaakzet van Goebbels schiep nog meer verwarring in de rijen van de arbeidersbeweging. Op 15 april 1933 kwam het bestuur van de ADGB met haar oproep voor 1 mei:
"15 april 1933
Bestuur van de ADGB: oproep voor de eerste mei
Aan de leden van de vakbonden!
Collega's!
In het teken van de eerste mei heeft u jarenlang de grote taak op u genomen om onvermoeid bij de Duitse arbeiders de hoge gedachte te stimuleren tot wederzijdse hulp door het verhogen van het standsbewustzijn, gemeenschappelijke wilskracht en een geest van kameraadschap. Dat kwam in onze vakbonden tot organisatorische uitdrukking.
Op de dag van de eerste mei ontbrandde steeds de belijdenis van de met een hartstochtelijk verlangen naar cultuur bezielde Duitse arbeider, om de werkende mensen los te rukken uit een dof arbeidsleven en hun als vrije zelfbewuste persoonlijkheden in de gemeenschap van het volk een plaats te geven.
Zo heeft u in het teken van de eerste mei de wettelijke 8-urendag en het recht op een menswaardig bestaan verworven.
Wij juichen het toe dat de Rijksregering deze dag van ons tot wettelijke feestdag van de nationale arbeid, tot Duitse nationale feestdag, heeft verklaard.
Op deze dag moet volgens de offici‰le verklaring de Duitse arbeider in het middelpunt van het feest staan.
De Duitse arbeider moet op 1 mei standsbewust demonstreren en moet een volwaardig lid van de Duitse volksgemeenschap worden. Het Duitse volk moet op deze dag haar onvoorwaardelijke solidariteit met de arbeiders tonen.
Collega's in stad en land! U bent de pioniers van de eerste mei. Denk daar altijd aan en wees er trots op.
In hartelijke kameraadschap met u allen onvoorwaardelijk verbonden, doen wij u deze dag onze vakbondsgroet toekomen.
Berlijn, 15 april 1933
Het bestuur van de ADGB. (17)
De oproep spreekt voor zich. De nationaal-socialistische ideologie en het spraakgebruik werden overgenomen. In de pers van de vakbeweging werden de "volkse grondslag" van de nieuwe orde, de "eenheid van het rijk na 300 jaar" en de eerste mei als "dag van de zege" gevierd. (18) Op 1 mei marcheerden de bureaucraten van de ADGB, leden, kapitalisten en de NSDAP onder hakenkruisvlaggen gezamenlijk op straat. Het niet tot stand gekomen arbeiderseenheidsfront van ADGB-SPD-KPD tegen het fascisme werd door het 'eenheidsfront' ADGB-kapitaal-NSDAP vervangen.
Al voordat de 1 mei-oproep van de leiding van de ADGB verscheen, begonnen de nazi's met de vernietiging van de vakbonden. In een intern bericht van 21 april 1933 had de landelijke leiding van de NSDAP aangegeven: "Dinsdag 2 mei 1933, des ochtends om 10.00 uur, begint de gelijkschakelingsactie tegen de vrije vakbeweging". Er werd een actiecomit‚ gevormd om de bezetting van vakbondsgebouwen en de inbeslagname van de vermogens van de vakbonden te organiseren. Bij hun actie stuitten de nazi's niet op verzet. Waar zou dat ook vandaan hebben moeten komen na de capitulatiepolitiek van de vakbondspolitiek? De ADGB-bonden werden 'ingelijfd' in het Deutsche Arbeitsfront.
De reden van de bereidheid tot capitulatie van de vakbondsbureaucratie voor de nazi's kan niet gezocht worden in het gebrek aan bewustzijn van de arbeidersklasse. In maart en april 1933 werden bij ondernemingsraadsverkiezingen nog in 1387 bedrijven 9235 ondernemingsraden gekozen. Daarbij kregen de vrije vakbonden 73,4 procent van de stemmen, de christelijke bonden 7,6 procent, de liberale bonden 0,6 procent, de RVO 4,9 procent en de NSBO 11,7 procent. Daarop stopten de nazi's de verkiezingen en schoven die een half jaar vooruit.
De "verstatelijking" was geen automatisme
In een kapitalistische klassenmaatschappij verheffen de vakbondsleidingen zich boven de arbeidersklasse en komen onvermijdelijk onder invloed van vijandelijke klassen en hun staat. Zoals de voorzitter van de ADGB Leiphart aan Hitler schreef: "Als georganiseerde eigen steunorganisaties van de arbeiders zijn de vakbonden ontstaan en in het verloop van de geschiedenis zijn zij op natuurlijke wijze steeds meer ook met de staat zelf vergroeid." (19)
In een terugblik analyseerde Trotski in 1940 de neergang van de vakbeweging: "Er zit in de ontwikkeling, of liever gezegd in de degeneratie van de huidige vakbondsorganisaties over de hele wereld een gemeenschappelijk kenmerk: de toenadering tot het staatsgeweld en het daarmee versmelten." (20) Maar de "verstatelijking" van de vakbonden in het kapitalisme was en is geen steeds verder voortschrijdend, automatisch en onomkeerbaar proces. Het is weliswaar mogelijk dat in een soortgelijke periode van kapitalistische neergang, ernstige crisissituatie en sterke fascistische massabeweging als in de periode 1929-1933 de Duitse vakbondsbureaucratie minder handelt volgens de "lessen uit de geschiedenis", dan naar de mate van haar ingroei in de laatkapitalistische staat.
Maar beslissend blijft de subjectieve factor. Bij de Kapp-putsch van 1920 bestond er binnen de vakbonden met de USPD een (half)revolutionaire massapartij als tegenwicht tegen de bureaucratie. Door het gewicht van de revolutionairen in de eigen gelederen moest de top van de vakbeweging de algemene staking uitroepen. En die had succes. De militaire putsch van Kapp mislukte. In de jaren 1928-1933 ontbrak het revolutionaire tegenwicht binnen de vakbeweging, omdat de KPD zich met haar RVO-politiek sektarisch buiten spel zette. Als de KPD binnen de reformistische vakbeweging een revolutionaire factor was geworden, dan was er net als in 1920 een algemene staking tegen Papen en Hitler mogelijk geweest, met medewerking van de vakbondsbureaucratie of een deel daarvan. In werkelijkheid heeft in 1932-33 geen enkele vakbondsleider opgeroepen tot een algemene staking tegen Papen en Hitler.
B.B., 8 april 2003
Noten:
1. Peter Jahn en Detlef Brunner: Die Gewerkschaften in der Endphase der Republik 1930-1933, in: Hermann Weber, Klaus Sch”nhoven, Klaus Tenfeld: Quellen zur Geschichte der deutschen Gewerkschaftsbewegung im 20. Jahrhundert, Band 4, K”ln 1988, pagina 20.
2. Jahn/Brunner, pagina 12.
3. Arno Kl”nne, Die deutsche Arbeiterbewegung, Mnchen 1989, pagina 247.
4. Verslag van de zitting van het ADGB-bestuur van 21 juni 1932, in: Quellen (zie noot 1).
5. In: Quellen.
6. In: Quellen.
7. Josef Goebbels, Tagebcher 1924-1945, Deel 2, Mnchen 1992, pagina 676.
8. In: Quellen.
9. In: Quellen.
10. In: Quellen.
11. In: Quellen.
12. L. Trotski, Wie wird der Nationalsozialismus geschlagen? Brief an einen deutschen Arbeiter-Kommunisten, Mitglied der KPD, 3. Auflage, Berlin 1932, pagina 19.
13. Hannes Heer, Burgfrieden oder Klassenkampf, Neuwied/Berlin 1971, pagina 106.
14. Jahn/Brunner, pagina 52/53.
15. In: Quellen.
16. In: Quellen.
17. In: Quellen.
18. Karl Dietrich Bracher, Stufen der Machtsergreifung, in : Bracher/Schulz/Sauer, Die nationalsozialistische Machtergreifung. Studien zur Errichtung des totalit„ren Herrschaftssystems in Deutschland 1933/34, K”ln/Opladen 1960. Pagina 254.
19. In: Quellen.
20. Leo Trotski, Die Gewerkschaften in der Epoche des imperialistischen Niedergangs, in: Die Bedeutung der Arbeit in den Gewerkschaften im Kampf fr die Revolution. Dortmund 1977. Pagina 36.
Reactie toevoegen