President Donald Trump heeft een meedogenloze, veelzijdige aanval gelanceerd op Amerikaanse arbeiders en die beginnen te reageren, maar zowel de arbeidersklasse als de vakbonden zijn verdeeld, waardoor het moeilijk is om een eensgezinde reactie te organiseren en uit te voeren.
Miljoenen mensen in alle 50 staten, sloten zich op 5 april aan bij de 1.600 demonstraties in grote en kleine steden om te protesteren tegen president Donald Trump en zijn handlanger miljardair Elon Musk, en daarnaast waren er een aantal kleine solidariteitsdemonstraties in Europese steden. De 'Hands Off' demonstraties, de grootste anti-Trump protesten tot nu toe, eisten dat Trump met zijn handen afblijft van democratie, mensenrechten, reproductieve rechten, sociale zekerheid, Medicaid, openbare scholen, immigranten en LHBT's. In New York City, waar ik me in de motregen bij het protest aansloot, namen zo'n 50.000 mensen deel aan een pittige demonstratie met veel creatieve zelfgemaakte borden en spandoeken. Ik zag borden met de tekst: 'Handen af van onze planeet', ‘Mensen laten verdwijnen voor hun mening = fascisme’ en ‘Handen af van onze lichamen, onze democratie, onze vrijheid, onze grondwet’. En verspreid over de demonstratie een paar borden ter ondersteuning van Oekraïne, hoewel minder borden de Palestijnse genocide aankaartten.
De demonstraties werden georganiseerd door verschillende organisaties, waaronder groepen van de Democratische Partij zoals Indivisible, arbeidersgroepen zoals het Federal Unionists Network en milieu-, religieuze, mensenrechten- en burgerrechtengroepen. Maar in New York City slaagden de grootste vakbonden, zoals de Service Employees International Union en de American Federation of State, County, and Municipal Employees, met veel zwarte leden, er niet in om hun gelederen te versterken. Een uitzondering was de vakbond van werknemers van de City University of New York. De meeste vakbonden slaagden er nergens in om hun leden te mobiliseren, hoewel federale werknemers, waarvan velen onlangs ontslagen waren, zich wel bij de protesten aansloten.
Het protest in NYC was overwegend wit, met slechts een klein aantal zwarte deelnemers in een stad waar zwarten 20 procent, Latino's 28 procent en Aziaten 15 procent van de bevolking uitmaken. Sommige Latino's zijn misschien thuisgebleven uit angst om vastgehouden en gedeporteerd te worden, omdat Trump nu bezig is met een grootscheepse deportatiecampagne. Sommige zwarte influencers op sociale media vertelden hun volgers thuis te blijven, dat de demonstratie niet hun zaak was. De geringe deelname van zwarte mensen was bijna overal een probleem.
Deze protesten waren een belangrijke stap voorwaarts, maar de grote vakbonden doen nog steeds niet echt mee en er is geen gemeenschappelijk leiderschap en geen consensus over de vraag of de Democraten of massaprotesten de toekomst vertegenwoordigen. Links is maar mondjesmaat aanwezig en speelt tot nu toe nauwelijks een rol.
De aanval van Trump op de arbeidersbeweging
Donald Trump heeft een ongekende aanval gelanceerd op de Amerikaanse arbeidersklasse en bedreigt tientallen vakbonden en miljoenen arbeiders. De aanval op arbeiders neemt vele vormen aan. Trump dreigt 20 miljoen immigranten zonder papieren het land uit te zetten, hoewel de meeste experts zeggen dat er maar 11 miljoen in het land zijn. Om die deportaties uit te voeren heeft hij het aantal politieagenten van de Immigration and Customs Enforcement en ook van de Border Patrol verhoogd.
Die agenten hebben onder andere honderden vermeende Venezolaanse bendeleden opgepakt en gedeporteerd, vaak geïdentificeerd op basis van hun tatoeages. Daarbij heeft Trump immigranten vaak een eerlijk proces ontzegd en de Amerikaanse wet en gerechtelijke bevelen geschonden. Veel immigranten zonder papieren leven nu in angst en beperken hun bewegingen om agenten te vermijden. In strijd met de Amerikaanse grondwet en immigratiewetgeving heeft Trump zich ook gericht op buitenlandse studenten die deelnamen aan solidariteitsbijeenkomsten met Palestina, door hen te laten arresteren en hij is van plan hen te deporteren, waaronder de student Mahmoud Khalil van de Columbia University, wiens zaak beroemd is geworden. Maar volgens recente peilingen keurt 48 procent van de Amerikanen zijn immigratiebeleid goed en 44 procent keurt het af, wat betekent dat veel autochtone Amerikaanse werknemers voorstander zijn van het deporteren van immigranten zonder papieren.
Trump heeft het ook gemunt op federale ambtenaren. Zijn strijdbijl Elon Musk is bezig met het ontslaan van 13 procent van de 2,4 miljoen ambtenaren van het land, oftewel 312.000 mensen. Sommige van die bezuinigingen zullen een verlammend effect hebben op de betrokken agentschappen, zoals de 24 procent van alle werknemers van Health and Human Services. Sommige van die werknemers zijn zonder voorafgaande kennisgeving op staande voet ontslagen en komen erachter dat hun elektronische badges niet werken en dat hun e-mailaccounts bij de overheid zijn afgesloten. Anderen ontvangen 's avonds laat of 's ochtends vroeg op de dag van hun ontslag e-mails. Sommige werknemers accepteren een afkoopsom, een combinatie van ontslagpremie en pensioen. Miljoenen mensenlevens, de werknemers, hun gezinnen en de mensen die ze dienden worden ontwricht en in sommige gevallen economisch geruïneerd. Toch keurt volgens recente peilingen 40 procent van de Amerikanen de manier waarop Trump met de federale overheid omgaat goed.
Tegelijkertijd heeft Trump per decreet de collectieve onderhandelingsrechten afgeschaft van wel een miljoen federale werknemers in tien federale departementen, waardoor hun vakbonden effectief zijn vernietigd. De vakbonden zullen niet langer miljoenen dollars aan vakbondscontributies van die werknemers kunnen innen, die worden gebruikt om vakbondsmedewerkers te betalen en vakbondsprogramma's uit te voeren. De American Federation of Government Employees (AFGE), die 800.00 federale werknemers vertegenwoordigt, vecht het verbieden van de vakbonden door Trump aan bij de rechtbank. Net als toen Ronald Reagan in 1981 11.000 stakende luchtverkeersleiders ontsloeg, zal de aanval van Trump op federale vakbonden en werknemers particuliere bedrijven aanmoedigen om dat voorbeeld te volgen en te kijken of ze van hun in een vakbond georganiseerde medewerkers af kunnen komen.
Daarnaast hebben de [handels]tarieven van Trump voor tientallen landen – die van invloed zijn op miljarden dollars in de handel in veel producten, waarvan hij beweert dat ze industrieën en banen terug zullen brengen naar de Verenigde Staten – geleid tot een handelsoorlog die al negatieve gevolgen heeft gehad voor Amerikaanse werknemers. Het autobedrijf Stellantis ontslaat bijvoorbeeld tijdelijk 900 werknemers in vijf Amerikaanse fabrieken en legt de productie stil in een assemblagefabriek in Mexico en een andere in Canada, Door de verstoring van de handel en het verbreken van wereldwijde toeleveringsketens zullen andere bedrijven ook gedwongen worden om fabrieken te sluiten en werknemers te ontslaan.
Tot slot heeft de handelsoorlog van Trump beleggers bang gemaakt, wat leidde tot een ernstige daling van de aandelenmarkt, die werd weerspiegeld in de waarde van veel winstdelingsregelingen. Dat wil zeggen, miljoenen werknemers zagen de afgelopen twee weken hun persoonlijke pensioenrekeningen dalen. Hoewel het misschien niet Trump's bedoeling was om die werknemers op die manier aan te vallen, is het een nieuwe aanslag op hun welzijn. En de tarieven en handelsoorlog betekenen dat basisproducten zoals voedsel, kleding en huisvesting nu duurder zullen worden, inflatie die al in economische rapporten te zien is.
Grondbeginselen van de Amerikaanse arbeidersbeweging
Hoe ziet de Amerikaanse arbeidersklasse er nu uit? De VS heeft een bevolking van 340,1 miljoen mensen en is daarmee na India en China het grootste land ter wereld. Daarvan verdienen er ongeveer 144,5 een loon of salaris. Ongeveer 78,7 miljoen mensen verdienen een uurloon, de kern van de arbeidersklasse. Ongeveer 12 miljoen van hen werken in de industrie en nog eens zes miljoen hebben een baan niet op kantoor. Het aantal vakbondsleden is laag. In 2024 was 9,9 procent van de loontrekkenden lid van een vakbond. In de publieke sector was 32,2 procent van de werknemers lid van een vakbond, terwijl in de particuliere sector slechts 5,9 procent van de werknemers lid was van een vakbond. (De vakbonden in de publieke sector hebben dit jaar een flinke deuk opgelopen, zoals we hieronder zullen bespreken). Ongeveer 8 procent van de Amerikaanse beroepsbevolking bestaat uit werknemers zonder papieren. Werknemers die zwart, Latino of jong zijn, verdienen over het algemeen lagere lonen.
In januari 2024 waren er ongeveer 16 miljoen werknemers in de Verenigde Staten aangesloten bij een vakbond. Ongeveer 15 miljoen van die werknemers behoren tot 63 vakbonden die zijn aangesloten bij de American Federation of Labor – Congress of Industrial Organizations (AFL-CIO). Lerarenvakbonden behoren tot de grootste vakbonden van het land: de National Education Association (NEA) heeft meer dan 3 miljoen leden en de American Federation of Teachers heeft er 1,7 miljoen. De andere twee heel grote vakbonden zijn de Service Employees International Union met 1,9 miljoen en de International Brotherhood of Teamsters met 1,4 miljoen. Verschillende andere vakbonden hebben meer dan 500.000 leden.
Het aantal stakingen is de afgelopen tien jaar enigszins toegenomen, met een piek in 2023 en 2024. In 2024 waren zo'n 271.500 werknemers betrokken bij grote werkonderbrekingen. Toch zijn de recente stakingsniveaus niet te vergelijken met de nationale stakingsgolven in de periodes 1933-40, 1946-48 of 1969-71, toen miljoenen arbeiders staakten en verschillende industrieën lamlegden. De opleving van de arbeiders eind jaren '60 en begin jaren '70 eindigde in de jaren '80 toen conservatieve Republikeinen en Democraten en vervolgens de neoliberale periode van de jaren '80 en '90 de vakbonden ondermijnden en stakingen tegenwerkten, zodat het activisme van de arbeiders de volgende 40 jaar afnam.
De vakbondsbureaucratie
Het krimpen van de vakbonden en hun afnemende strijdbaarheid kan voor een groot deel worden toegeschreven aan de vakbondsbureaucratie, dat wil zeggen het gekozen en aangestelde personeel van de vakbonden. Het succes van de vakbonden bij het organiseren in de jaren 1930 – zowel de AFL vakbonden als de CIO industriële vakbonden – in combinatie met de overheidsregulering van veel industrieën maakte het voor vakbonden mogelijk om vast fulltime personeel aan te nemen en hen fatsoenlijke salarissen te betalen. Toen de VS de Tweede Wereldoorlog inging, werkten de vakbondsbestuurders samen met de bedrijven en de overheid om de productie te verhogen. Het resultaat was een voortdurende uitbreiding van de arbeidersbeweging en een toenemende stabiliteit en legitimiteit, maar ook een diepgaande verrechtsing van de vakbondsbestuurders.
Vakbondsbestuurders raakten gewend aan het onderhandelen met werkgevers en het samenwerken met ambtenaren van de overheid om de productiviteit te verhogen waarin werknemers vaak deelden. Vakbonden wonnen niet alleen loonsverhogingen, maar verwierven ook gezondheidsuitkeringen en pensioenen. Maar in de periode van de jaren 1950 tot 1980 had slechts ongeveer een derde van alle Amerikaanse arbeiders een vakbond en genoot van die voordelen. In de bedrijfstakken waar vakbonden bestonden, hadden de bestuurders de neiging om lonen in te ruilen voor arbeidsomstandigheden, waardoor de werkgevers de controle over de werkvloer kregen.
Ondertussen smolten de vakbondsbestuurders samen tot een bureaucratie met hoge salarissen, vaak tien of zelfs twintig keer zo hoog als die van de arbeiders in de bedrijfstakken die ze vertegenwoordigden. Ze hadden ook de privileges van het ambt, zoals het gebruik van vakbondsauto's, onkostenrekeningen en persoonlijke pensioenregelingen, sommige zo genereus dat ze 'gouden handdrukken' werden genoemd. Na hun pensionering gingen sommige vakbondsbestuurders werken voor de bedrijven waarmee ze hadden onderhandeld of als scheidsrechter voor de overheid. Het was nog erger in een paar nationale vakbonden – de East Coast International LongShore Association (ILA), de Hotel and Restaurant Workers (HERE) en de International Brotherhood of Teamsters (IBT) – gewelddadige en corrupte vakbonden waar sommige kaderleden salarissen van 500.000 dollar ontvingen. De vakbondsbureaucratie werd zo een kaste met belangen die ver af stonden van die van de arbeidersklasse als geheel.
De bureaucratische kaste van vakbondsbestuurders – de vakbondsbureaucratie – ontwikkelde haar eigen ideologie als uitdrukking van haar positie als onderhandelaar tussen de arbeiders en de werkgevers. Dat gold zowel voor de progressieve vakbonden zoals de United Auto Workers (UAW) als voor de corrupte Teamsters vakbond. De bestuurders gingen geloven dat ze door hun grondige kennis van de arbeiders, de werkgevers en de ambtenaren van de regering wisten wat het beste was voor de arbeidersklasse. Dus de bestuurders, niet de arbeiders, zouden de beslissingen moeten nemen over wel of niet staken en wat er in het contract moest komen te staan.
Uit angst om hun eigen positie te schaden, streefden die vakbondsbestuurders liever naar arbeidsvrede dan naar conflicten en klassenstrijd. De meeste vakbondscontracten bevatten clausules die vakbondsbestuurders verplichten om werkonderbrekingen of stakingen tijdens de looptijd van het contract te voorkomen. Tegelijkertijd is het waar dat veel lokale vakbondsbestuurders eerlijke mensen waren die het leven van hun leden probeerden te verbeteren, maar hun nationale vakbondsbestuurders maakten dat vaak moeilijk.
Dus toen in de jaren tachtig de Amerikaanse regering het neoliberalisme promootte, een meedogenlozer kapitalisme, de bedrijven een reorganisatie van de arbeid doorvoerden, met wijdverspreide fabriekssluitingen, fabrieken die verplaatst werden naar het zuiden van de V.S. zonder vakbonden of naar het buitenland, en nieuw zogenaamd 'Japans management' van het productieproces, had de vakbondsbureaucratie geen interesse in het bestrijden van de bedrijven, geen praktijk om dat te doen en weinig vertrouwen en steun vanuit de basis. Van de jaren 1980 tot 2000 daalde het vakbondslidmaatschap van 35 procent naar 10 procent en verdwenen stakingen vrijwel van het toneel van de Amerikaanse arbeidersbeweging.
Politiek van de arbeidersbeweging in de VS
De Verenigde Staten hebben nooit een grote socialistische, communistische of arbeiderspartij gehad. Sinds het begin van de twintigste eeuw steunden de American Federation of Labor (AFL) en haar leden de Democratische Partij. Tijdens de arbeidsonrust in de jaren 1930, die grotendeels werd geleid door socialisten en vooral communisten, experimenteerden sommige vakbonden met lokale arbeiderspartijen, maar zowel de AFL-vakbonden als de Congress of Industrial Organization (CIO) industriële vakbonden steunden de Democraten. In de jaren 1940 steunden de AFL, de CIO en de Socialistische en Communistische Partijen de Democraat Franklin D. Roosevelt, die werd gekozen voor vier termijnen van vier jaar als president.
Aan het eind van de jaren 1940 en 1950 nam het Congres, na een veto van de president, de Taft-Hartley Act van 1947 aan die de macht van de vakbonden beperkte. Tegelijkertijd voerden de media, de regering en de werkgevers een anticommunistische kruistocht die veel communisten uit hun baan en vakbond verdreef. In 1955 fuseerden de AFL en de CIO en de nieuwe AFL-CIO steunde vanaf dat moment de Democratische Partij. De organisatie en stakingen van de jaren '30 en '40 brachten ongeveer 34 procent van de loonarbeiders bij de vakbeweging, maar lieten tweederde van de arbeiders achter zonder vakbond en met weinig politieke invloed. Dit alles leidde tot het ontstaan van wat wij het bedrijfsvakbondswerk noemen, dat wil zeggen vakbonden die zich inzetten om het bedrijfsleven tegemoet te komen en zich gedragen als bedrijven en miljoenen dollars aan bezittingen, bankrekeningen en andere activa vergaren.
In de jaren 1960 en 1970 waren er belangrijke nieuwe vakbondsorganisaties onder leraren en andere werknemers bij de overheid en onder landarbeiders in Californië. Tegelijkertijd kwamen arbeiders in veel bedrijfstakken – telefoon, auto, vrachtwagen en post – in opstand tegen werkgevers en vaak ook tegen hun vakbonden. Jonge radicalen uit de burgerrechten-, studenten- en feministische bewegingen werden socialisten van verschillende pluimage, meestal maoïsten en trotskisten, kregen een baan in de industrie en raakten betrokken bij de vakbonden. Ze speelden een rol in het organiseren van de arbeidersbeweging van die tijd.
De Internationale Socialisten (IS) in de VS, socialisten uit het Derde Kamp die zich verzetten tegen zowel het kapitalisme als het bureaucratische communisme van de Sovjet-Unie, China, Vietnam, Korea en Cuba, hielpen mee Teamsters for a Democratic Union (TDU) te organiseren en richtten Labor Notes op, een publicatie- en arbeidsorganisatiecentrum. Die laatste twee organisaties overleefden de ineenstorting van links in de jaren 1980. Labor Notes speelt nog steeds een centrale rol in het oriënteren van arbeidersactivisten, het opleiden en helpen organiseren van hen, hoewel het geen belangrijke politieke tendens vertegenwoordigt in de vakbonden als geheel.
In juni 1998 kwamen Tony Mazzocchi, vice-voorzitter van de Oil, Chemical and Atomic Workers Union (OCAW), andere hervormingsgezinde ambtenaren en een aantal van die linkse arbeidersactivisten samen om de Labor Party te organiseren. Ongeveer 1.400 afgevaardigden van verschillende grote en belangrijke vakbonden die twee miljoen vakbondsleden vertegenwoordigden, kwamen in Cleveland bijeen om de nieuwe partij op te richten. Maar ze konden het niet eens worden over het stellen van kandidaten op de oprichtingsconventie of later, uit angst dat hun partij stemmen zou afsnoepen van de Democratische Partij en zou leiden tot de verkiezing van een Republikein. De partij verzwakte en stierf.
De vakbondsbureaucratie nu
De vakbondsbestuurders zijn nu nogal heterogeen. De meesten zijn vakbondsmensen uit het bedrijfsleven die een carrière bij de vakbond, de vakbondsstructuren en de Democratische Partij zijn begonnen. Sommigen zijn corrupt. En heel weinig zijn hervormers. Twee van de leidende vakbondsbestuurders die een centrale rol hebben gespeeld in het vakbondsactivisme en in de politiek, geven een duidelijk beeld van de problemen waar arbeiders en vakbonden nu mee te maken hebben.
Sean O'Brien
Sean O'Brien werd in 2022 gekozen tot voorzitter van de Teamsters met de steun van de vakbondshervormingsorganisatie Teamsters for a Democratic Union (TDU) die al heel lang actief is. In 2022 en ‘23 trok O'Brien de steun van TDU, Democratic Socialists of America (DSA) en andere linkse partijen met de implicatie dat hij van plan was om te staken. Uiteindelijk onderhandelde hij over een contract met zowel sterke als zwakke punten, bekritiseerd door sommigen ter linkerzijde. In juli 2024 brak O'Brien de gelederen met de rest van de georganiseerde arbeiders en accepteerde hij een uitnodiging van Donald Trump om te spreken op de Republikeinse Nationale Conventie. Hoewel de Teamsters geen presidentiële steun uitspraken, was het duidelijk dat O'Brien Trump steunde.
Na de verkiezingen beval O'Brien Lori Chavez-DeRemer als minister van Arbeid aan, een Republikeins congreslid uit Oregon dat niets speciaals had om haar aan te bevelen. Trump nomineerde haar. Toen ze werd gekozen deed ze de belachelijke belofte: 'Ik zal onvermoeibaar werken om president Trump te helpen de Amerikaanse werknemer op de eerste plaats te zetten.' Terwijl O'Brien haar benoeming claimde als een overwinning voor de Teamsters en de Amerikaanse arbeiders, heeft de minister van Arbeid in feite weinig macht en heeft ze niets met, en zal ze niets doen voor, de Amerikaanse arbeidersklasse.
Shawn Fain
Een andere belangrijke bestuurder in de vakbonden nu, Shawn Fain, voorzitter van de United Auto Workers (UAW), leidde de vakbond in een 45-daagse staking met 50.000 arbeiders tegen de grote drie Amerikaanse autobedrijven – Ford, Stellantis en General Motors – die in het contract dat in oktober 2023 werd onderhandeld niet alleen grote loonsverhogingen en de afschaffing van rangen wonnen, maar ook de controle van de bedrijven over hun fabrieken en de industrie aantastten. De Verenigde Staten hebben in tientallen jaren niet zo'n vakbondsleider van een staking van industriële arbeiders gezien. Fain leek de belichaming van een nieuw vakbondsdenken dat de richting van de Amerikaanse arbeidersbeweging zou kunnen veranderen.
Toen, in maart van dit jaar, verklaarde Fain dat de UAW de importheffingen van Trump op buitenlandse auto's steunde. Hij zei 'dat betekent een terugkeer naar beleid dat prioriteit geeft aan de arbeiders die dit land opbouwen – in plaats van de hebzucht van meedogenloze bedrijven.' En 'dat het beëindigen van de race naar de bodem in de auto-industrie begint met het repareren van onze gebroken handelsovereenkomsten, en dat de regering Trump geschiedenis heeft geschreven met de acties van nu.'
Toch behield Fain zijn kritisch vermogen. Op 28 maart gaf Fain een verklaring uit waarin hij zei: 'Gisteren heeft president Trump een bevel ondertekend dat de vakbondsrechten van meer dan een miljoen federale werknemers met voeten treedt en hen hun vermogen ontneemt om te onderhandelen over hun arbeidsvoorwaarden. De 1 miljoen leden van de UAW staan achter de federale werknemers en hun vakbond AFGE tegen de aanvallen van de regering-Trump.'
Zoals de gevallen van O'Brien en Fain duidelijk maken, is er nog geen duidelijk begrip in de vakbonden en nog veel minder in de arbeidersklasse als geheel dat Trump een nieuwe en andere dreiging of autoritarisme vertegenwoordigt dat neigt naar fascisme dat koste wat het kost moet worden bestreden en waarvan de nederlaag een verenigde arbeidersbeweging zal vereisen met een duidelijke alternatieve visie op arbeid en politiek. Linkse arbeidersactivisten hebben nog een lange weg te gaan als het gaat om het organiseren van de gewone arbeiders en het idee van arbeidersmacht en democratisch socialisme als het noodzakelijke alternatief naar voren te brengen. We zullen pas op dat punt komen na een lange periode van sociale en politieke gevechten met de kapitalistische klasse en de staat.
Dit artikel stond op New Politics. Nederlandse vertaling redactie Grenzeloos.
Reactie toevoegen