De demonstratie op 13 april ter ondersteuning van de Palestijnse strijd heeft duidelijk gemaakt dat de tijd dat de Nederlandse bevolking vrijwel als één blok achter Israël stond definitief voorbij is. In de eerste plaats is dat natuurlijk het gevolg van de walgelijke wijze waarop het leger van Sharon tekeer gaat in de Palestijnse gebieden. Maar het is ook een uitdrukking van de veranderde samenstelling van de Nederlandse bevolking en van veranderde loyaliteiten.
De organisatie van de demonstratie was het werk van het Nederlands Palestina Komitee (NPK) en het Komitee Marokaanse Arbeiders Nederland (KMAN) en een aantal linkse organisaties, waar onder de SAP. De aanwezigheid van sprekers van GroenLinks, SP en D66 maakte duidelijk dat deze partijen - in tegenstelling tot de PvdA –het Palestijnse volk niet de rug toe keren.
Een groot deel van de demonstranten bestond uit nieuwe Nederlanders, met een islamitische en/of Arabische achtergrond. Dat is logisch. Zij vormen een substantiële groep in de samenleving en voelen door hun achtergrond grote verwantschap met de Palestijnse strijd. Deze betrokkenheid en de wijze waarop daar uitdrukking aan wordt gegeven wordt aangegrepen voor een verheviging van de campagne tegen de islamitische en Arabische bevolking.
Hakenkruizen en stenen
De aanwezigheid van borden met ‘davidsster = hakenkruis’; het gooien van stenen naar het ‘joodse’ hotel Krasnapolsky en het molesteren van op zijn minst één joodse voorbijganger kreeg logischerwijs uitvoerig aandacht in de media. Toch was het voor iedereen die het wilde zien duidelijk dat dit niet meer dan treurige randverschijnselen waren (zoals die helaas ook bij menig voetbalwetstrijd te zien zijn) en dat de organisatoren alles in het werk stelden om deze incidenten en vooral een antisemitische uitstraling te voorkomen. Borden met hakenkruizen en antisemitische leuzen werden zo mogelijk door de ordewacht uit de demonstratie verwijderd en toen een groep jongeren Krasnapolsky bekogelden stelden leden van de ordewacht zich voor het hotel op, waarbij één van hen (een activiste van Amsterdam Anders) door een steen werd getroffen en met een hersenschudding naar het ziekenhuis moest worden afgevoerd.
Hetze
Toch heeft dat een groot deel van de media er niet van weerhouden om de demonstratie als een antisemitische mars af te schilderen. Typerend is de opstelling van de Volkskrant. In eerste instantie werden alleen de rellen en de antisemitische uitingen belicht. Na een stroom aan ingezonden brieven maakt een week later de ombudsman van de krant zijn excuses voor deze eenzijdige berichtgeving. De afdeling verslaggeverij had slechts één stagiaire gestuurd. En hij gaf toe: de lezer had recht op meer, op eerlijke verslaggeving.
Maar deze zelfkritiek weerhoud de hoofdredactie er niet van om elders in de krant in een redactioneel commentaar te schrijven: ‘Ruim tienduizend betogers, onder wie vrouwen met hoofddoeken achter kinderwagens en vervaarlijk uitgedoste jongemannen met Arabische vlaggen, maakten een luidruchtige tocht door de stad. (…) dat antisemitisme of in elk geval Israël-haat in het hart van de hoofdstad zulke openlijke vormen mocht aannemen, was verbijsterend en zorgwekkend.’
Zo wordt voortgeborduurd op de hetze van na 11 september om het beeld te schetsen van de oprukkende Arabische hordes. En dat nog wel ‘drie weken voor de jaarlijkse dodenherdenking’, zoals er fijntjes aan wordt toegevoegd.
De Volkskrant staat hier niet alleen. In de koppen van bijna alle dagbladen is dezelfde teneur terug te vinden. “Allah Al Akbar schalt over de Dam’ (AD); Israëlische vlag brand op de Dam (De Telegaaf); ‘Naar een demonstratie gaan is ook djihad’ (Trouw). De boodschap is even duidelijk als eenduidig. De multiculturele samenleving impliceert niet dat we toe kunnen staan dat er massaal vrouwen met kinderwagens en hoofddoekjes en jongemannen met Arabische vlaggen bezit nemen van de Dam.
Onthutsend is ook de argumentatie die de Volkskrant in haar redactioneel geeft. ‘Voor een flink aantal Nederlanders geldt dat zij zich in toenemende mate vreemdeling in eigen land voelen, getuige de opkomst van Pim Fortuyn. Dit sentiment wordt door politici met grote woorden bestreden, maar wie er vatbaar voor is zal voor welk verbaal tegenwicht dan ook ongevoelig zijn als nieuwe groepen zich op deze wijze in de samenleving wensen te manifesteren.’ Nog voor er een stem is uitgebracht heeft professor Pim gewonnen.
Antisemitisme
Zo wordt het verwijt of de suggestie van antisemitisme ingezet tegen de nieuwe medelanders met een islamitische en/of Arabische achtergrond. De gedreven pro-Israël stroming heeft geen boodschap aan het onderscheid tussen anti-zionisme, gericht tegen de staat Israël en antisemitisme. Integendeel, ze doen moeite om die begrippen op één hoop te houden. Zoals rabbijn Everts, die te keer ging tegen het uitdelen van oproepen voor de Palestina demonstratie in de Amsterdamse Beethovenstraat, ‘omdat het hier een joodse buurt is’.
Voor links moet dat geen reden zijn om niet heel zuiver dat onderscheid te blijven hanteren. Antisemitisme, maar ook allerlei vormen van het gelijk stellen van de Israëlische politiek met die van de nazi’s, is verwerpelijk en kwetsend. Kritiek op de staat Israël heeft daar niets mee te maken. Daarom is het van belang dat de strijd tegen de Israëlische politiek steeds hand in hand gaat met de strijd tegen iedere vorm van antisemitisme.
Reactie toevoegen