Het vierde lid van EAKL, de Scottish Socialist Party (SSP), bevindt zich in een veel minder benijdenswaardige positie. Bij de verkiezingen voor het Schotse parlement in mei 2007 verloor zij alle zes van haar parlementszetels en haar aandeel in de uitgebrachte stemmen kelderde van 6,7 procent in 2003 naar 0,66.
Dit resultaat kan gedeeltelijk verklaard worden uit de context waarin de verkiezingen plaats vonden. Er tekende zich een scherpe polarisatie af tussen de Labour Party aan de ene kant en de pro-onafhankelijkheids Scottish National Party (SNP) aan de andere kant. Dit leidde ertoe dat de pro-onafhankelijjkheids krachten links van de SNP gemarginaliseerd werden.
In de verkiezingen in 2003 boekte deze stroming nog een grote zetelwinst: zes zetels voor de SSP, zeven voor de Groenen en verschillende onafhankelijke parlementariërs. Dit resultaat is nu teruggebracht tot twee zetels voor de Groenen en één onafhankelijke zetel.
Adder onder het gras
Zonder twijfel speelde in het verlies van de SSP het schandelijke gedrag van haar meest bekende vertegenwoordiger, Tommy Sheridan, voor, tijdens en na zijn aanklacht wegens laster tegen het mediaconcern van magnaat Robert Murdoch de grootste rol. Het is hier niet de plaats om in te gaan op de details van de kwestie. Maar nadat Sheridan in mei faalde om herkozen te worden ziet het er naar uit dat hij zijn nieuwe partij die hij samen met de Schotse zusterorganisaties van Offensief en de IS vormde, zal verlaten. Zijn kansen lijken echter niet best. In afwachting van het verdere juridische gevecht dat hem wel eens een lange gevangenisstraf kan opleveren, lijkt hij de politiek te willen inwisselen voor de showbizz. Op het moment treedt hij op als gastheer in een talkshow en overweegt hij deel te nemen aan Celebrity Big Brother. Maar dit heeft allemaal weinig meer te doen met de SSP.
Het merendeel van de partijactivisten is bij elkaar gebleven, organiseerde de solidariteit met enkele stakingen en staat weer op vijf procent in de opiniepolls. Het illustreert dat de koers van de SSP in essentie een juiste is. De affaire rondom Sheridan bood een gelegenheid om het interne functioneren van de partij opnieuw onder de loep te nemen en ervoor te zorgen dat in de toekomst individuen en fracties nooit meer buiten de democratische controle van de partij kunnen handelen.
Duitsland
Hoewel de problemen van de SSP een tegenslag betekenen voor heel radicaal links in Europa, wordt de situatie gedomineerd door de ontwikkelingen elders, in Frankrijk, Italië en Duitsland.
Na de Duitse hereniging zag het landschap links van de SPD er somber uit. In het westen bestonden er verschillende kleine radicaal-linkse groepen en de oude, pro-Russische communistische partij, de DKP. In het oosten behield de Partei des Demokratischen Sozialismus (PDS), voortgekomen uit de voormalige leidende communistische partij, de SED, een brede ondersteuning van vertegenwoordigers op lokaal, provinciaal en nationaal niveau. Maar ondanks enkele successen op lokaal niveau slaagde de partij er niet zich in het westen te verankeren. De oprichting van de Wahlalternative für Arbeit & soziale Gerechtigkeit (WASG) door voormalige SPD vakbondsactivisten als antwoord op het neoliberale offensief van de regering Schröder en de aansluiting daarbij van SPD kopstuk Oskar Lafontaine schiep een nieuwe situatie. Gelet op de verdeeldheid van de arbeidersbeweging sinds de deling van het land in 1945 was de alliantie van de PDS en het WASG een moedige stap. En een stap die succes bracht: 8,7 procent van de stemmen en 53 zetels.
Het fusieproces dat uiteindelijk op 16 juni tot de vorming van de nieuwe partij, Die Linke, verliep moeizaam en de toekomst ervan is niet verzekerd. Die Linke heeft geen uitgesproken antikapitalistisch programma en haar verhouding tot de SPD is tegenstrijdig. De PDS nam samen met de SPD deel aan deelstaat regeringen in het oosten van het land en doet dat nog steeds in Berlijn. Deze praktijk wordt ten volle ondersteund door de kern van het oude PDS apparaat. De tegenstanders ervan, inclusief Lafontaine, zijn talrijk maar divers. De oppositie is verdeeld tussen een stroming die elke coalitie met de SPD uitsluit en één die slechts als voorwaarde stelt dat deze 'verandert'. Er zullen scherpe debatten gevoerd gaan worden in de partij die naast de oude PDS en mensen uit de vakbonden en hun apparaten ook de meerderheid omvat van de Duitse trotskisten die vertegenwoordigd zijn in de nationale leiding. De uitkomst van de debatten staat nog lang niet vast.
Toch is de vorming van Die Linke een stap vooruit. Voor het eerst in meer dan vijftig jaar bestaat er een geloofwaardig links alternatief voor de SPD. In het westen van Duitsland, in Bremen, maakte Die Linke een historische doorbraak; ze won acht procent van de stemmen en maakte haar intrede in het regionale parlement. Polls geven aan dat tien procent van de SPD stemmers voor Die Linke gewonnen kunnen worden en in de peilingen staat de partij op veertien procent. Die Linke is wat de Fransen een antiliberale in plaats van een antikapitalistische partij noemen. Dat betekent dat het een partij is die gekant is tegen het neoliberale beleid op economisch en sociaal vlak en tegen imperialistische oorlogen maar onduidelijk blijft over een alternatief of haar verhouding met de sociaal-democratie. Veel zal afhangen van de nieuwe leden, vooral uit het westen van Duitsland. Een positieve, linkse ontwikkeling van Die Linke behoort tot de mogelijkheden maar staat niet vast; de uitkomst zal het resultaat zijn van politieke strijd.
Italië
In Italië is de situatie geheel anders. Sinds april 2006 neemt de Partitio della Rifondiazone Communista (PRC) deel aan de centrumlinkse regering van Prodi. Een regering die, zoals verwacht mocht worden, een neoliberaal beleid uitvoert en deel blijft nemen aan de imperialistische interventie in Afghanistan. Dit heeft sterke spanningen in de partij veroorzaakt en geleid tot het royeren van senator Franco Turigliato, een leider van de Sinistra Critica stroming en lid van de Vierde Internationale. Sinistra Critica werkt nu aan een nieuwe politieke groepering, links van de PRC, die duidelijk anti-kapitalistische zal zijn.
Deze komt te staan tegenover wat de PRC leiding de 'sociale hervestiging' noemt die behalve de PRC, de PdcI – een rechtse afsplitsing van de PRC uit 1998 – de Groenen en de minderheid van de Democratici di Sinistra (de voormalige Communistische Partij) omvat, welke weigerde met de Christen-Democraten een nieuwe Democratische Partij te vormen. Een dergelijke hergroepering zou gebaseerd moeten zijn op anti-neoliberalisme, maar deel blijven uit maken van een neoliberale regering.
De situatie is allerminst eenvoudig. De PRC neemt ronduit een vijandige houding aan tegenover de Democratische Partij en bestrijdt regelmatig en soms met succes het regeringsbeleid, zoals recent in zake de pensioenshervormingen. Samen met haar bondgenoten organiseert de partij op 20 oktober een demonstratie tegen het sociaal economisch beleid van de regering en voor een Italiaanse terugtrekking uit Afghanistan. Tegelijkertijd spreekt de partij echter speculatie in de pers tegen dat ze de regering zal verlaten.
In Italië lijkt er een duidelijke keuze mogelijk tussen enerzijds een helder antikapitalistisch alternatief en anderzijds een antiliberale kracht, die een koers van conflictueuze samenwerking met de centrumlinkse regering vaart. In Duitsland bestaat deze keuze niet want daar bestaat geen ruimte voor een serieuze antikapitalistische kracht naast Die Linke.
Frankrijk
In Frankrijk wordt links wel voor deze keuze tussen een anti-kapitalistische of een antiliberale kracht gesteld. Na de verkiezingsnederlaag en de schok van de overwinning van Sarkozy lijkt er een reële mogelijkheid voor een nieuwe partij te bestaan, of in ieder geval voor een soort voorloper van een nieuwe partij of een verenigd front. Het politieke landschap is nog behoorlijk mistig maar er lijken twee wegen open te liggen.
In de eerste plaats heeft de LCR, na tot de conclusie te zijn gekomen dat ze geen landelijke partners heeft voor de vorming van een nieuwe antikapitalistische partij, voor de weg gekozen er zelf een op te bouwen, samen met de nieuwe geworven leden geworven tijdens de Besancenot campagne en met verschillende lokale groepen die zich aangetrokken voelen tot de LCR.
Tegelijkertijd heeft een vleugel van de Franse Communistische Partij samen met een stroming in de LCR en personen uit de eenheidscollectieven tegen de Europese grondwet een 'ruimte voor debat en nieuwe initiatieven' gekozen, wat de tot vereniging van de antiliberale krachten moet leiden. Misschien dat een stroming in de Parti Socialiste zich bij hen voegt; de leider van deze stroming – Jean-Luc Melenchon – heeft publiekelijk de mogelijkheid van een 'afsplitsing' van de partij geopperd.
In zowel Frankrijk als Italië ontwikkelt zich dus een kleinere, maar meer radicale, antikapitalistische partij naast een grotere antiliberale partij. Maar wat er in Frankrijk ook tot stand zal komen, het zal gedwongen zijn Sarkozy te bevechten. Als gevolg daarvan zal een antikapitalistische partij met de LCR als kern sterker zijn dan wat zich in Italië zal vormen. Een eventuele antiliberale partij of alliantie aldaar zal weer beduidend linkser zijn dan Die Linke in Duitsland en minder geneigd zijn om deel te nemen aan een regering samen met de sociaal-democratie- een vooruitzicht dat sowieso in de nabije toekomst niet tot de mogelijkheden behoort.
De toekomst van radicaal links in Europa zal in hoge mate beïnvloed worden door de ontwikkelingen in deze drie landen. Maar in de komende maanden zal de uitkomst van sociaal verzet en van een politieke hergroepering in Frankrijk beslissend kunnen zijn.
Reactie toevoegen