Als we dus kijken naar de sociale en economische gevolgen van de crisis verschilt Frankrijk weinig van andere Europese landen. Het grote verschil zit hem in de staat van links en de arbeidersbeweging – het is een politiek verschil. De Franse arbeidersbeweging is de economische crisis ingegaan met een niveau van strijdbaarheid dat we in Europa in de laatste 15 jaar niet meer gezien hadden. Sinds de massale stakingsbeweging in november-december 1995 is de Franse arbeidersbeweging relatief sterk en strijdbaar gebleven. Dit verzet was niet genoeg om het neoliberale offensief te stuiten maar kon het wel vertragen. Daarnaast zagen we terugkerende bewegingen van scholieren en studenten en de opstand van voornamelijk migrantenjongeren in de Franse steden in 2005. Deze vormen van verzet hielden aan, ongeacht of nu links of rechtse partijen aan de knoppen zaten.
Dit jaar vonden er drie landelijke massa-stakingen en demonstraties plaats in Frankrijk – op 29 januari, 19 maart en 1 mei. Elke keer waren er meer dan een miljoen mensen bij betrokken. Er is voortdurende strijd tegen neoliberale hervormingen in de gezondsheidszorg en tegen privatisering van de post. Op elke van deze punten is president Sarkozy gedwongen om al iets toe te geven. Maar de heftigste confrontaties vonden plaats rondom fabriekssluitingen en ontslagen. Meerdere keren werden locaties bezet en werden managers door boze arbeiders in gijzeling genomen – iets wat in Frankrijk een lange traditie heeft en nu de naam bossnapping heeft gekregen.
De protestbewegingen kunnen op brede steun van de publieke opinie rekenen. De drie landelijke actiedagen werden door tussen de 62 en 72 procent van de bevolking gesteund. 90 Procent vind dat bedrijven alleen overheidssteun zouden mogen krijgen als ze geen mensen ontslaan. Misschien nog opmerkelijker: 55 procent van de bevolking vind bossnapping een legitieme vorm van protest.
Politiek uitdrukking geven aan dit radicalisme is altijd al moeilijker geweest. Achttien maanden na de stakingen van 1995 stemden de bevolking tegen de rechtse regering maar kreeg ze een door de Parti Socialiste geleide regering met een door en door neoliberaal programma. Nadat de beweging voor het behoud van pensioenen was verslagen stemden de kiezers uit protest tegen de rechtse regering, opnieuw in groten getale op de PS in de regionale verkiezingen. Deze behaalde een enorme electorale overwinning maar deed er niks mee. Links van de PS bestond geen geloofwaardig electoraal alternatief, ook al stemt sinds 1995 een deel van het electoraat op meer radicale partijen. In de presidentsverkiezingen van 1995 kreeg de trotskistische partij Lutte Ouvriere meer dan 5 procent van de stemmen. In 1999 won een gecombineerde lijst van LO en de Ligue Communiste Revolutionaire 5 zetels in het Europees parlement, in de presidentsverkiezingen van 2002 ontvingen de LCR en LO kandidaten bijna 10 procent van de stemmen. Er bestond echter een schril contrast tussen de het aantal stemmen dat deze partijen ontvingen – ongeveer 3 miljoen in totaal – en de omvang van hun ledenaantal: samen minder dan 10.000. Wat de Communistische Partij betreft, de PCF is nog steeds een massapartij maar kalft af. Op nationaal niveau neemt haar score steeds verder af alhoewel in haar overgebleven bolwerken de partij nog steeds gemeenteraads- en parlementszetels winnen.
De afgelopen jaren begon de situatie echter te veranderen. Groepen links van de PS, zoals de PCF, de LCR en sommige Groenen verenigden zich met linkse stromingen in de PS voor de succesvolle campagne tegen de Europese Grondwet van 2005. Pogingen om deze eenheid te bewaren voor een gezamenlijke presidentskandidaat in de verkiezingen van 2007 faalden echter. In deze context van onenigheid won de LCR het beste resultaat: met het meest uitgesproken antikapitalistische programma en de beste kandidaat, Olivier Besancenot, wonnen zij meer dan 4 procent of anderhalf miljoen stemmen – beduidend meer dan enige andere radicaal-linkse kandidaat. De LCR nam toen een drastische stap. Aangezien er op nationaal vlak geen partners waren om mee samen te werken besloot de LCR zelf een nieuwe, bredere partij op te zetten en op lokaal vlak individuen en groepen aan te trekken. Deze aanpak was niet zonder risico maar bleek succesvol; in februari werd de Nouveau Parti Anticapitaliste opgericht met meer dan 9000 leden, drie keer zoveel als de LCR had.
In hetzefde tijdsvak brak in november 2008 een stroming rond Jean-Luc Melenchon, een van de leiders van de campagne tegen de Europese grondwet, met de PS en richtte de Parti du Gauche op.
Discussies voor een gezamenlijke lijst links van de PS voor de Europese verkiezingen hadden echter geen succes. De NPA heeft nu een eigen lijst en de Parti du Gauche heeft samen met de PCF en kleinere groepen, waaronder een aantal uit de NPA, een ‘links front’ opgericht. De twee meest zichtbare linkse campagnes zijn duidelijk die van het Links Front en de NPA. In de meest recente polls kan de NPA op 7 procent rekenen en het Links Front op 6 procent - alhoewel in sommige peilingen de marge ten voordele van de NPA groter is. In ieder geval moeten polls met een korrel zout genomen worden: het opkomstpercentage is laag - in 1999 was het 47 procent, in 2004 slechts 34 procent. Veel mensen die wel gaan stemmen hebben nog geen keuze gemaakt. Desondanks valt te verwachten dat de NPA een goed resultaat zal behalen en enkele zetels in het Europees parlement zal winnen. De uitslag voor het Links Front is moeilijker te voorspellen. Het totale voorspelde percentage voor de NPA, het Links Front en LO is nu rond de 15 procent. Als dat vergeleken wordt met voorspelde 20 tot 25 procent voor de PS word de potentiële steun voor antikapitalistische politiek duidelijk.
De campagnes van de NPA en het Links Front hebben een duidelijke Europese dimensie. Het Links Front vertrouwt op de banden met de Europese Linkse Partij en vooral met Die Linke in Duitsland. De NPA probeerde al voor de officiële oprichting de banden aan te halen met antikapitalisten verspreid over Europa en daarbuiten. Het afgelopen jaar werden er verschillende bijeenkomst van Europees antikapitalistisch links georganiseerd. De meest recente vond plaats in Straatsburg, ter gelegenheid van de anti-NATO protesten. De vergadering publiceerde een verklaring met de titel: ‘Het is niet aan het volk en de arbeiders om voor de crisis te betalen, de kapitalisten moeten betalen!’ De verklaring, ondertekend door een groot aantal organisaties, laat zien dat de bijeenkomsten concrete gevolgen hebben.*
Verschillende soorten organisaties hebben de verklaring ondertekend: sommige van de ondertekenaars zijn deel van internationale marxistische stromingen, andere zijn nieuwere, bredere partijen zoals de NPA, het Portugese Links Blok of de Scottish Socialist Party. Weer andere ondertekenaars vertegenwoordigen stromingen in brede partijen als Die Linke of de Griekse coalitie Syriza. Al met al is het een redelijke afspiegeling van wat er rondloopt aan antikapitalistisch links in Europa. Opvallend, en zeer positief, is de aanwezigheid van de Poolse Arbeidspartij - deze is opgericht in 2001 en zal deelnemen aan de verkiezingen.
Ook in andere landen hebben antikapitalisten verbanden gesloten voor de verkiezingen. In Zweden en België hebben verschillende revolutionair socialistische organisaties, waaronder de secties van de Vierde Internationale, gezamenlijke lijsten gevormd. De SSP neemt zelfstandig deel aan de verkiezingen en over heel Groot-Brittannië heeft de activistische vakbond van spoorweg en maritiem personeel, de RMT, het initiatief genomen voor de ‘N2EU – Yes2Democracy’ lijst – ook een lijst die socialisten uit verschillende stromingen samenbrengt. In Griekenland zijn er twee lijsten; een van Syriza en een van de nieuwe radicale coalitie Antarsia – Grieks voor ‘rebels’.
NPA woordvoerder Olivier Besancenot is aanvoerder van de lijst in de regio Parijs – de partij heeft bewust gekozen hem niet op een direct verkiesbare plaats te zetten om zijn persoonlijke rol niet nog groter te maken. In plaats daarvan vertegenwoordigt hij de NPA op internationale bijeenkomsten: in maart bijvoorbeeld in het kader van de campagne van het Portugese Linkse Blok en bij bijeenkomsten met honderden aanwezigen in Madrid en Portugal van Izquierda Anticapitalista – Antikapitalistisch Links – een nieuwe partij die deel zal nemen in verschillende regio’s in Spanje.
Tien jaar geleden lieten de Europese Verkiezingen de eerste tekenen zien van een bescheiden electoraal succes voor radicaal-linkse kandidaten in enkele landen. Wat de uitkomst van deze verkiezingen ook zal zijn – en er is reden voor enig optimisme – de groei en samenwerking van antikapitalistisch links heeft al een nieuwe impuls gekregen.
* De verklaring kan in het Engelse gevonden in International Viewpoint online, no. 411, April 2009,
Reactie toevoegen