Het door de Vierde Internationale aangenomen Manifest voor een ecosocialistische revolutie – Breken met kapitalistische groei werd in oktober 2025 in Manilla gepresenteerd tijdens een discussie tussen academici, activisten van sociale bewegingen en politieke organisaties. De bijeenkomst werd gezamenlijk georganiseerd door IIRE-Filipijnen en Partido Manggagawa. De onderstaande tekst is de toespraak van Daniel Tanuro, die het opstellen van het Manifest heeft gecoördineerd.
Tijdens haar laatste wereldcongres heeft de Vierde Internationale een document aangenomen met de titel Manifest voor een ecosocialistische revolutie – Breken met kapitalistische groei. Het doel van deze conferentie is niet om in detail op die tekst in te gaan, maar om de problemen die erin aan de orde worden gesteld te presenteren. Tot slot zal ik enkele ideeën aandragen voor een mogelijke concretisering in de Filipijnse context.
Uitgangspunt: de enorme dreiging van de 'ecologische crisis'
Het uitgangspunt is wat we de 'wereldwijde ecologische crisis' noemen. Wij zijn van mening dat die crisis ons confronteert met een ongekende existentiële bedreiging, niet alleen in de geschiedenis van het kapitalisme, maar ook in de geschiedenis van de mensheid.
Wetenschappers identificeren negen parameters die bepalend zijn voor de duurzaamheid van de mens op aarde:
- Klimaatverandering (voornamelijk als gevolg van de toenemende concentratie van CO2 in de atmosfeer, voornamelijk door de verbranding van fossiele brandstoffen);
- Het verlies aan biodiversiteit (dat momenteel sneller verloopt dan ten tijde van het uitsterven van de dinosauriërs, 60 miljoen jaar geleden);
- Luchtvervuiling door fijnstof (dat tal van aandoeningen aan de luchtwegen veroorzaakt);
- De vergiftiging van ecosystemen door 'nieuwe chemische stoffen' (radioactieve nucleïden, pesticiden, PFAS... en andere kankerverwekkende stoffen, waarvan sommige zich ophopen omdat ze niet – of slechts zeer langzaam – op natuurlijke wijze afbreekbaar zijn);
- De verandering in bodemgebruik en bodemdegradatie (ontbossing, erosie, verlies van voedingsstoffen, vernietiging van wetlands, enzovoort);
- De verzuring van de oceanen (met als gevolg het verdwijnen van koraalriffen, belangrijke plekken voor biodiversiteit);
- Zoetwatervoorraden;
- De verstoring van de stikstof- en fosforcycli (het overmatig gebruik van nitraten en fosfaten in de landbouw veroorzaakt een fenomeen dat eutrofiëring wordt genoemd: de overmatige groei van algen verarmt het water aan opgeloste zuurstof);
- De toestand van de ozonlaag in de stratosfeer (die ons beschermt tegen UV-straling).
Voor elk van deze parameters hebben wetenschappers een 'drempel' voor duurzaamheid vastgesteld. Die drempel is geen strikte grens, maar als we die overschrijden, komen we in een gevaarlijke zone terecht. Vijftien jaar geleden schatten onderzoekers dat drie drempels waren overschreden: CO2, biodiversiteit en stikstof. Momenteel schatten ze dat zeven drempels zijn overschreden. De enige indicator die zich positief heeft ontwikkeld, is de toestand van de ozonlaag (dankzij de invoering van adequate, niet-neoliberale reguleringsmaatregelen, om specifieke redenen die hier niet zullen worden uitgewerkt). Er is nog geen duidelijke drempelwaarde vastgesteld voor de luchtvervuiling door fijnstof.
Het volstaat om deze lijst met parameters door te nemen om te begrijpen dat de zogenaamde 'ecologische crisis' ook een grote sociale crisis is met potentieel enorme gevolgen. Die gevolgen zijn welbekend, vooral in de Filipijnen: hevigere tyfonen, frequentere stortregens, intensere droogtes, meer hittegolven, frequentere aardverschuivingen, frequentere overstromingen aan de kust en langs rivieren, stijging van de zeespiegel, enzovoort. Al deze verschijnselen worden erger en zullen nog erger worden als er niets verandert.
Afgezien van de ozonlaag zijn de andere ecologische aspecten van de crisis nauw met elkaar verbonden, en klimaatverandering neemt daarin een centrale plaats in. De opwarming van de aarde versnelt het verlies aan biodiversiteit, de verbranding van fossiele brandstoffen is een belangrijke oorzaak van luchtvervuiling door fijnstof, de verzuring van de oceanen is het gevolg van de toenemende concentratie van CO2 in de atmosfeer, ontbossing is de tweede bron van CO2-uitstoot, overtollige nitraten breken af en komen daarbij als een krachtig broeikasgas (stikstofoxide) vrij, pesticiden en PFAS zijn producten van de fossiele industrie (petrochemie)...
Wetenschappers waarschuwen al decennia voor een dreigende ramp, maar regeringen zijn vrijwel passief gebleven. Vandaag de dag ontkennen sommige staatshoofden, zoals Trump en Milei, openlijk de realiteit. Anderen nemen maatregelen die ruimschoots ontoereikend, ineffectief of zelfs contraproductief zijn; bovendien stellen ze hun eigen maatregelen ter discussie in naam van het concurrentievermogen.
Door die houding is de ramp niet langer louter een mogelijkheid. We zitten er al middenin en het gaat steeds sneller. Als er niets verandert, als er geen noodplan wordt uitgevoerd, zal ze onbeheersbaar worden. De fysieke toestand van de aarde zal veranderen en er zal geen weg terug meer zijn. De ramp zal uitgroeien tot een cataclysme, vergelijkbaar met die welke het uitsterven van de dinosauriërs veroorzaakte. Volgens recent onderzoek zou een opeenvolging van 'positieve terugkoppelingen' vanaf 2 °C opwarming voldoende kunnen zijn om de planeet op dat onomkeerbare pad te brengen.
De armste bevolkingsgroepen zijn niet verantwoordelijk voor de ramp, maar ze zijn wel de belangrijkste slachtoffers, vooral in de armste landen. Volgens het IPCC (AR6, werkgroep 2, volledig rapport) lijdt momenteel driekwart van de wereldwijde landbouwgrond opbrengstverliezen als gevolg van meteorologische droogte; 3 tot 3,5 miljard mensen worden zwaar getroffen door de klimaatverandering; vier miljard mensen lijden gedurende ten minste een deel van het jaar aan ernstige watertekorten. De meeste van die mensen leven in de armste landen. Hun voortbestaan wordt bedreigd.
Een gerenommeerde klimatoloog, voormalig covoorzitter van werkgroep 1 van het IPCC, verklaarde onlangs in een interview dat we bij het huidige tempo afstevenen op een stijging van de gemiddelde temperatuur op aarde met 4 °C in de komende decennia. Niemand weet precies hoe de aarde er in een dergelijke situatie uit zal zien, maar één ding is absoluut zeker: een zo warme planeet zal geen 8 miljard mensen kunnen ondersteunen, waarschijnlijk slechts de helft daarvan.
Het gezond verstand zou moeten dicteren dat er dringend drastische maatregelen op het gebied van sociale en ecologische rechtvaardigheid moeten worden genomen. Waarom is dat niet het geval? Wat is sterker dan het gezond verstand, sterker dan het collectieve overlevingsinstinct? Het antwoord is duidelijk: de jacht op winst, die onvermijdelijk leidt tot de productie van steeds meer goederen tegen steeds lagere kosten, waardoor steeds meer ongelijkheid en sociale discriminatie ontstaat.
Kapitalisme is een productivistisch systeem en dat productivisme is destructief. Sociaal kapitalisme bestaat niet. Groen kapitalisme bestaat om dezelfde reden ook niet. We moeten ons inspannen om uit dit absurde systeem te stappen. Als we dat niet doen, zal het de volksklassen verpletteren, de natuur waarvan wij deel uitmaken verminken en zelfs de mensheid vernietigen.
Een revolutie – een wereldwijde sociale, ecologische, feministische en antikolonialistische revolutie – is objectief noodzakelijk. Dat is het uitgangspunt van ons Manifest.
Een vernieuwd mondiaal historisch perspectief
Dat uitgangspunt is niet nieuw. Maar het impliceert een vernieuwd mondiaal historisch perspectief. In het Communistisch Manifest schreven Marx en Engels dat 'het proletariaat de politieke macht moet overnemen om de productiekrachten te vergroten'. Dat is vandaag de dag op mondiaal niveau geen haalbare optie meer. Zelfs een niet-groeiende economie is niet langer denkbaar. Op wereldschaal betekent het overschrijden van de drempels van de menselijke duurzaamheid op aarde duidelijk dat het kapitalisme ons te ver heeft gebracht. We moeten terug, punt uit. Het vergroten van de productiekrachten is eigen aan het kapitalisme. We moeten ze wereldwijd verminderen. Met andere woorden, economische krimp is objectief noodzakelijk. Die krimp is uiteraard niet ons maatschappelijk project: ecosocialisme is ons project. Wereldwijde economische krimp is geen eis: het is een beperking waarmee we rekening moeten houden bij de overgang naar een andere samenleving.
De noodzaak van wereldwijde degrowth lijkt volledig in tegenspraak met de situatie in een land als de Filipijnen en andere arme landen. In de Filipijnen blijven immers enorme sociale behoeften onvervuld. Een kwart van de bevolking lijdt aan ondervoeding. Het is essentieel om het onderwijssysteem, het gezondheidszorgsysteem, een systeem voor de distributie van drinkwater voor iedereen, enzovoort te ontwikkelen.
Die behoeften zijn volkomen legitiem. Niemand kan ze ontkennen, ze moeten worden vervuld. Dat vereist uiteraard een zekere vorm van economische groei. Om fatsoenlijke woningen voor iedereen te bouwen, is cement nodig. De productie van dat cement kost energie en veroorzaakt CO2-uitstoot. Om al die uitdagingen aan te gaan, is meer productiecapaciteit nodig, in het belang van de armste bevolkingsgroepen.
Dat betekent dat de mensheid de sociaal-ecologische crisis alleen het hoofd kan bieden door rekening te houden met een fundamenteel beginsel dat is vastgelegd in het UNFCCC: het beginsel van 'gemeenschappelijke maar gedifferentieerde verantwoordelijkheden en capaciteiten'. De ontwikkelde landen zijn verantwoordelijk voor de ramp en moeten de kosten daarvan dragen. Die landen beschikken over de nodige middelen. Ze moeten die overdragen. Ze moeten hun uitstoot met 15 procent per jaar verminderen. Dat is alleen mogelijk door een radicale economische krimp, zonder de arme bevolkingsgroepen in die landen te treffen.
De uitdaging van economische krimp betreft echter ook de arme landen. Het principe van 'gemeenschappelijke maar gedifferentieerde verantwoordelijkheden en capaciteiten' betekent namelijk niet dat die landen het ontwikkelingsmodel van de ontwikkelde landen kunnen volgen.
Dat model was – en is nog steeds – gebaseerd op fossiele brandstoffen en agro-industrie. De mondiale heersende klasse en de kapitalistische ‘elites’ in het Zuiden beweren dat dat extractivistische model zelfs de armste landen in staat zal stellen om de meest ontwikkelde landen in te halen. Dat is volstrekt onjuist. Als de arme landen dat 'ontwikkelingsmodel' blijven toepassen – zoals China dat doet – zal dat de ramp waar ze al onder lijden alleen maar verergeren en de transformatie van de ramp in een catastrofe versnellen. Het is meteen duidelijk dat het absurd is om op die weg door te gaan!
Gevolgen voor de armste landen
Dat brengt ons bij een belangrijke conclusie van ons Manifest:
Het discours van ‘het inhalen van het Zuiden ten opzichte van het Noorden’ is een illusie, een rookgordijn dat bedoeld is om de voortzetting van de kapitalistische en imperialistische uitbuiting, die de ongelijkheid vergroot, te verdoezelen. Gezien de toename van ecologische rampen verliest dat discours alle geloofwaardigheid. (...) Het is niet langer tijd voor een ‘inhaalslag’, maar voor wereldwijde verdeling. (...) Om in hun behoeften te voorzien, hebben de bevolkingen van de gedomineerde landen een ontwikkelingsmodel nodig dat radicaal tegengesteld is aan het imperialistische en productivistische model, een model dat de voorkeur geeft aan openbare voorzieningen voor het algemeen belang en niet aan de productie van goederen voor de wereldmarkt. Dat antikapitalistische en anti-imperialistische model onteigent de monopolies in de financiële sector, de mijnbouw, de energiesector en de agrovoedingssector en socialiseert ze onder democratische controle.
Het Manifest gaat nog verder. Het maakt een onderscheid tussen de zogenaamde 'opkomende' landen en de armere landen. Met name de Filipijnen, die gemiddeld 1,4 t CO₂/inwoner per jaar uitstoten, dat wil zeggen minder dan het wereldwijde gemiddelde van de uitstoot per inwoner dat nodig is om aan het Akkoord van Parijs te voldoen.
Dit is wat het Manifest over die landen zegt:
Vooral in de armste landen zal de noodzaak om aan de behoeften van de bevolking te voldoen gedurende een bepaalde periode een toename van de materiële productie en het energieverbruik vereisen. In het kader van een alternatief ontwikkelingsmodel en andere internationale uitwisselingen zal de bijdrage van die landen aan de wereldwijde ecosocialistische degrowth en het respect voor het ecologisch evenwicht bestaan uit:
Het opleggen van een rechtvaardige schadevergoeding aan de imperialistische landen.
Een einde maken aan de ostentatieve consumptie van de parasitaire elite.
Het bestrijden van ecocidale megaprojecten die zijn geïnspireerd door neoliberale kapitalistische beleidsmaatregelen, zoals gigantische oliepijpleidingen, faraonische mijnbouwprojecten, nieuwe luchthavens, offshore-olieputten, grote waterkrachtcentrales en immense toeristische infrastructuren die het natuurlijke en culturele erfgoed toe-eigenen ten gunste van de rijken.
Een ecologische landbouwhervorming doorvoeren om de agro-industrie te vervangen. De vernietiging van biomen door veehouders, palmolieplanters, de agro-industrie in het algemeen en de mijnbouw, 'boscompensatie' (REDD- en REDD+-projecten) en ‘visserijovereenkomsten’ die visbestanden aanbieden aan multinationale industriële visserijbedrijven, enzovoort weigeren.
We hebben vastgesteld dat deze ontwikkelingsweg (ecosocialistische degrowth) in tegenspraak is met de productivistische benadering van het Communistisch Manifest. Maar ze is geenszins in tegenspraak met het marxisme. Marx zelf is namelijk van mening veranderd.
De Marx van het Communistisch Manifest beschouwde de emancipatie van de uitgebuitenen en onderdrukten als afhankelijk van de groei van de productiekrachten. Twintig jaar later beschouwt de Marx van Het Kapitaal emancipatie als afhankelijk van een rationeel beheer van de uitwisseling van materie tussen de mensheid en de rest van de natuur. Dat is 'de enige mogelijke vrijheid', zegt hij. Hij was niet langer productivistisch, noch een bewonderaar van technologie in het algemeen. Integendeel, hij hekelde de alliantie tussen de agro-industrie en de grote industrie, die 'de twee bronnen van alle rijkdom ruïneert: de aarde en de arbeider'.
En dat was nog niet het einde van zijn evolutie. Twintig jaar later, aan het einde van zijn leven, stelt Marx in zijn brief aan de Russische populiste Vera Zassoulitch duidelijk dat de 'landelijke commune', in de landen waar die bestaat, en dankzij de alliantie met de arbeidersklasse van de ontwikkelde landen, een socialistische samenleving kan opbouwen zonder via het kapitalisme te gaan. Die laatste ontwikkeling in zijn denken is vandaag de dag van groot belang, met name met het oog op de strijd van inheemse volkeren.
Wij beschouwen ons ecosocialistisch Manifest dan ook als een voortzetting en verdieping van die ontwikkeling in het denken van Marx.
Een vernieuwd overgangsprogramma: vrouwen, boeren, inheemse volkeren
Het nieuwe anti-productivistische perspectief van ons Manifest impliceert een inspanning om ons programma te vernieuwen, dat wil zeggen onze visie op de wereld waarvoor we strijden, onze eisen en onze strategie. Ik kan niet al die aspecten in detail uitwerken.
De wereld waarvoor we strijden is het onderwerp van hoofdstuk drie van ons document. Dat hoofdstuk is essentieel. Het is gebaseerd op het idee dat, zodra de fundamentele behoeften democratisch zijn vervuld, het zijn belangrijker is dan het hebben.
Wat betreft de overgangseisen die een brug vormen naar de nieuwe samenleving, blijven we trouw aan de methode die door Leon Trotski is uitgestippeld. We nemen de eisen die hij heeft geformuleerd – zoals de onteigening van grote kapitalistische concerns, de verkorting van de arbeidstijd, arbeiderscontrole, enzovoort – over, maar we verbreden het toepassingsgebied van zijn methode.
We verbreden het toepassingsgebied omdat we alle sociale bewegingen beschouwen als een integraal onderdeel van de klassenstrijd. Sta mij nog een citaat uit ons document toe:
De klassenstrijd is geen kille abstractie. (...) ‘De werkelijke beweging die de huidige toestand afschaft’ (Marx) definieert haar en wijst de actoren aan. De strijd van vrouwen, LHBTQI+-personen, onderdrukte volkeren, mensen van kleur, migranten, boeren en inheemse volkeren voor hun rechten staat niet los van de strijd van arbeiders tegen de uitbuiting van arbeid door bazen. Ze maken deel uit van de levende klassenstrijd. Ze maken er deel van uit omdat het kapitalisme de patriarchale onderdrukking van vrouwen nodig heeft om de meerwaarde te maximaliseren en de sociale reproductie tegen zo laag mogelijke kosten te verzekeren. Het heeft de discriminatie van LHBTI+-personen nodig om het patriarchaat te bekrachtigen. Het heeft structureel racisme nodig om de plundering van de periferie door het centrum te rechtvaardigen. Het heeft onmenselijk 'asielbeleid' nodig om het industriële reservekorps te reguleren. Het moet de boerenbevolking onderwerpen aan de dictaten van de agro-industrie die junkfood produceert, om de prijs van de arbeidskrachten te drukken. En het moet de respectvolle relatie die menselijke gemeenschappen nog steeds met zichzelf en met de natuur onderhouden, elimineren om die te vervangen door zijn individualistische ideologie van overheersing, die het collectief in een automaat verandert en het levende in een dood ding.
Het Manifest geeft een centrale plaats aan feministische eisen. Vrouwen ‘zorgen’ meer dan mannen. De redenen hiervoor zijn onderwerp van discussie onder feministen: is dat te wijten aan hun vrouwelijke aard of aan patriarchale onderdrukking? Wij denken dat patriarchale onderdrukking de bepalende factor is, maar dat is hier niet de vraag. Het belangrijkste hier is dat ‘voor anderen zorgen’ iets is wat we dringend nodig hebben: om de eco-sociale catastrofe te bestrijden, moeten we namelijk voor mensen en de natuur zorgen.
Zorgen houdt in dat we het centrale belang van sociale reproductie ten opzichte van productie erkennen. Dat belang kan alleen maar toenemen in de context van de noodzakelijke ommezwaai naar een rechtvaardige en ecosocialistische degrowth. Het is geen toeval dat rechts, extreemrechts en reactionaire krachten in het algemeen vandaag de dag de rechten van vrouwen, en met name hun recht op beschikking over hun lichaam en hun reproductieve vermogens, fel aanvallen. Virilisme en machismo worden uiteraard door extreemrechts gebruikt en aangemoedigd als wapens om vrouwen te domineren. Maar die dominantie over vrouwen maakt deel uit van een groter reactionair project om de samenleving te domineren en de natuur toe te eigenen door het kapitaal. Uiteindelijk getuigt het toenemende geweld tegen vrouwen (en LHBT+-personen) van de vastberadenheid van de heersende klasse om met alle middelen haar systeem van uitbuiting van arbeid en natuur te verdedigen.
Het belang dat aan inheemse volkeren wordt gehecht, illustreert onze vernieuwde benadering van het overgangsprogramma. Hoewel inheemse volkeren een minderheid vormen binnen de wereldbevolking, bewijzen ze dat een andere relatie tussen de mensheid en de rest van de natuur mogelijk is. Hun getuigenis heeft dus een enorme ideologische betekenis. Citaat:
Met name inheemse volkeren en traditionele gemeenschappen lopen voorop in de strijd tegen de destructieve overheersing van het kapitalisme over hun lichamen en hun grondgebied. In veel regio's lopen ze zelfs voorop in nieuwe revolutionaire bewegingen van de lagere klassen. Daarom erkennen we dat ze een fundamenteel onderdeel vormen van het revolutionaire subject van de 21e eeuw.
Om dezelfde redenen hecht het Manifest ook groot belang aan de strijd en de eisen van kleine boeren tegen de agro-industrie. Citaat:
Er is een proactief beleid nodig om de ontbossing een halt toe te roepen en de agro-industrie, de industriële plantages en de grootschalige visserij te vervangen door respectievelijk agro-ecologie, eco-bosbouw en ambachtelijke visserij. (...) Voedselsoevereiniteit, in overeenstemming met de voorstellen van La Via Campesina, is een belangrijke doelstelling. Dat vereist een radicale landbouwhervorming: het land moet worden toegewezen aan degenen die het bewerken, met name vrouwen. Onteigening van grootgrondbezitters en de kapitalistische agro-industrie die goederen voor de wereldmarkt produceren. Verdeling van het land onder boeren en landloze boeren (gezinnen of coöperaties) voor biologische landbouwproductie.
Een vernieuwde strategie
Een vernieuwd programma impliceert logischerwijs een vernieuwde strategie. Het Manifest breekt met de dogmatische visie op de klassenstrijd als de actie van een industriële arbeidersklasse, die voornamelijk uit mannen bestaat, geobjectiveerd en geïdealiseerd is. Niet alleen maakt de strijd van vrouwen, jongeren, inheemse volkeren, kleine boeren, migranten en LHBT+-personen integraal deel uit van de klassenstrijd, maar spelen ze in bepaalde omstandigheden zelfs een beslissende rol. Neem bijvoorbeeld Greta Thunberg: als ze de Atlantische Oceaan oversteekt en 500.000 mensen in Montreal mobiliseert voor een klimaatdemonstratie, of als ze naar Gaza vaart om de Israëlische blokkade te doorbreken, staat die jonge vrouw in de voorhoede van de klassenstrijd!
Bovendien draagt die strijd bij aan het bestrijden van de productivistische ideologie binnen de arbeidersklasse. Dat punt werd trouwens door Lenin naar voren gebracht in zijn strijd tegen het 'arbeidersisme' en het ‘economisme’. In Wat te doen? schreef hij: 'Het politieke klassenbewustzijn kan de arbeiders alleen worden bijgebracht buiten de economische strijd om, buiten de sfeer van de verhoudingen tussen arbeiders en bazen. Het Manifest benadrukt in het laatste hoofdstuk dan ook het belang van een strategie die gebaseerd is op samenlopen en onderlinge afstemming van de strijd. De weg is bezaaid met hindernissen, omdat elke sociale beweging haar eigen ritme en specifieke kenmerken heeft. Mede om die reden is het van cruciaal belang om politieke partijen op te richten met leden die actief zijn in verschillende sociale bewegingen.
Een noodplan voor het klimaat en sociale rechtvaardigheid in de Filipijnen?
We hebben gezien dat het Communistisch Manifest geen eindpunt was, maar een uitgangspunt in het denken van Marx en Engels. Hetzelfde geldt voor ons Ecosocialistisch Manifest, ook al heeft het natuurlijk niet dezelfde historische ambitie!
In werkelijkheid is ons Manifest niets meer dan een diagnose, een daaruit voortvloeiend perspectief en enkele strategische en programmatische richtlijnen. Die richtlijnen moeten worden geconcretiseerd en verder uitgewerkt op het niveau van de verschillende landen en groepen van landen.
Volgens het World Risk Report 2017 zijn de Filipijnen het derde meest kwetsbare land voor klimaatverandering. Niet alleen zijn en zullen de armen de belangrijkste slachtoffers zijn, maar de ramp zal ook nieuwe armen creëren en een spiraal van kwetsbaarheid en sociale ongelijkheid in stand houden. In die context zou de concretisering van het Manifest kunnen bestaan uit het opstellen van een 'Noodplan voor het klimaat en sociale rechtvaardigheid'. Het doel zou moeten zijn om de belangrijkste sociale en ecologische problemen aan te pakken, rekening houdend met de extreme urgentie van een coherente, geplande en onmiddellijke reactie.
Er is een bekend boek van Eduardo Galeano getiteld De open aderen van Latijns-Amerika. In werkelijkheid zijn ook de aderen van de Filipijnen open, om dezelfde redenen: kolonialisme (door dezelfde kolonisator) en imperialistische plundering met medewerking van de corrupte lokale 'elites'. De situatie is zelfs nog erger dan Galeano beschrijft, want niet alleen worden Filipijnse arbeidskrachten en natuurlijke hulpbronnen geplunderd, maar bovendien krijgen de Filipijnen ook nog eens de volle laag van de eco-sociale ramp die door de kapitalistische mogendheden is veroorzaakt.
Hoe zou een noodplan voor het klimaat en sociale rechtvaardigheid eruit kunnen zien? Gezien wat we de afgelopen dagen hebben besproken, zou het alternatief kunnen bestaan uit een radicale landbouwhervorming die gericht is op het algemeen invoeren van agro-ecologie, met respect voor de rechten van inheemse volkeren en bescherming van de biodiversiteit. Twintig procent van de beroepsbevolking werkt in de landbouw en 60 procent in de (voornamelijk informele) dienstensector. De grondkwestie is van cruciaal belang om de leegloop van het platteland, de onhoudbare groei van een megapolis als Manilla en zijn sloppenwijken, de emigratie van miljoenen jongeren (voornamelijk vrouwen) naar de Golfstaten en andere regio's, en de gezondheidsproblemen als gevolg van vervuiling en milieuvernietiging een halt toe te roepen en indien mogelijk om te keren.
De uitdagingen zijn enorm en mogen niet worden onderschat. Ze vragen om structurele oplossingen. Naar mijn mening zou een radicale en democratische landhervorming de centrale pijler kunnen vormen van een plan dat tegemoetkomt aan de fundamentele behoeften op het gebied van gezondheidszorg, water, huisvesting, sanitaire voorzieningen en onderwijs.
Laten we als voorbeeld eens kijken naar de bedreigingen voor Manilla en omgeving. Die bedreigingen zijn het gevolg van een combinatie van toenemende armoede (als gevolg van het kapitalistische ontwikkelingsmodel), versnelde bodemdaling (als gevolg van overmatig grondwateronttrekking), zeespiegelstijging en intensievere tyfoons (beide gerelateerd aan klimaatverandering). We spreken van een 'relatieve zeespiegelstijging' als we de effecten van de wereldwijde zeespiegelstijging, stormvloeden en bodemdaling bij elkaar optellen. Wetenschappers schatten die relatieve stijging in de baai van Manilla op 60 cm in de afgelopen eeuw (drie keer de wereldwijde zeespiegelstijging). Tegen 2050 zou deze stijging kunnen oplopen tot 2,04 meter. Een dergelijke stijging zou alleen al in Metro Manilla 60 tot 80 vierkante kilometer permanent onder water zetten. Er moet worden benadrukt dat deze cijfers geen rekening houden met het toenemende risico op overstromingen als gevolg van de toename van hevige regenval en slechte ruimtelijke ordening (ontbossing, enzovoort), noch met de mogelijke gevolgen van een (waarschijnlijke) ontwrichting van een deel van de Antarctische ijskap!
Een groot deel van de sloppenwijkbewoners woont in de meest kwetsbare gebieden van de baai van Manilla. Miljoenen arme mensen worden bedreigd, met name vrouwen, kinderen en ouderen. Dijken en andere voorzieningen zullen niet volstaan om het gevaar af te wenden. Integendeel, een dergelijke aanpak, die gericht is op het handhaven van de status quo, zou de situatie kunnen verergeren (wat het IPCC 'maladaptatie' noemt: een aanpassing die de risico's vergroot). Vooral als die op technocratische wijze wordt uitgevoerd, zonder democratische controle of participatie van de gemeenschappen.
De hervestiging van miljoenen mensen lijkt onvermijdelijk. Maar ook dat moet op een sociale en democratische manier worden georganiseerd. Rampen worden vaak door regeringen gebruikt om arme bevolkingsgroepen te verdrijven. Voor zover ik weet, is dat het geval in Manilla. Volgens sommige studies zijn 6.000 huishoudens geherhuisvest in gebieden zonder toegang tot essentiële voorzieningen, die zijn veranderd in nieuwe sloppenwijken. Het laatste rapport van het IPCC vermeldt dat in Manilla 'de fragmentatie van de stedelijke infrastructuur, die bedoeld was om de klimaatbestendigheid te bevorderen, slechts heeft geleid tot een marginale vermindering van de kwetsbaarheid, waarbij de toegenomen kwetsbaarheid van de uitgesloten gemeenschappen de verminderde kwetsbaarheid van de meer welvarende gemeenschappen ruimschoots compenseert'. De reden hiervoor is politiek: 'aanpassingsplannen worden voornamelijk beoordeeld op hun economische en financiële haalbaarheid', aldus het IPCC.
Hervestiging en andere aanpassingsmaatregelen zijn dringende vereisten die een duidelijk engagement voor sociale rechtvaardigheid, ecologie en democratie vergen. Hervestiging vereist met name planning, publiek eigendom van grond, overheidsbedrijven om fatsoenlijke woningen te bouwen in een kwalitatief hoogwaardige stedelijke omgeving, en controle door de bevolking om corruptieschandalen te voorkomen. Meer in het algemeen impliceert hervestiging een ontwikkelingsmodel dat breekt met de verschillende vormen van extractivisme (mijnbouw, agro-industrie en industriële visserij) die schadelijke en ongelijke onderontwikkeling in de hand werken (het feit dat de Filipijnen niet zelfvoorzienend zijn op het gebied van rijstproductie is veelzeggend). Met andere woorden, de strijd tegen sociaal-ecologische bedreigingen vereist maatregelen die de regels van het kapitalisme ter discussie stellen.
Een strijd om de politieke macht
Het belichten van urgente problemen en die koppelen aan antikapitalistische oplossingen was de overgangsmethode die Lenin gebruikte in zijn beroemde tekst De dreigende catastrofe en hoe die te bestrijden. We zouden die tekst allemaal opnieuw moeten lezen, want hij is een bron van inspiratie.
Een dergelijk noodplan, dat is gebaseerd op de belangrijkste onmiddellijke eco-sociale problemen en bedreigingen, lijkt misschien overdreven of zelfs onrealistisch. Maar helaas is het zeer waarschijnlijk dat de ontwikkeling van de catastrofe de relevantie en urgentie ervan voor een steeds groter deel van de bevolking zal aantonen.
Dat besef zou wel eens langzamer kunnen komen dan in Rusland tussen juli en oktober 1917 (Lenin schreef De dreigende catastrofe in september 1917). Dat komt doordat het tempo van de eco-sociale ramp op dit moment nog relatief laag is. Maar dat tempo is niet lineair, een plotselinge versnelling is waarschijnlijk. We moeten krachtig aan de alarmbel trekken:
- Zoals ik al eerder heb vermeld, is de kans dat een enorme gletsjer in Antarctica (de Totten-gletsjer) afbreekt zeer groot. Niemand weet wanneer dat zal gebeuren, maar wetenschappers beschouwen het als onvermijdelijk en dat afbreken zal een onmiddellijke stijging van de zeespiegel met minstens 1,5 m veroorzaken.
- Volgens het IPCC zouden de opwarming van de aarde en het verdwijnen van de koraalriffen bijvoorbeeld kunnen leiden tot een daling van 50 procent van het maximale vispotentieel van de Filipijnse wateren tegen 2050, in vergelijking met de niveaus van 2001-2010.
- Volgens het World Resources Institute zal het land tegen 2040 te maken krijgen met een ernstig watertekort, met alle gevolgen van dien, met name voor de landbouw (een daling van 10 procent van de rijstopbrengst per graad Celsius opwarming).
Een dergelijk noodplan voor sociale en ecologische rechtvaardigheid is natuurlijk alleen denkbaar als het deel uitmaakt van een strijd om de politieke macht. De uitvoering van het plan veronderstelt namelijk een regering die gebaseerd is op de behoeften en de mobilisatie van de volksklassen, en die breekt met kapitalistische dogma's, corruptie, extractivisme en de dictatuur van het financieel kapitaal.
Een dergelijke regering zou moeite hebben om weerstand te bieden aan het imperialisme als ze geïsoleerd zou blijven, maar de grote gelijkenis tussen de situaties in Zuidoost-Azië (de bedreigingen voor Jakarta en Ho Chi Minhstad zijn zeer vergelijkbaar met die voor Manilla) geeft hoop op een uitbreiding van de strijd naar meerdere landen.
Onze grootste wens is dat ons Manifest de linkse partijen en sociale bewegingen aanmoedigt om een dergelijk alternatief uit te werken en zich daarachter te scharen.
Foto: Sloppenwijken en wolkenkrabbers aan de kust van Manilla.
Dit artikel stond op ESSF. Nederlandse vertaling redactie Grenzeloos.
Reactie toevoegen