Nieuw Links: het ontstaan van een radicale traditie

De verwoestende oorlogen die de twintigste eeuw in hun greep hielden, waren een centraal punt van zorg voor de Europese socialistische linkerzijde. In de jaren vóór het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog organiseerden Europese socialistische partijen internationale congressen die zich vooral richtten op het weerstaan van de oorlogsdreiging en het verdedigen van de vrede. Op zo'n congres, in Stuttgart in 1907, zwoeren ze dat als Europese regeringen zo roekeloos zouden zijn om het continent in een oorlog te storten, de arbeidersbeweging het conflict zou gebruiken om het einde van het kapitalisme en de komst van het socialisme te bespoedigen.

Maar van een bron van eenheid werd die oproep tot vrede al snel een oorzaak van diepe verdeeldheid. Met name linkse socialisten waren in 1914 geschokt toen de ene na de andere socialistische partij voor oorlogskredieten stemde, aangevoerd door de grootste en meest prestigieuze: de Sociaaldemocratische Partij van Duitsland.

Toen ze in 1917 de macht grepen en in 1919 een nieuwe Communistische Internationale oprichtten, riepen de Russische Bolsjewieken brood, land en vrede uit tot hun belangrijkste doelstellingen. Ze brachten hun roep om vrede in de praktijk door Rusland in maart 1918 uit de oorlog te halen. Nieuwe communistische partijen in heel Europa sloten zich aan bij de oproep van de bolsjewieken. Maar tegen het einde van de jaren 1920 waren ook de communisten verdeeld door oorlogs- en vredesvraagstukken, toen de Duitse Communistische Partij de eenheid met de sociaaldemocraten tegen het opkomende nazi-gevaar afwees. Dat maakte de weg vrij voor Hitlers machtsovername in 1933 en slechts zes jaar later voor alweer een wereldoorlog.

Net als in 1914 zetten de tegenslagen van de late jaren 1920 en 1930 veel linkse socialisten aan tot herbezinning en reorganisatie. In New Lefts: The Making of a Radical Tradition probeert Terence Renaud, voorheen docent geschiedenis aan Yale en de Universiteit van Chicago en nu verbonden aan de Universiteit Leiden, de ontwikkeling van West-Europese stromingen links van de sociaaldemocratie en het stalinistische communisme sinds de jaren twintig in kaart te brengen. Renauds taak is uitdagend. Zoals hij erkent, oefende elk van de talloze verschillende radicale linkse stromingen 'zijn eigen, karakteristieke soort links uit' (p. 285). Hij vertelt het verhaal van diverse van die verschillende stromingen, waarbij hij zich concentreert op het Duitsland van de jaren 1930 tot de jaren 1960, maar hij besteedt met name ook aandacht aan Frankrijk, Groot-Brittannië en Spanje; tegen het einde brengt Renaud zijn verhaal kort naar het heden.

Het resultaat is een leesbaar, leerzaam en provocerend boek. Vrijwel geen wetenschapper zal er niets nieuws in vinden. Gezien de schaarste aan wetenschappelijke teksten met dit brede bereik en deze diepgaande visie, zal New Lefts nuttig zijn als leesvoer voor cursussen over West-Europees links en zelfs over moderne West-Europese geschiedenis in het algemeen.

Renauds grootste uitdaging, gezien de uitgestrektheid en diversiteit van uiterst links in West-Europa in de landen die hij bespreekt, is het kiezen van specifieke stromingen om op in te zoomen. Hij pakt dat op twee manieren aan. Ten eerste belicht hij één internationale school van radicaal denken in verschillende landen die volgens hem de kernprincipes belichaamt van wat hij 'ultralinks' noemt (al bedoelt hij dat positief): een stroming die soms ook wel radencommunisme wordt genoemd. Deze radicalen, die socialistische activisten en denkers uit de hele eeuw verenigden, van Anton Pannekoek in Nederland tot Daniel Cohn-Bendit in Frankrijk en Duitsland, concludeerden dat de partijvorm zelf leidde tot degeneratie in electoralistisch elitarisme of bureaucratische dictatuur van bovenaf, en dat die volledig verworpen moest worden ten gunste van de basisdemocratie van arbeidersraden (sovjets).

Renaud maakt overtuigend duidelijk dat de radencommunisten uit de jaren 1920 en de Franse groep Socialisme ou Barbarie uit de jaren 1940 die basisopvatting deelden met een groot deel van radicaal uiterst links van de generatie van 1968. Cohn-Bendit's bewustzijn van die fundamentele continuïteit schijnt door in de titel van het boek dat hij samen met zijn broer schreef ‒ Linksradicalisme, remedie tegen een verkalkt communisme ‒ een openlijke en rake reactie op Lenins scheldkanonnade uit 1920 tegen de radencommunisten, De linkse stroming, een kinderziekte van het communisme.

In plaats van het grootste deel van zijn boek te wijden aan die radencommunisten, besteedt Renaud echter veel meer pagina's aan een andere hoek van radicaal links: een Duitse groep in de jaren 1930 en 1940 (eerst in Duitsland, later voornamelijk in ballingschap) genaamd Neu Beginnen. Zijn argument is dat Neu Beginnen dezelfde basisimpulsen had als de radencommunisten en de stroming van Cohn-Bendit na 1968. Hier is hij minder overtuigend.

Neu Beginnen heeft nooit een principieel standpunt tegen partijen ingenomen. Gedurende het grootste deel van de jaren 1930 drong de groep aan op eenheid tussen de Duitse sociaaldemocratische en communistische partijen, eerst door heimelijke infiltratie in beide, later door meer openlijke agitatie (waar en wanneer de fascistische repressie dat toeliet). Verafschuwd door de stalinistische misdaden later in de jaren 1930, werkte Neu Beginnen in toenemende mate uitsluitend in sociaaldemocratische milieus. Eind jaren 1940 keerden ze terug naar de gelederen van de sociaaldemocratische partij en in 1959 werden ze in Bad Godesberg prominente voorvechters van een sociaaldemocratie die het marxisme afzwoer en de parlementaire democratie en een sociale markteconomie omarmde.

De verschuiving naar rechts van deze wedergeboren sociaaldemocraten in Bad Godesberg leidde tot een botsing met jonge radicalen uit de jaren zestig die diepgaande kritiek hadden op kapitalistische markten en instellingen ‒ met name gedreven (in een echo van 1914) door afkeer van sociaaldemocratische steun voor oorlogen in Algerije en Vietnam. New Lefts presenteert die ironische ontknoping tot in het kleinste detail. Hoe fascinerend het verhaal van Neu Beginnen echter ook is, het eindigt als een uitweiding buiten de geschiedenis van radicaal links.

Renauds pogingen om de bredere geschiedenis van West-Europees radicaal links in de mallen van het radencommunisme en Neu Beginnen te passen, maakt zijn benadering minder plausibel. Het boek eindigt in een atypische oecumenische toon met de conclusie: 'De nieuwe linkse partijen van deze eeuw zullen ongetwijfeld partijvormen en niet-partijvormen combineren' (p. 294). Maar hoewel radicaal links in de twintigste eeuw vaker wel dan niet reageerde op de tekortkomingen van de sociaaldemocratie en het stalinisme met pogingen om nieuwe, betere radicaal-linkse partijen op te bouwen, negeert of bagatelliseert New Lefts die pogingen meestal of probeert ze op te nemen in zijn eigen anti-partij schema.

In zijn hoofdstuk over de Catalaans/Spaanse Marxistische Partij van de Arbeiders Eenheid (POUM) ‒ een inspirerend voorbeeld, bekend dankzij George Orwells Saluut aan Catalonië (1938) ‒ vermeldt Renaud bijvoorbeeld niet dat een stroming binnen de POUM (rond Joaquín Maurín) voortkwam uit de dissidente communistische volgelingen van de Rus Nikolai Bukharin en de Duitser Heinrich Brandler. (Renaud vermeldt wel dat de andere belangrijke stroming van de POUM bestond uit dissidente trotskisten).

Het is waar dat de POUM diep geworteld was in instellingen van basisdemocratie ‒ maar dat waren de Russische bolsjewieken aanvankelijk ook, zoals Samuel Farber, in Before Stalinism (1990), Simon Pirani, in The Russian Revolution in Retreat (2008) en David Mandel, in The Petrograd Workers in the Russian Revolution (2018), in detail hebben aangetoond. Wat Renaud beschrijft als het 'neolinkse experiment in anti-autoritaire organisatie' (p. 112) van de POUM-militie had ook parallellen in het vroege Russische Rode Leger.

Renaud heeft wel waardering voor Orwells verheerlijking van de POUM ‒ maar zonder te vermelden, zoals Orwell deed, dat Orwell lid werd van de POUM-militie op aandringen van de Independent Labour Party, de Britse groep waartoe Orwell behoorde. De verslagen van New Lefts over andere radicale pogingen tot partijvorming zijn korter door de bocht.

In het geval van Duitsland, bijvoorbeeld, doet het boek de Socialistische Arbeiderspartij (SAP) (de partij van de latere sociaaldemocratische kanselier Willy Brandt) en de Communistische Partij Oppositie (KPO) af als 'splintergroeperingen' (p. 73, 152), ook al waren beide organisaties in de jaren 1930 aanzienlijk groter dan Neu Beginnen en speelden ze even belangrijke rollen in de geschiedenis die Renaud vertelt. Wat betreft de Franse Verenigde Socialistische Partij (PSU), Renaud noemt het 'de belangrijkste stroming van gematigd socialisme in dat land' (p. 18) ‒ zonder te erkennen dat het de grootste politieke organisatie was die de beweging van mei 1968 steunde, en dat haar studentenleider Jacques Sauvageot een sleutelrol speelde in mei aan het hoofd van de Nationale Unie van Franse Studenten (UNEF).

De problemen met linkse partijen zijn net zo hardnekkig als Renaud beschrijft en geen enkele andere partij heeft een volledig overtuigende oplossing gevonden voor de kwalen die de sociaaldemocratische en communistische partijen hebben geteisterd. Maar ook de basisbewegingen die zich verre hebben gehouden van partijpolitiek hebben dat niet gedaan. In de woorden van Renaud heeft elke radicaal linkse stroming 'gefaald in het oplossen van het dilemma van het in stand houden van interne democratie' (p. 278). Het is begrijpelijk dat Renaud de nadruk legt op Occupy en Black Lives Matter als hij zijn verhaal naar de eenentwintigste eeuw brengt.

Als hij echter oprecht openstaat voor combinaties van 'partij- en niet-partijvormen', had hij de dilemma's kunnen analyseren waarmee de vergelijkbare Spaanse protestbeweging Indignades worstelde toen de partij Podemos probeerde haar energie in de politieke arena in te zetten, en waarmee de Portugese protestbeweging Que se lixe a Troika! [Fuck de Trojka!]werd geconfronteerd toen het Linkse Blok iets soortgelijks probeerde te doen in de politiek van dat land. Misschien schrijft iemand anders wel het boek dat Renaud niet heeft geschreven en komt er een completer en overtuigender verslag van de Europese radicaal-linkse geschiedenis.

Terence Renaud, New Lefts: The Making of a Radical Tradition, Princeton, NJ: Princeton University Press, 2021.

Soort artikel

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop