Op 6 december 2011 werd in België de regering van Di Rupo beëdigd. 541 dagen duurde het formatie beraad, een wereldrecord. In het regeerakkoord zijn harde bezuinigingen opgenomen waarop zowel de Belgische werkgevers als de Europese Unie en de financiële markten hadden aangedrongen.
De federale regering is een coalitie van christendemocraten ( CD&V/cdH), sociaaldemocraten (PS/sp.a) en liberalen (Open VLD/MR). Ze wordt geleid door de Waals-Belgische Elio Di Rupo. De akkoorden over de splitsing van het tweetalige arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde (BHV) de nieuwe financieringswet van Gemeenschappen en Gewesten en bevoegdheidsoverdrachten naar de Gewesten en Gemeenschappen openden de weg naar het regeerakkoord.
Na de val van de regering Leterme werden er op 13 juni 2010 vervroegde verkiezingen uitgeschreven. De rechts nationalistische N-VA werd de grootste partij in Vlaanderen (28,20 procent). Aan Franstalige kant werd dat de PS (36,60 procent).
Op 11 oktober werd een akkoord bereikt over de communautaire kwesties. Twee dagen later werd beslist, op aandringen van de liberalen en de christendemocraten, dat de groene partijen niet deel zouden nemen aan verdere onderhandelingen. De Vlaamse Groenen beloofden wel het communautair akkoord te ondersteunen. Op 26 november 2011 bereikten de zes overige partijen een akkoord over de begroting. Op 10 december kreeg de regering van 13 ministers en 6 staatssecretarissen het vertrouwen van het parlement.
Radicaal neoliberaal programma
Het regeerakkoord bevat een nooit geziene aanval op de sociale rechten van de arbeidersklasse. De belangrijkste besparingen zijn te vinden in de regeling voor pensioenen en in de werkloosheid. De minimale pensioenleeftijd wordt opgetrokken van 60 tot 62 jaar. Vervroegd pensioen (brugpensioen) wordt enkel mogelijk na 40 jaar werken en vanaf 60 jaar. Duizenden arbeiders zullen gedwongen worden in de ziektewet te gaan wegens gezondheidsproblemen. De werkloosheidsuitkering wordt lager bij langdurige werkloosheid. Het begrip ‘passende betrekking’ wordt herzien, een werkzoekende zal nu werk moeten aanvaarden tot op een afstand van 60 kilometer (vroeger was dat 25 kilometer) ongeacht de reistijd naar het werk.
Er zullen door de verplichte langere arbeid van ouderen, minder banen vrij komen voor jongeren. Bovendien krijgen schoolverlaters minder snel een wachtuitkering, hun ‘gedrag’ wordt in die periode van die wachtuitkering ‘geëvalueerd’ en die uitkering wordt beperkt tot drie jaar.
Er wordt ook bespaard op de gezondheidszorg, defensie, de spoorwegen en de post. Donaties voor ontwikkelingssamenwerking worden bevroren.
In naam van een soort feminisme dat we alleen maar burgerlijk kunnen noemen, wordt het fonds voor weduwen en weduwnaars afgeschaft. Dit fonds, waaraan werkgevers en werknemers bijdragen voor de ‘overlevingspensioenen’, betreft 600.000 mensen, vooral vrouwen waarvan de partner is overleden en die geen pensioenrechten hebben opgebouwd omdat ze nooit buitenhuis hebben gewerkt. Vrouwen vormen ook de meerderheid van de langdurig werklozen, zij zullen een nog lagere werkloosheidsuitkering ontvangen dan nu het geval is. Bovendien telt die werkloosheidsuitkering niet mee bij de berekening van pensioenrechten.
De formules waardoor vrouwen dankzij tijdskrediet toch op de arbeidsmarkt konden blijven met alle sociale rechten die hieraan verbonden zijn, worden afgeschaft. Deeltijds werken, met deeltijdse sociale rechten, wordt de enige mogelijkheid.
Dictaat van de bazen
Nu de ‘communautaire’ kwesties blijkbaar opgelost zijn (wat niet helemaal zeker is) kan de Belgische regering zich toeleggen op haar kerntaken, namelijk de winsten herstellen in het kader van Europa en de Belgische banken redden.
Dat gebeurde met Fortis en Dexia een eerste keer in 2008, toen kostte dat 17,6 miljard euro. Vandaag is een tweede reddingsoperatie opgezet voor Dexia: het prijskaartje is een staatswaarborg van 27 miljard euro! Alle partijen, van de groenen tot de NV-A, steunen het bezuinigingsbeleid. Bart De Wever van de NVA had eerder al verklaard dat zijn echte baas de Vlaamse werkgevers zijn. Hij stelt dat de besparingen nog verder moeten gaan: verdere beknotting van uitkeringen en pensioenen, minder belastingen voor de rijken.
De vakbonden hebben geschokt gereageerd. Een eerste betoging in december bracht 80.000 mensen naar Brussel. Op 22 december was er een 24-uurs staking van de openbare diensten en op 30 januari een algemene staking van 24 uur. Maar die mobilisaties dienen op dit moment eerder om stoom af te blazen dan als start van een radicaal actieplan rond een alternatief programma.
De vakbondsleidingen eisen ‘meer overleg’ maar beseffen dat de begroting met een overgrote meerderheid is goedgekeurd door het parlement. In februari komt er een tweede besparingsronde onder druk van Europa, de regering zal dan nog eens 1,2 tot 2 miljard extra moeten bezuinigen.
Linkse activisten in de vakbonden eisen dat er een politiek alternatief plan wordt opgesteld om het geld te halen waar het zit. Laat ons hopen dat België opnieuw bekend wordt door de radicaliteit van het arbeidersverzet en niet meer door onbegrijpelijke communautaire geschillen.
Reactie toevoegen