Tussen oorlog en ontspanning

In een bijzaal van het Verzetsmuseum wordt door middel van zuilen, foto’s, beelden en geluid een impressie gegeven van hoe voetbal gedurende de nazi-bezetting wordt beleefd. De tentoonstelling lijkt voor een deel gericht op jongeren maar de volwassen voetballiefhebber zal zich er zeker ook thuis voelen.
Voor veel spelers is voetbal een manier om aan het dagelijkse leven tijdens de oorlog te ontsnappen. Daarnaast is het spelen van voetbal ook om andere redenen interessant. Op de club krijgen de spelers in ieder geval te eten en daarnaast krijgen ze extra bonnen voor bijvoorbeeld voetbalschoenen en sportkleding. Hoe sterk de behoefte tot ontsnappen aan het dagelijks leven is en hoe zeer voetbal hierin een rol kan vervullen, blijkt wel uit de wedstrijd van de Volewijckers tegen Heerenveen. Op 26 maart 1944 spelen beide clubs tegen elkaar in het Olympisch Stadion in Amsterdam. Toen na elf minuten het luchtalarm afging weigerde het publiek het stadion te verlaten en bleef zitten.
Voetbal heeft niet alleen aantrekkingskracht op ‘de gewone mensen’. Ook sommige onderduikers kunnen de verleiding niet altijd weerstaan en bezoeken de stadions. De nazi’s krijgen dit door en houden meerdere malen razzia’s na afloop van een wedstrijd. Daar er gedurende de oorlog tot soms wel 50.000 mensen in het stadion zitten is voor de nazi’s de kans reëel hier iemand aan te treffen die is ondergedoken voor arbeidsdienst of anderszins wordt gezocht.
Hoewel voetbal voor veel spelers en supporters een manier is om - zo goed en zo kwaad als maar mogelijk - aan de oorlog te ontsnappen, heeft de bezetting en de nazi-politiek inhoudelijk de nodige impact op het voetbal. Zo mogen er vanaf 1941 geen Joodse spelers meer meedoen en clubs die ‘te Joods’ zijn worden ontbonden. Een voorbeeld hiervan zijn De Ooievaars, een voetbalvereniging uit de Derde Klasse. Veel spelers van deze club hebben de oorlog niet overleefd en komen om in een concentratiekamp.
Aan de andere kant zijn er ook clubs waarvan spelers en delen van de aanhang bekend staan vanwege hun sympathie voor de nazi’s. Een voorbeeld hiervan is ADO, wat tot na de oorlog de naam had een ‘Hitler-elftal’ te zijn. Een aantal spelers van ADO zijn overtuigd NSB’er. Een speler gaat hierin zover dat hij in zijn vrije tijd graag in NSB uniform rond paradeert.
Wanneer de al eerder genoemde Volewijckers uit Amsterdam-Noord een uitwedstrijd tegen het ‘Hitler-elftal’ van ADO spelen, besluiten enkele supporters van de eerstgenoemde club met de spelers mee naar Den Haag af te reizen. Niet eens zozeer vanwege het voetbal maar vooral om op de tribune een zooitje NSB-aanhangers onder het ADO publiek af te tuigen.
De Volewijckers is ook om een andere reden een interessante club. Twee bekende figuren binnen deze club uit Amsterdam-Noord zijn de broers Gerben en Douwe Wagenaar. Gerben is in 1935 lid geworden van de CPN en gedurende de oorlog actief in het verzet. Uiteindelijk zal hij leiding geven aan de gewapende sabotagegroepen van de CPN en belangrijke rollen spelen in eerst de Raad van Verzet en daarna bij de Binnenlandse Strijdkrachten. Na de oorlog werkt hij zich op tot fractievoorzitter van de CPN in de Tweede Kamer maar aan zijn activiteiten binnen de CPN komt een eind wanneer hij na de ‘destalinisatie rede’ van Chroesjtsjov in conflict komt met partijvoorzitter Paul de Groot. Samen met een aantal andere (zowel linkse als rechtse) dissidente CPN’ers richt hij de zogenaamde Bruggroep op. Na de publicatie van het schotschrift ‘De C.P.N. in de oorlog’ in 1958 wordt hij geroyeerd als lid van de CPN. De Bruggroep zal later verder gaan als de Socialistische Werkers Partij en niet veel later uit de Kamer verdwijnen. Gerben Wagenaar is ruim zestig jaar lid van de Volewijckers en zit tientallen jaren in het bestuur van de club.
De tentoonstelling belicht op een vlotte en toegankelijke manier elftallen, spelers en anekdotes over het Nederlandse voetbal gedurende de oorlog. Bekende oud-voetballers en trainers als Willem Van Hanegem, Foppe de Haan, Guus Hiddink en Jan Mulder vertellen hoe hun familie en hun club de oorlog doorkwamen. Ook voetbalgrootheden uit de oorlogsperiode worden belicht, zoals bijvoorbeeld Karel Lotsy. Voor en tijdens de oorlog is Lotsy de grote man van de KNVB, na de oorlog ontstaat er discussie over de houding van Lotsy tegenover de bezetter. Door de na de oorlog ingestelde zuiveringscommissie wordt Lotsy vrijgesproken van collaboratie met de bezetter maar sinds een artikelenreeks door Frits Barend en Henk van Dorp is de discussie over Lotsy weer opgelaaid. Een discussie die tot op de dag van vandaag voort duurt. Het is teleurstellend dat het Verzetsmuseum zich volledig afzijdig houdt van deze discussie. Van een museum met een dergelijke naam is een standpunt over het meest omstreden KNVB-lid toch niet te veel gevraagd? V

De tentoonstelling Seizoen ‘40-’45: Voetbal tijdens de Tweede Wereldoorlog is tot en met 11 april 2010 te zien in het Verzetsmuseum in Amsterdam.

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop