Finkelsteins kritiek in perspectief - ‘De Holocaust-industrie’

Finkelstein veroordeelt zowel het politiek gebruik als de economische uitbating van de nagedachtenis van het joodse lijden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zijn argumenten zijn soms voor discussie vatbaar en zijn polemiek soms overdreven, maar zijn provocerende boek is eerlijk en vruchtbaar. Zaken doen met de Shoah is onbetamelijk en gevaarlijk wijd verbreid; het voedt het antisemitisme en het is nodig dat dit openlijk aan de kaak gesteld wordt. De schrijver van het boek, een linkse New Yorkse geleerde en zoon van twee overlevenden van de vernietigingskampen van de nazi’s, staat, evenals de uitgever, een internationaal bekende linkse uitgeverij, volstrekt boven de beschuldiging van antisemitisme die een paar Britse kranten tegen ‘De Holocaust-industrie’ hebben ingebracht.

Om Finkelsteins tekst te begrijpen is het nodig een precisering in gedachten te houden die hij in een van zijn lezingen heeft gemaakt: het voorwerp van zijn analyse is niet een historische gebeurtenis – te weten de vernietiging van de Europese joden door het nazisme - maar de Holocaustideologie die zich halverwege de jaren zestig in de VS heeft ontwikkeld. Vanuit dit gezichtspunt is zijn kritiek werkelijk vernietigend, ondanks zijn vaak meer ironische dan analytische benadering. Finkelstein beweert dat de Holocaustideologie voor de Amerikaanse joden een soort religie is geworden, met zijn eigen dogma’s en rituelen. Ze functioneert als een culturele industrie, en schept en gebruikt de nagedachtenis aan de joodse genocide als elke andere op winst gerichte industrie.

Auschwitz als unicum
Het belangrijkste dogma van deze ideologie is de ‘uniekheid’ van de Holocaust. Verschillende van haar beroemdste propagandisten worden door Finkelstein op een overtuigende en spottende manier van kritiek voorzien. De filosoof Steven Katz gaat er prat op dat hij de ‘fenomenologische uniekheid’ van de Holocaust heeft ontdekt ‘in een on-Husserliaanse, on-Shutzeaanse, on-Scheleriaanse, on-Heideggeriaanse, on-Merleau-Pontyaanse zin’ (blz. 44). Finkelstein vertaalt: ‘De onderneming van Katz is fenomenale on-zin’.

De schrijver en Nobelprijswinnaar (en overlevende van Auschwitz) Elie Wiesel heeft de Holocaust omschreven als een gebeurtenis ‘achter de geschiedenis’. Dat wil zeggen als een ‘mysterie’ dat we ons kunnen herinneren en waarover we kunnen denken, maar dat we niet rationeel kunnen begrijpen. Hij heeft een aantal artikelen geschreven waarin hij uitlegt dat de Holocaust een ‘oncommuniceerbare’ gebeurtenis is, die ‘zowel kennis als beschrijving tart’. Die ‘onmogelijk kan worden begrepen of naverteld’. Finkelstein redeneert met grote logica dat ‘alleen de priester-overlevende (lees: alleen Elie Wiesel) gekwalificeerd is om het mysterie te duiden. () Derhalve geeft Wiesel lezingen, voor zijn standaardhonorarium van 25.000 dollar (plus auto met chauffeur), waarin hij uitlegt dat het ‘geheim’ van de ‘waarheid’ van Auschwitz in zwijgen ligt’ (blz. 45).

Museum
De oprichting van een Holocaust Memorial Museum in Washington, waar joden naar voren komen als de enige slachtoffers van het nationaal-socialisme, lijkt te bevestigen dat Wiesels idee van de ‘conceptuele voorrang’ van de joden stevig is doorgedrongen in de Amerikaanse cultuur. Terwijl er verscheidene duizenden wetenschappelijke studies zijn gewijd aan de joodse genocide, stelt Finkelstein vast, is er maar één boek in de Engelse taal gepubliceerd over de tragedie van Kongo; tussen 1891 en 1911 zijn er, tijdens de Belgische koloniale plundering van de Kongolese ivoor- en rubbervoorraden tien miljoen zwarte Afrikanen omgekomen (blz. 143).

Finkelstein onderstreept dat hedendaagse Amerikaanse studenten beter op de hoogte zijn van de geschiedenis van de vernietiging van de Europese joden dan van de geschiedenis van de Amerikaanse Burgeroorlog, waarbij hij een provocerende maar verhelderende vergelijking maakt: ‘Stel je de huilende beschuldigingen van hypocrisie voor als Duitsland in Berlijn een nationaal museum zou bouwen, niet om de genocide van de nazi’s te gedenken, maar de Amerikaanse slavernij of de uitroeiing van de oorspronkelijke Amerikanen’(blz. 72).

Geschiedkunde
Finkelstein is even briljant in zijn kritiek op de ideologen van de Holocaust, als hij weinig overtuigt als geschiedkundige van het Holocaustidee. Wanner hij - in zijn kritiek op Novick - in historische termen het ontstaan en de ontwikkeling van de Holocaustideologie probeert uit te leggen, wordt zijn tekst eenzijdig, schematisch en hoogst twijfelachtig. Volgens Peter Novick werd de Arabisch-Israëlische oorlog van 1967 een keerpunt in het bewustzijn van de Amerikaanse joden, doordat het ze plotseling confronteerde met de mogelijkheid van een ‘tweede Holocaust’. Ook hielp het de joden de historische betekenis van de tragedie van de Europese joden tijdens de Tweede Wereldoorlog te begrijpen. Deze verklaring overtuigt Finkelstein niet en stelt een andere vraag: waarom was het de Arabisch-Israëlische oorlog van 1967 en niet die van 1948, toen de mogelijkheid van een vernietiging van de Israëlische staat veel realistischer was? Finkelsteins antwoord op deze vraag is eenvoudig: ‘Niet de angst voor een tweede Holocaust, maar veeleer Israëls alliantie met de machtige Verenigde Staten is de reden dat de Amerikaanse joodse elites Israël na juni 1967 omhelsden’. En verder: ‘Om hun strategisch belang te beschermen, ‘herinnerden’ de Amerikaanse joodse elites zich de Holocaust.’

Imperialisme
Teruggebracht tot het raamwerk van zulke politieke hermeneutiek veranderd de holocaust in een product van strategisch Amerikaans imperialisme, ondersteund door de Amerikaanse joodse elites. Deze verklaring vat maar één kant van het probleem samen, en dan ook nog eens erg eenzijdig. Finkelstein ziet verscheidene stadia van het proces waarin het Holocaustidee gegroeid is over het hoofd. Hij noemt bijvoorbeeld nergens de internationale weerslag van het Eichmann-proces in 1961, en de polemiek die drie jaar later gevoerd werd rond Hannah Arendts boek. Hij negeert ook het symbolische succes van enkele Europese romans als Le dernier des justes (De laatste der rechtvaardigen) door André Schwartz-Barth, dat in 1958 werd onderscheiden met de Franse literaire Goncourt-prijs.

De oorzaak van de stilte over de Holocaust in 1948 was niet een keuze die de Amerikaanse regering en de joodse politieke elites gemaakt hadden. In de tijd na de oorlog wilden de joodse overlevenden zich weer integreren in hun nationale gemeenschappen, erkend worden als burgers en niet langer gediscrimineerd worden. Zelfs niet als slachtoffers die medelijden verdienen. Andere slachtoffers (zowel politieke als etnische) deelden hetzelfde lijden met de joden. Bovendien was er nog geen besef van de unicitiet van de Holocaust. De staat Israël wilde de wedergeboorte van het joodse volk belichamen en wilde in de wereld een beeld van militaire kracht en nationale trots verspreiden, niet een beeld van een gemeenschap van slachtoffers. Verscheidene studies (bijvoorbeeld die van Annette Wiewiorka in Frankrijk en Tom Segev in Israël, en ook de autobiografie van Irving Howe in de Verenigde Staten) dragen bij aan de verklaring van de redenen van de stilte over de Holocaust na de oorlog. Finkelstein lijkt ze te negeren.

Debat
Bovendien wordt de theorie van de historische uniekheid van de joodse genocide niet alleen maar op zulk een karikaturale manier verdedigd door lieden als Steven Katz en Elie Wiesel. Zij behoren tot een breder historisch debat waaraan zowel Europese als Amerikaanse intellectuelen deelnemen. In de Verenigde Staten wordt het idee van de Holocaust als een unieke historische gebeurtenis ook verdedigd door Saul Friedlander. In Groot-Brittannië en Duitsland hebben respectievelijk Ian Kershaw en Jürgen Habermas deze stelling verdedigd tijdens de befaamde ‘Historikerstreit’ waar ze tegenover Ernst Noltes ‘revisionistische’ opvatting van het nationaal-socialisme stonden. Natuurlijk kan hun stelling worden besproken en bekritiseerd, maar deze wetenschappers kunnen niet enkel worden afgedaan als een verschijningsvorm van de ‘Holocaustideologie’.

Wat overblijft is dat de tekst van Finkelstein in vele opzichten een scherpe en briljante kritiek op de Holocaustideologie is. Hij neemt echter niet alle noodzakelijke voorzorgen bij zo’n gevoelige materie. Zijn exclusief Amerikaanse benadering riskeert meerdere misverstanden, vooral wanneer de tekst wordt gepubliceerd door een krant die in Londen wordt geredigeerd. Het bewerken van de tekst lijkt mij noodzakelijk voordat het wordt uitgegeven als een kritische bijdrage aan een internationale discussie. In zijn huidige vorm loopt Finkelstein het gevaar verkeerd te worden begrepen en verworpen als een zuiver polemische anti-Zionistische brochure. En dat zou onterecht zijn.

Enzo Traverso heeft eerder het boek ‘Understanding the Nazi Genocide’ geschreven, te bestellen bij de ISP voor 25 via saprebel@dds.nl.
(Vertaling: Arend van de Poel)

Soort artikel
Reactie van:

F.R. van der L…

di, 12/25/2018 - 22:26

De verdediging door Elie Wiesel c.s. van de uniciteit van de holocaust èn van de oprichting en handhaving van de staat Israel is indrukwekkend maar berust in wezen op een soort racisme dat niet ver afstaat van het racisme dat de nazi's aanhingen. fL.

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop