De duizend dagen van de Volkseenheid in Chili: waarom zegevierde de staatsgreep?

52 jaar geleden, op 11 september 1973, zegevierde de bloedige staatsgreep van Augusto Pinochet die een einde maakte aan de regering van Salvador Allende in Chili. De socialistische president, die in het socialisme geloofde, had zeker niets gemeen met mensen als François Hollande, Keir Starmer of Élisabeth Baume-Schneider... Dat gezegd hebbende, had hij volledig vertrouwen in de grondwet en de instellingen van de staat – in de eerste plaats het leger.

Hij pleitte voor een Chileense weg naar het socialisme, 'met rode wijn en empanadas', waarbij hij zich expliciet distantieerde van het 'foquisme' van de guerrilla's van de jaren '60, maar tegelijkertijd weigerde om de strijd tegen grootschalig land- en industriebezit (voor de uitbreiding van sociaal eigendom) en voor de uitbreiding van democratische voorrechten (volkscontrole) te baseren op de mobilisatie en organisatie van degenen aan de onderkant.

De mislukking van Allende en de Unidad Popular, (UP, Volkseenheid) biedt de gelegenheid om oude en enigszins vergeten controverses die de hele geschiedenis van de sociale strijd sinds de Parijse Commune (1871) hebben getekend, opnieuw te bekijken. Is het mogelijk om een socialistische toekomst op te bouwen zonder de instellingen die we van de burgerlijke staat hebben geërfd radicaal te veranderen? Is zo'n omwenteling denkbaar zonder grootschalige volksmobilisatie, zonder radicale democratisering van het politieke leven door machtsorganen aan de basis, zonder bevestiging van het primaat van sociaal eigendom boven privé-eigendom?

Dat werpt opnieuw de vraag op naar revolutie, die verre van herleidbaar is tot, of samenvalt met, de tegenstelling tussen 'vreedzame middelen' en 'gewapende strijd'.

De overwinning op 4 september 1970

Op 4 september 1970 kwam de socialist Salvador Allende als winnaar uit de bus bij de presidentsverkiezingen met een fragiele relatieve meerderheid van 36,2 procent van de stemmen, vóór zijn twee verdeelde burgerlijke tegenstanders, de conservatieve Jorge Allessandri (34,9 procent) – 1,3 punt minder dan Allende! – en de christendemocraat Radomiro Tomic (27,8 procent). Verder naar rechts was er de fascistische extreemrechtse Patria e Libertà.

Hij voerde campagne namens een coalitie van partijen, de Unidad Popular, waarvan het programma in december 1969 werd ondertekend door de Socialistische Partij (PS), de Communistische Partij (PC), de Radicale Partij (PR) (in werkelijkheid de linkervleugel), de Sociaal-Democratische Partij (PSD, een afsplitsing van de Christendemocratie), de Beweging voor Volkseenheid (MAPU) en de Onafhankelijke Volksactie (API). Christelijk Links (IC) sloot zich er in 1970 bij aan. Tijdens de campagne kreeg de UP de steun van sympathisanten die georganiseerd waren in duizenden Comités voor de Eenheid van het Volk (CUP). Naast de partijen werd de coalitie gesteund door de vakbonden, waaronder de vakcentrale (CUT).

Genomineerd als president, met de voorwaardelijke steun van de Christendemocratie (DC) in het Congres, neemt hij in november de touwtjes in handen. De verkiezingsoverwinning kwam tegen de achtergrond van een diepe crisis aan de rechterkant, die moeite had om de mislukking te verwerken van de hervormingen van de christendemocratische president Eduardo Frei (1964-1970), in navolging van John F. Kennedy's 'Alliantie voor Vooruitgang', gelanceerd in 1961 als antwoord op de uitdaging van de Cubaanse revolutie. Dat was een economisch hulpprogramma voor Latijns-Amerika, georganiseerd binnen het kader van de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS).

De verkiezingsoverwinning was ook gebaseerd op de groei, ten minste sinds het midden van de jaren 60, van de mobilisatie en organisatie van de arbeidersklasse (stakingen, landbezettingen, vakbondslidmaatschap, etcetera), wat ook tijdens de verkiezingscampagne tot uiting kwam door de vorming van duizenden volkscomités.

Een compromis met de DC om het presidentschap te verkrijgen

Het relatieve electorale succes van de UP leidde tot onderhandelingen met de DC. Om het presidentschap te verkrijgen, moest de UP zich ertoe verbinden om niet te raken aan de bestaande politieke, educatieve, media, religieuze en militaire instellingen door het ondertekenen van een fundamentele overeenkomst met rechts, in overleg met de DC. Dat is het 'Statuut van de Garanties', aangenomen door het parlement op 15 oktober.

Die overeenkomst bepaalde dat privé-eigendom, subsidies voor openbare scholen, het leger en zijn opleidingscentra en ambtenaren die door de vorige regering waren aangesteld, moesten worden gehandhaafd zoals ze waren, met uitzonderingen die de goedkeuring van een meerderheid van beide Kamers vereisten.

Dat aanvankelijke compromis tussen UP en DC leidde tot het mislukken van Plan A van de regering Nixon om te voorkomen dat Allende aan de macht zou komen, dat wil zeggen een meerderheid in het Huis om de conservatieve kandidaat Alessandri te benoemen. Plan B was al gebaseerd op een interventie van het leger om de verkiezingen af te gelasten; dat mislukte na de moord op het hoofd van het leger, generaal Schneider, door putschisten.

Na een meerderheid in beide kamers van het Congres werd Allende op 24 oktober tot president benoemd en op 3 november koos hij zijn regering: drie PS-ministers: voor binnenlandse zaken, buitenlandse zaken en het secretariaat-generaal; drie PC-ministers voor onroerend goed, openbare werken en arbeid; drie Radicale ministers voor defensie, onderwijs en mijnbouw; twee PSD-ministers voor gezondheidszorg en landkolonisatie; één MAPU-minister voor landbouw; één API-minister voor justitie en één onafhankelijke als minister voor economie.

Allende's eerste maatregelen en electoraal succes in april 1971

Allende nationaliseerde onmiddellijk de kopermijnen die in handen waren van Amerikaanse belangen, zonder compensatie. Die maatregel werd unaniem gesteund door het Congres, inclusief rechts. En Pinochet trok die stap nooit in twijfel! Hij nationaliseerde ook negen van de tien banken en enkele industriële bedrijven; na verloop van tijd wilde hij zelfs 150 van de 3.500 grootste industriële bedrijven nationaliseren.

Profiterend van de wetten die de Christen-Democraten in 1967 hadden aangenomen, wilde hij de landhervorming doorzetten met respect voor de grootgrondbezitters, in het bijzonder hun recht om de 200 meest vruchtbare hectaren en de modernste landbouwmachines in hun latifundio te houden.

Tijdens het eerste jaar van de nieuwe regering stegen de lonen sterk, voordat ze werden ingehaald door de inflatie. De regering deelde ook een halve liter melk per dag uit aan alle schoolkinderen. De sociale zekerheid werd uitgebreid. Echtscheidingen werden gelegaliseerd.

Arbeiders en boeren begonnen fabrieken en land te bezetten (er werden 1.278 gevallen geregistreerd) om hun regering te helpen (of te dwingen). Allende van zijn kant deed er alles aan om die spontane beweging een halt toe te roepen.

Op 4 april 1971 kwam de UP dicht bij een absolute meerderheid in de gemeenteraadsverkiezingen (49,8 procent). Rechts en de bezittende klasse houden zich stil en laten daarmee het terrein van openlijk verzet aan het fascistische extreemrechts van 'Patria y Libertad'.

De oppositie reorganiseerde zich en ging in het offensief (juli 1971-oktober 1972)

In juli 1971 veroverden de herenigde oppositiepartijen het voorzitterschap van beide kamers. In augustus beëindigden de Verenigde Staten de kredietverlening aan Chili. De financiële situatie verslechterde snel, vooral door de ineenstorting van de koperprijzen (-1/3, van 1970 tot 1972). In november, ter gelegenheid van het bezoek van Fidel Castro, met wie Chili weer diplomatieke betrekkingen aanknoopte, organiseerde de bourgeoisie de eerste belangrijke demonstratie door vrouwen uit de middenklasse op te roepen de straat op te gaan: de 'Mars van de lege potten'.

Vanaf dat moment bereidden rechts en de werkgevers zich voor op een totale confrontatie met de UP regering. Het doel was om de economische ineenstorting van de linkse regering met alle mogelijke middelen te versnellen: parlementaire en gerechtelijke blokkades, economische sabotage en kapitaalvlucht, met hulp van de Verenigde Staten.

De belangrijkste media lopen voorop bij die ondermijning, waarbij de oppositie 70 procent van de gedrukte media en 115 van de 155 radiostations in het land rechtstreeks controleert. Het leidde tot een staking van winkeliers in september en vooral tot een staking van vrachtwagenchauffeurs in oktober 1972 (in die tijd was 2/3 van het goederentransport afhankelijk van de weg).

Verschillen binnen de UP en de opkomst van de volksmacht

Binnen de UP was het debat levendig: moest er een pauze komen of moest het proces van economische en sociale hervormingen in de landbouw en industrie worden voortgezet? De CP en de 'gematigde' vleugel van de PS stonden tegenover de linkervleugel van de PS, de MAPU en vooral de Revolutionaire Linkse Beweging (MIR, Guévaristisch), die formeel geen deel uitmaakte van de UP. De voorstanders van de voortzetting van het proces verdedigen echter geen homogeen standpunt. In werkelijkheid ging het om fundamentele politieke keuzes.

Toen arbeiders, landlozen en daklozen probeerden hun levensomstandigheden te verbeteren en rechtse sabotage te weerstaan, grepen ze in op privébezit, inclusief dat van de 'nationale bourgeoisie', zelfs als dat betekende dat ze ingingen tegen de grondwettelijke legaliteit. Eind 1972 waren 152 van de 202 de facto gesocialiseerde industriële bedrijven gesocialiseerd als gevolg van vroegtijdig ingrijpen door werknemers, voornamelijk om hun economische situatie te verbeteren of om te protesteren tegen kapitaalvlucht.

Politiek gezien werd de macht van het volk aan de basis georganiseerd. In juni-juli 1972 kregen arbeiders van het platteland in Melipilla, vlakbij Santiago, die vochten tegen de rechterlijke macht, (een handlanger van de grootgrondbezitters), de steun van arbeiders uit de nabijgelegen industriezone Cerrillos. Dat markeerde de geboorte van de eerste 'industriële kordons', die arbeiders en inwoners, zowel mannen als vrouwen, uit een bepaalde stad of wijk samenbrachten en volledige autonomie genoten ten opzichte van de CUT (de vakbondskoepel voor werknemers in bedrijven met meer dan 25 werknemers).

Industriële kordons

Dergelijke structuren, ongeacht hun naam en precieze functie (arbeiderscontrole, zelfverdediging, voedseldistributie, enzovoort), namen sterk toe vanaf de herfst van 1972 als reactie op de toename van sabotage door werkgevers en aanvallen van extreemrechts. Zoals de Braziliaanse econoom en socioloog Theotonio dos Santos, die zijn toevlucht had gezocht in Chili, het welsprekend uitdrukte: 'Als ze hun verworvenheden willen behouden, moeten de regering en de arbeiders die verworvenheden verdiepen en ontwikkelen door gebruik te maken van bestaande mechanismen, maar ook door ze diep te verankeren in de macht van het volk'.

Maar in de ogen van het UP leiderschap, dat bezig was met een wanhopig beleid van verzoening met sectoren van de christendemocratie, zat er niets anders op dan de beweging met alle mogelijke middelen in te dammen. In juni 1972 werd de Minister van Economie, Pedro Vuskovic, een linkse onafhankelijke die de uitbreiding van sociaal eigendom steunde, gedwongen om af te treden.

Begin 1973 kondigde Orlando Millas, de nieuwe minister van Economie en lid van de CP, zijn voornemen aan om 123 bezette bedrijven terug te geven aan hun eigenaars, wat de woede van de Kordons opwekte.

Repressie intensiveert

Al in juli 1972 werden extreem linkse activisten gemarteld door de veiligheidspolitie, die onder bevel stond van Manuel Contreras, de toekomstige belangrijkste handlanger van Pinochet. In augustus bestormden de repressietroepen de arme wijk Lo Hermida in Santiago. In dezelfde periode kwamen de mijnbouwgebieden meerdere malen onder controle van de troepen.

Op 21 oktober 1972, na een staking van winkeliers en vrachtwagenchauffeurs, riep Allende uit:

'Een grote meerderheid had begrepen dat de acties van een opruiende minderheid zonder geweld konden worden vernietigd. Als we wilden, konden we 150.000 arbeiders de straat op sturen [...] Maar we zeiden nee. De kracht van deze regering ligt in haar respect voor de grondwet en de wet'.

Begin november 1972, na het uitroepen van de noodtoestand, benoemde hij drie generaals in de regering: de facto was het leger verantwoordelijk voor 'het handhaven van de orde'. Interventies tegen bezette fabrieken en autonome volksorganisaties, evenals wreedheden tegen de meest militante sectoren, begonnen zo legaal mogelijk sterk toe te nemen.

Het electorale succes van UP en de weg naar een staatsgreep

Ondanks die spanningen hielden de UP-partijen stand bij de Congresverkiezingen van maart 1973 tegen het verenigde front van de rechtse oppositie: ze behaalden 43,3 procent van de stemmen (een hoger resultaat dan bij de presidentsverkiezingen van september 1970, maar lager dan bij de gemeenteraadsverkiezingen van april 1971). De PS behaalde 18,4 procent, de PC 16 procent, de PR 3,6 procent, de MAPU 2,5 procent, de IC 1,2 procent, de API 0,8 procent en anderen 0,8 procent.

Het Millas-plan werd opgegeven – hoewel enkele tientallen bezette bedrijven geleidelijk aan aan hun eigenaren werden teruggegeven – en de generaals verlieten de macht.

Dit relatieve institutionele succes voor links ontnam rechts de gekwalificeerde meerderheid die nodig was om de decreten van de president tegen te houden of hem zelfs af te zetten. Aan de andere kant gaf het vleugels aan de 'golpistische' (op een staatsgreep gerichtte) sector van de Chileense bourgeoisie, gesteund door de Verenigde Staten, omdat de weg van de economische sabotage niet het politieke succes had behaald waarop die had gehoopt.

Op 29 juni 1973 bezette het tankregiment van Santiago, onder leiding van kolonel Souper, de straten van de hoofdstad en kondigde een machtsovername aan. Het was de beroemde Tancazo. Op dat moment stond het grootste deel van de militaire hiërarchie echter niet achter dat heethoofd... De Kordons organiseerden het verzet en stimuleerden de vorming van nieuwe basisorganisaties.

Allende van zijn kant koos ervoor om opnieuw de noodtoestand uit te roepen, zonder de militairen onmiddellijk in zijn regering op te nemen, 'om de neutraliteit van de strijdkrachten niet in gevaar te brengen', en benoemde Augusto Pinochet tot hoofd van de strijdkrachten. De echte staatsgreep was nu aan de gang, met de onschatbare steun van de CIA. Maar toen UP-sympathisanten bij de marine en de luchtmacht de president probeerden te waarschuwen, liet hij het aan de legerleiding over, die hen voor de krijgsraad bracht en tot lange gevangenisstraffen veroordeelde. Sommigen werden zelfs gemarteld.

En alsof dat allemaal nog niet genoeg was... haalde Allende op 3 augustus opnieuw generaals de regering in, waaronder Augusto Pinochet. Op 8 augustus, een maand en drie dagen voor de bloedige epiloog, hield de leider van de Communistische Partij, Luis Corvalán, zijn beroemde 'Wie is de vijand? toespraak, waarin hij het dubbele gevaar van extreem links en extreemrechts aan de kaak stelde en het gevoel voor legaliteit en patriottisme van het leger prees. Een ongeëvenaard toppunt van blindheid, precies op het moment dat de strijdkrachten Punto Arena bezetten!

'We hebben het vertrouwen verloren...'

Tegen die dramatische achtergrond stuurde de Coordinatie van de Kordons op 5 september een lange, heldere en bittere brief aan Salvador Allende:

'Drie jaar zijn voorbij gegaan, kameraad Allende, en je hebt niet vertrouwd op de massa's, en nu hebben wij arbeiders het vertrouwen verloren [...] We weten dat er in de geschiedenis van revoluties altijd tijden zijn geweest om terug te trekken en tijden om op te rukken, maar we zijn er absoluut zeker van dat we in deze laatste drie jaar niet slechts gedeeltelijke veldslagen hadden kunnen winnen, maar een totale overwinning'.

Augusto Pinochet wist dat het tijd was voor een militaire staatsgreep. Op 11 september maakte hij van dat klimaat van twijfel en demoralisatie gebruik om toe te slaan. Beslissende sectoren van de Chileense bourgeoisie, met de directe steun van het VS-imperialisme, besloten dit keer om bruut te breken met de rechtsorde en een gewapende strijd te beginnen tegen de UP en de sociale verworvenheden van de massa's. Salvador Allende werd zo gedwongen om onder wanhopige omstandigheden de strijd te voeren die hij tot het einde toe dacht te kunnen vermijden. Hij verloor zijn leven, net als duizenden anderen. Tienduizenden activisten en aanhangers van vakbonds-, gemeenschaps-, politiek en cultureel links werden ook gevangen genomen en gemarteld, of veroordeeld tot ballingschap.

Pionier van het neoliberalisme

Op de langere termijn zal deze bloedige nederlaag van het Chileense volk niet alleen betaald worden door de generatie van de Unidad Popular. Vanaf dat moment zou het terroristische regime van Augusto Pinochet het ideale laboratorium worden voor het neoliberale beleid dat werd voorgestaan door de Chicago Boys (economen die zijn opgeleid in het kielzog van Milton Friedman). Zo heeft het Chili van de militairen voor de Verenigde Staten en Europa de economie volledig open te gesteld voor handel en buitenlandse investeringen, de belangrijkste wettelijke bepalingen ter bescherming van werknemers af geschaft – wat des te gemakkelijker was omdat arbeidersorganisaties werden verboden en hun leden vervolgd – en de sociale zekerheid geprivatiseerd, met name de ouderdomsverzekering, evenals de openbare diensten.

In die zin kan de dictatuur van Pinochet terecht worden gezien als een voorloper van de 'neoliberale globalisering', waardoor de dictatuur blijvend respect afdwong bij Margaret Thatcher. Tegelijkertijd was de extreme wreedheid van de Chileense staatsgreep – die navolging zou vinden in Argentinië – een emblematische anticipatie op de barbaarse gevolgen van imperialistische 'globalisering' voor de samenlevingen in de 'periferie'. Het was de voorbode van de snijdende en stuwende buitenlandse schuld en de structurele aanpassingsplannen van de jaren tachtig en negentig, die de ellende van honderden miljoenen mensen verergerden.

Jean Batou is emeritus hoogleraar hedendaagse internationale geschiedenis aan de Universiteit van Lausanne. Hij is auteur van talrijke publicaties over de geschiedenis van de globalisering en sociale bewegingen. Hij is lid van SolidaritéS, onze zusterorganisatie in Zwitserland.

Zie ook: Een revolutionaire ervaring, Chili 1970-1973 en het uitgebreidere dossier op de site van onze Britse zusterorganisatie: The 1973 Chilean Coup.

Dit artikel stond op Marx21. Nederlandse vertaling redactie Grenzeloos.

Dossier
Soort artikel
Reactie van:

johan horeman

zo, 09/21/2025 - 13:14

Een indrukwekkende samenvatting van die Chileense geschiedenis. Ik begrijp nog beter waarom mensen die het meegemaakt hebben en liever niet over praten. Het is een scherpe beschrijving van de zwakte van links.

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop