In stille hoop spande het daags na de gemeenteraadsverkiezingen verschenen PvdA blad Socialisme en Democratie de kroon, toen het overtuigd van zijn zaak orakelde : ‘Op het moment dat dit geschreven wordt, lijkt de mogelijkheid dat Leefbaar Nederland met Pim Fortuyn als lijsttrekker, bij de komende verkiezingen een groot aantal zetels haalt verdwenen.’ Helaas juichte het blad te vroeg. Zelfs zonder Leefbaar Nederland slaagde Fortuyn erin een electorale aardverschuiving te weeg te brengen.
Groezelig en rancuneus
Op ridiculiseren volgde het demoniseren, een spel dat in dit land met zijn onbegrepen oorlogse schuldcomplex elke tegenstander het liefst het predikaat ‘al of niet vermomde fascist’ opplakt; een Pavlov reactie waaraan niet alleen rechts maar ook links zich schuldig maakt. Fortuyn als de afgeslankte vorm van Mussolini en de Hollandse Haider, in de tegenaanval grepen ontgoochelde beroepspolitici naar een retoriek die beangstigend hol aandoet: haatzaaier, duce, fascistische relnicht, racist en seksist; alle plagen van de wereld in één persoon verenigd. Zelden is onmacht zo onmachtig geformuleerd.
Fortuyn koestert ongetwijfeld onaangename denkbeelden. Met veel gedruis en gebaar verkondigt hij vooroordelen jegens vreemdelingen, zijn afkeer van de islam neemt ziekelijke vormen aan en in een enkel geval weet hij zich ook tegen vrouwen niet te beheersen. Hem om die reden een fascist noemen, gaat echter te ver. Hoe dan Bolkestein te typeren of diens partijgenoot Henk Kamp, welk etiket te plakken op Paul Scheffer, Schnabel of Balkenende, die zich goed in Fortuyn herkent? Fortuyn is een xenofoob en overtuigd van de superioriteit van de westerse cultuur, hij kluift aan de rechterbenen van de VVD, het CDA en de PvdA tegelijk; verwijst nakomelingen van slaven die financiële genoegdoening eisen naar de psychiater en hekelt de ‘joodse lobby’ die compensatie afdwong voor nabestaanden van slachtoffers van de jodenvervolging. Allemaal buitengewoon groezelig en rancuneus, maar dat maakt hem nog niet tot een fascist. Het ware beter die kwalificatie te bewaren voor een tijd dat het echt gaat spannen.
Een straatvechter
‘De puinhopen van acht jaar paars’, Fortuyns zogenaamde ‘genadeloze analyse’ van de kabinetten Kok, is een geschrift waarvan vooral de toon opvalt. Emotie en politiek klinken om het hardst als Fortuyn stem geeft aan de wrok van de mens die vermorzeld wordt door een topzware en corrupte staatsbureaucratie. De ergernis over de politieke elite en het ambtenarendom is zo intens dat het gemakkelijk herkenning oplevert; Fortuyns onverholen woede in woord en gebaar en zijn participerende aanklachtpolitiek maken hem populair en tot de politieke evenknie van mediafiguren als Pieter Storms en andere vrije jongens die het betuttelen zat zijn, taboes aan de laars lappen en het en-nu-wij-gevoel tot levensdoel kiezen. ‘Be happy is een regelrechte opdracht aan eenieder van ons’, aldus de populist Fortuyn.
Individualisme aan de ene, strijdvaardigheid aan de andere kant. Dat laatste ontbrak aan de paternalistische paarse politiek en Fortuyn wil dat nieuw leven inblazen met zijn roep om assertiviteit, mondigheid, het-je-eigen zaakjes regelen en het afbakenen van het eigen Hollandse terrein. Met deze vitale en tegendraadse retoriek streeft Fortuyn er naar de in zijn ogen tot ‘hulpbehoevende slachtoffer en bankzitter’ gedegradeerde Nederlander hernieuwd zelfvertrouwen te geven en tot een gemobiliseerd volk te kneden. De krachtdadige uitstraling maakt Fortuyn tot de kampioen van de kleine snelle zakenlui die een voortzetting van het neoliberale offensief wensen, desnoods ten koste van de sociale rust en de status quo van het poldermodel.
Misschien ligt hier wel het grootste gevaar van het fenomeen Fortuyn. Dingen bespreekbaar maken en taboes doorbreken kan Fortuyn als geen ander. Nu al gebruiken gevestigde partijen zijn succes als alibi om hun plannen rechts bij te stellen. Sommigen verklaren om het hardst de analyses van Fortuyn te delen. De SP claimt zelfs het eerstgeboorterecht van de strijd tegen multiculturaliteit. Voor de camera’s legde Marijnissen uit al meer dan tien jaar voorstander te zijn van een spreidingsbeleid en verplichte inburgering van buitenlanders. Zijn alternatief? Met een premie terugkeren naar het land van herkomst.
Met de dingen bespreekbaar maken, zit Fortuyn slechts een haarbreedte verwijderd van een veel gevaarlijker politieke mores, en wel die waarin de straat het voor het zeggen krijgt. Of Fortuyn het zich bewust is of niet, zijn optreden brengt het moment naderbij dat het argument van kracht onverbloemd triomfeert over de kracht van het argument. En in Fortuyns straat marcheren – dat zal duidelijk zijn - niet de democraten, maar de rancuneuzen.
Neoliberaal en nationalist
Het strijdbare individualisme roept de vraag op welke idee over de overheid er schuil gaat achter de heftige beweringen van Fortuyn. Het antwoord is niet altijd duidelijk te geven. Enerzijds houdt hij er extreem neoliberale standpunten op na en prijst de flexibele markteconomie, waaraan wat rest van de verzorgingsstaat, de gezondheidszorg en de sociale zekerheid prijs wordt gegeven. Hij kondigt het einde van het corporatieve poldermodel aan, waarin werkgevers, werknemers en overheid de economie bestieren en pleit voor herstel van de individuele verantwoordelijkheid tegenover de dictatuur van het collectieve arrangement. Het is de biotoop van de mens als kleine zelfstandige, als creatieve ondernemer die de eigen arbeid verhuurt, het liefst aan bedrijven, scholen of instellingen die op ‘menselijke maat zijn gesneden’. De term kleinschaligheid ligt Fortuyn in de mond bestorven. Voor mensen aan de onderkant belooft het weinig goeds; wie het niet kan bijbenen, pech gehad. Terecht concludeert de SP dat Fortuyns vlag pimpelpaars kleurt en een voortzetting van paars in het kwadraat is.
Anderzijds hoopt de oud-Elseviercolumnist op een renaissance van een niet bureaucratische en niet regelzuchtige staat die de volksgemeenschap een vaderlandse identiteit oplegt en met normatieve middelen voor recht en orde zorgt. Terwijl Balkenende tienduizend agenten meer vraagt om de veiligheid op straat te garanderen, volstaat het volgens Fortuyn het verstofte politieapparaat op te schudden, het blauw vanachter de PC vandaan te jagen en de verwekelijkte Nederlander zijn sociale weerbaarheid terug te geven. Een begrijpelijke terughoudendheid voor wie een diep wantrouwen jegens de overheid koestert. Maar consequent is anders. Met zijn scepsis doet Fortuyn denken aan de automobilist die klaagt dat hij bekeurd wordt voor te hard rijden maar van dezelfde overheid wel bescherming eist tegenover andere wegpiraten. Het verraadt de spanning tussen zijn streven naar individuele vrijheid en zijn al even sterk beleden gemeenschapsgevoel. Aan de staat de plicht die spanning om te zetten in ‘vitale energie’ – een typisch Fortuynse term.
Aanstormende islam
Veel is er te doen om Fortuyns leerstuk van de verdediging van de Nederlandse identiteit. Deze wordt in zijn ogen aangevreten door een vaderlandsloze elite die zijn geld zet op een verenigd Europa en door een normloos volk dat met de ontzuiling en individualisering haar morele houvast kwijtraakte en zich overgeeft aan hedonisme. Maar vijand nummer één is de aanstormende islam die het ideaal van ‘één volk, één land, één samenleving’ bedreigt. Zo luid roert hij de xenofobe trom dat de Nederlandse cultuur à la Fortuyn vooral lijkt te bestaan uit een catechismus van anti-islam sentimenten met als strekking dat de ware Nederlander zich openbaart door afkeer van de ‘andere cultuur’. Multiculturaliteit is uit den boze, assimilatie is het devies. En dan nog is de gulzige Fortuyn niet tevreden. Het koesteren van een nationaal gevoel roept ‘soms het verlangen op als volk onder elkaar te zijn en niet gestoord te worden door de problemen en belangen van buitenstaanders’. Daarom pleit hij er voor de grenzen te sluiten en het vluchtelingenverdrag van 1951 op te zeggen. Hij haast zich te verklaren dat de rechten van alle ingezetenen, ook van buitenlanders met een verblijfstitel, gegarandeerd zijn. Maar dat lijkt meer op een misleidende streling van zijn zoet gevooizde tong, want de premier-in-spé verwacht wel dat de overheid de Nederlandse gemeenschap versterkt en dan kan aan die gelijkheid wel eens getornd worden. Dat allochtonen - ondanks zijn plan voor verplichte integratie en assimilatie - bereid gevonden worden Fortuyn te verdedigen roept herinneringen op aan de klassieke vooroorlogse jüdische Selbsthass. Een mene tekel, wanneer van burgers verlangd wordt niet alleen de wet met elkaar te delen maar ook dezelfde normen en waarden. Intolerantie ligt in het verschiet.
Verdwenen saamhorigheid
De doorbraak van Fortuyn roept de vraag op waarom zo velen zich voor een program van chauvinisme, vreemdelingenhaat en asociale plannen laten winnen. Fortuyns aanhang schuilt onder merendeels laaggeschoolde vijftigers met weinig levensbeschouwelijke houvast, die zich vooral zorgen maken om oprukkende minderheden en criminaliteit. Twee zaken die regelmatig aan elkaar gelijk gesteld worden. Juist om deze punten hebben kiezers zich tot Fortuyn gewend, terwijl ze van de rest van zijn programma nauwelijks op de hoogte zijn. Daarnaast betrof de aanhang een aanzienlijk deel ‘nieuwe kiezers’: 18 tot 24-jarigen die voor het eerst een stemhokje betraden. In Fortuyn treffen ze succes en tegendraads leiderschap en niet de muffe saaiheid van het van consensus overlopende Binnenhof, waar geen enkele invloed op uit te oefenen is. Daarnaast voelen ook zij zich aangesproken door Fortuyns vreemdelingenhaat. Op school waren er nog Marokkaanse en Turkse klasgenoten. Maar de kloof werd dieper naarmate de strijd om de beperkte mogelijkheden zich verscherpte. In de niet aflatende stroom mediaberichten over de mislukte integratie van hun Turkse en Marokkaanse leeftijdgenoten vinden ze een bevestiging.
Een stem op Fortuyn is meer dan een uiting van machteloosheid. Onzekerheid is vaak de eerste aandrift. De afkeer van migranten is een antwoord op maatschappelijke uitsluiting van autochtone burgers in de oude stadswijken. De collectieve verbanden waarin de onzekerheid gerelativeerd werd, verdwenen door een samenspel van ontzuiling, individualisering en de werking van de vrije markt. Vaste arbeidsplaatsen zijn een uitzondering en de sociale zekerheid niet meer vanzelfsprekend. Wie spreekt nog de taal van de solidariteit? Vakbeweging en de gevestigde partijen houden zich blind en doof tegelijk en voeden zo de rancune. Maar er is meer, ook afgunst speelt een rol. Dwaze afgunst over de manier waarop migranten zich staande weten te houden in de neoliberale vechtmaatschappij en in de strijd om de al maar schaarser wordende voorzieningen. Beter dan de verweesde autochtonen maken de migranten gebruik van hun traditionele collectieve familiale en culturele verbanden. Financiële en morele steun ligt om de hoek waar autochtonen aangewezen zijn op de markt van welzijn en geluk. Daarom is een stem op Fortuyn ook een roep om een nieuwe sociale samenhang, om het herstel van gemeenschap en solidariteit binnen eigen kring. Fortuyn die zich graag omschrijft als een geboren leider, heeft die roep verstaan en geeft daar met zijn pleidooi voor een herstelde nationale identiteit, hoe kunstmatig en gezocht ook, vorm aan. En in zijn kielzog getuigen ook Balkenende en woordvoerders van de kleinere christelijke nationale partijen om het hardst van hun liefde voor de Nederlandse gemeenschap en de gemeenschappelijk gedeelde christelijk nationale waarden. Afwijkend gedrag is hun een gruwel. Met bondgenoten als de nieuwe CDA-voorman voorziet Fortuyn een alleszins vruchtbare regeerperiode.
Tegenaanval
De toegenomen onzekerheid onder invloed van 11 september, de instabiliteit van de economie en het zoeken naar een nieuwe saamhorigheid vragen om meer dan een tegenaanval op de persoon van Fortuyn zelf. Dat Fortuyn en zijn nieuw rechtse populisme anti-establishment is, maakt het voor links niet eenvoudiger. Zo zag GroenLinks in haar zucht de gevestigde partijen te behagen de virtuele verkiezingswinst van enige tijd terug verdampen. Meer dan een bescheiden winst ligt ook voor de SP waarschijnlijk niet in het verschiet. Een aanval op Fortuyn loont alleen als die tegelijk een aanval op het establishment is en uitlegt dat een nieuwe solidariteit niet ten koste mag gaan van de rechten en vrijheden van migranten of mensen aan de onderkant van de maatschappij. Want Fortuyns plannen met de WAO, zijn weerzin tegen vakorganisatie, zijn voornemen de huursubsidie af te schaffen en de gezondheidszorg te privatiseren treffen vooral deze groepen in hun bestaan.
Individuele vrijheden – ook culturele en religieuze – kunnen alleen collectief worden veiliggesteld. Het helpt daarbij niet om – zoals de SP met het initiatief Stop de Uitverkoop van de Beschaving enige tijd deed – van de overheid te vragen een halt toe te roepen aan de ongebreidelde liberalisering en marktwerking, welbeschouwd de bron van de morele en sociale verloedering. Mag-het-een-onsje-minder leidt niet tot een fundamentele breuk met een samenleving waarin we alleen maar dromen over de verbetering van ons persoonlijk lot en niet meer van een betere solidaire wereld. Zo’n wereld is nooit de blinde uitkomst van individuele beslissingen, een kwestie van vraag en aanbod. Ze wordt gemaakt door mensen, door migranten en niet-migranten samen; bewust, in een tegencultuur waarin ter wille van een doelmatiger strijd een begin gemaakt wordt met het opruimen van religieus fanatisme en intolerantie. We staan ver af van zo’n wereld. De gebeurtenissen in Srebrenica lieten zien dat van lotsverbondenheid geen sprake was en dat een blank soldatenleven meer waard is dan het leven van een moslim. In het verwerkingsproces en in het debat over het NIOD-rapport staat Nederland wederom met de rug naar de slachtoffers en hun verwanten. Wie heeft gefaald? Wie draagt er schuld? Vragen van de vrouwen en kinderen van Srebrenica die betekenisvoller zijn dan het inhoudsloze en tot apathie stemmende Haagse gekrakeel over de zogenaamde ‘politieke verantwoordelijkheid’, alibi voor een praktijk waarin ieder vrijuit gaat.
De sociale bewegingen en de linkse politieke partijen moeten zich ter wille van een sociaal herstel niet alleen richten tot de overheid, maar - net als in de begintijd van de arbeidersbeweging -, bezinnen op het scheppen van collectieve opvangmechanismen waarin een ieder zijn angsten en emoties als een gezamenlijke zorg kan onderkennen en niet als een individueel probleem dat ieder voor zich maar moet verwerken. Als de vakbeweging meer doet dan staken, laat het dan dit zijn. Hoe ver we hiervan nog verwijderd zijn, toonde de demonstratie tegen Israël, half april. Onder de twintig- of dertigduizend demonstranten – op zichzelf zo’n opvangmechanisme - vormden autochtone Nederlanders een minderheid. Noch de gevestigde linkse politieke partijen, noch de vakbeweging namen de moeite er enige aandacht aan te besteden. Een deel van de vaderlandse pers ging zich zelfs te buiten aan hysterische hetzes. Door wederom met de rug ernaar toe te staan en de demonstratie af te doen als een uiting van geweld en antisemitisme wordt de rancune en de invloed van zowel rechts nationalisme als religieus fundamentalisme in dit land gevoed. Alleen de SP en kleinere linkse organisaties als Amsterdam Anders, de SAP, de IS en anarchistische jongeren begrepen dat en waren in de stoet aanwezig. Als gevestigd links de medeverantwoordelijkheid voor de opgang van Fortuyn wil afschudden zal ze net als deze organisaties de moed moeten tonen het gezicht en niet de rug toe te wenden.
Reactie toevoegen