De in Ramallah gevestigde Palestijnse Autoriteit heeft besloten om in aanvulling op de invasie van de Zionistische strijdkrachten in de Gazastrook, de Westelijke Jordaanoever aan te vallen...
Het was vanzelfsprekend dat de genocidale oorlog die Israël in de Gazastrook lanceerde, in het kielzog van de door Hamas geleide Operatie Al-Aqsa Vloed van 7 oktober 2023, gepaard ging met een aanval op de Westelijke Jordaanoever. De zionistische staat zag in de door Hamas geleide operatie namelijk een gouden kans om het Palestijnse volk in de gebieden die het in 1967 bezette, aan te vallen om daar de Nakba van 1948 te voltooien.
Want toen Israël de overgebleven delen van het Britse Mandaat Palestina tussen de rivier en de zee bezette, werd het verrast door de veerkracht van de meeste bewoners en hun standvastige weigering om het slagveld te ontvluchten, in tegenstelling tot wat er in 1948 gebeurde, toen de meerderheid van de bewoners van het door de zionistische strijdkrachten in beslag genomen land vluchtte en nooit meer mocht terugkeren, waardoor ze vluchtelingen werden. De bewoners van de Westelijke Jordaanoever hebben de les geleerd van die bittere historische ervaring, net als de bewoners van Gaza (afgezien van het feit dat de geografische omstandigheden het vluchten naar de Sinaï tot een gevaarlijk avontuur maken).
Daarom zag Israël af van annexatie van de gebieden die het in 1967 bezette, met uitzondering van Oost-Jeruzalem. Opeenvolgende zionistische regeringen bespraken verschillende plannen om de bevolking uit Gaza en de Westelijke Jordaanoever te verdrijven in een poging om de inbeslagname van heel Palestina van de rivier tot aan de zee te voltooien, door de gebieden van 1967 te annexeren zonder het dilemma van het lot van de inheemse bewoners onder ogen te hoeven zien.
Omdat het voor de zionistische staat uitgesloten was om hen het Israëlische staatsburgerschap toe te kennen, zoals het aan de Palestijnse minderheid had verleend die in de gebieden, die het in 1948 in beslag had genomen, was achtergebleven – een gebaar waardoor het kon beweren democratisch te zijn – bereidde de zionistische regering die de oorlog van 1967 leidde ook een back-up plan voor, bekend onder de naam van de minister die het opstelde, Yigal Allon. Ze plande de permanente inbeslagname van strategische gebieden in de nieuw bezette gebieden, waaronder de Jordaanvallei, door er militaire bases en nederzettingen te vestigen en gebieden met een hoge Palestijnse bevolkingsdichtheid over te dragen aan de voogdij van het Hasjemitisch koninkrijk Jordanië.
De glorieuze Intifada van 1988 maakte een einde aan dat project, toen het Hasjemitisch koninkrijk zich onttrok aan de verantwoordelijkheid voor het beheer van de Westelijke Jordaanoever en zelfs de claim liet varen om het terug te krijgen als land dat in 1949 door het koninkrijk was geannexeerd. Dat besluit was ogenschijnlijk een concessie aan het verlangen van de Palestijnen om zelfbestuur te krijgen, wat werd bevestigd door de Palestijnse Nationale Raad die in hetzelfde jaar in Algiers werd gehouden, maar in werkelijkheid was het het resultaat van de overtuiging van het koninkrijk dat de controle over het Palestijnse volk in de gebieden van 1967 hardnekkig en gevaarlijk was geworden.
Die opeenvolging van gebeurtenissen overtuigde de Zionistische Arbeiderspartij, die handelde volgens het Allon Plan, om het Hasjemitische koninkrijk te vervangen door het leiderschap van Arafat van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie nadat de Arbeiderspartij aan de macht was gekomen in de zomer van 1992 onder leiding van Yitzhak Rabin.
Dat was de inleiding tot de geheime onderhandelingen in Oslo, waar Yasser Arafat en Mahmoud Abbas achter de rug van andere leden van het Palestijnse leiderschap aan deelnamen, en die leidden tot de beroemde akkoorden die in september 1993 in het Witte Huis in Washington werden ondertekend. Wat het doel van die akkoorden betreft, dat was duidelijk voor iedereen die zich niet overgaf aan de illusie dat er wonderen zouden gebeuren die zouden leiden tot de 'onafhankelijke Palestijnse staat' die Arafat had beloofd.
De zionistische regering zette zich onmiddellijk in om de koloniale nederzettingen in de gebieden van 1967 te intensiveren en vertrouwde de zogenaamde Palestijnse Nationale Autoriteit de taak toe om elke poging tot opstand of verzet onder het Palestijnse volk de kop in te drukken. Het is die missie waarvoor Israël toestemming gaf: de komst van het Palestijnse Bevrijdingsleger (bestaande uit Palestijnse vluchtelingen) naar de gebieden van 1967 en zijn omvorming tot een politiemacht uitgerust met lichte wapens, verantwoordelijk voor het controleren van de lokale bevolking.
Toen de Oslo Akkoorden in de zomer van 1994 ten uitvoer werden gebracht met de overdracht van Gaza en Jericho aan de nieuwe Palestijnse Autoriteit (PA), besloot de PA om de bezetter te bewijzen dat hij in staat was om zijn volk in toom te houden door in de herfst van datzelfde jaar een demonstratie geleid door Hamas in Gaza bloedig neer te slaan, in een incident dat bekend staat als het Palestijnse Moskee Bloedbad – de meest prominente opening van een reeks repressieve acties uitgevoerd door de veiligheidstroepen verbonden aan de PA, in het bijzonder tegen islamitische bewegingen.
In feite kan er geen Palestijnse 'Nationale' Autoriteit zijn naast de Zionistische staat en met haar instemming, maar alleen een autoriteit die verbonden is aan de bezetter, vergelijkbaar met de Vichy-regering die in 1940 het bestuur overnam van het deel van het Franse grondgebied dat niet direct bezet was door nazi-Duitsland. Dat is de vergelijking die Edward Said beroemd maakte in zijn kritiek op de Oslo Akkoorden, die het leiderschap van Arafat zo boos maakte dat hij de geschriften van de beroemdste Palestijnse denker in de gebieden onder zijn toezicht verbood.
De analogie van Said werd bevestigd, behalve dat Yasser Arafat weigerde om de rol van Maréchal Philippe Pétain, de militaire commandant die aan het hoofd stond van de Vichy-regering, te blijven spelen nadat hij zich realiseerde dat zijn droom van een 'onafhankelijke staat' slechts een illusie was, en de realiteit van de zionistische doelen begreep, zij het met grote vertraging. Arafat leidde de Al-Aqsa Intifada die in de herfst van 2000 begon, een houding die vier jaar later tot zijn dood leidde. Toen de Oslo-akkoorden werden aangekondigd en werden uitgevoerd, hadden de meeste Palestijnen illusies, vooral vanwege het persoonlijke prestige dat Yasser Arafat genoot, maar deze illusies verdwenen volledig toen Mahmoud Abbas hem opvolgde.
Abbas is een symbool geworden van de corruptie en onderdrukking die inherent zijn aan de PA in Ramallah, tot het punt dat Fatah, de leidende PLO-fractie, onder zijn leiding de verkiezingen voor de Palestijnse Wetgevende Raad in 2006 verloor. De rest is bekend: Hamas won die verkiezingen; vervolgens orkestreerde Mohammed Dahlan in de Gazastrook een poging om de islamitische beweging in 2007 ten val te brengen; dat mislukte, maar leidde wel tot de verdeling van de gebieden van 1967 tussen twee rivaliserende Palestijnse autoriteiten, die van Mahmoud Abbas op de Westelijke Jordaanoever en die van Hamas in de Gazastrook.
Sinds de voltooiing van het eerste jaar van de voortdurende zionistische genocidale oorlog tegen Gaza, dat wil zeggen sinds afgelopen oktober, speelt zich voor onze ogen een beschamend tafereel af op de Westelijke Jordaanoever. De PA in Ramallah heeft besloten om de aanval van de Zionistische strijdkrachten op de Westelijke Jordaanoever aan te vullen, parallel aan hun invasie van de Gazastrook. Het is de meest gewelddadige Israëlische aanval op de Westelijke Jordaanoever, inclusief het gebruik van luchtmacht, sinds de onderdrukking van de Al-Aqsa Intifada meer dan twintig jaar geleden. Net als in de herfst van 1994 lanceerde de PA een bloedige aanval op gewapende jongeren, te beginnen in de stad Tubas en culminerend in de voortdurende aanval op het vluchtelingenkamp Jenin, de thuisbasis van het Jenin Bataljon, een groep verzetsstrijders tegen de Israëlische bezetting.
In haar verlangen om de Verenigde Staten en Israël te overtuigen van haar vermogen om het Palestijnse volk onder de duim te houden, wat noodzakelijkerwijs een imitatie inhoudt van wat de zionistische staat doet, is de PA in Ramallah zo ver gegaan om, terwijl ze oorlog voerde tegen het kamp Jenin op hetzelfde moment dat de zionistische strijdkrachten oorlog voerden tegen het kamp Jabalia in de Gazastrook, te besluiten het televisienetwerk Al Jazeera op haar grondgebied te verbieden, vergelijkbaar met het verbod dat Israël een paar maanden geleden uitvaardigde. In het licht van dit beschamende tafereel worden we heen en weer geslingerd tussen wrok jegens de PA, die tot een nieuw dieptepunt is gezonken, en minachting voor haar waanideeën dat ze er in slaagt.
Dit artikel stond op Al-Quds al-Arabi. Nederlandse vertaling redactie Grenzeloos.
Reactie toevoegen