De Syrische opstand en het gevaar van interventie

In oktober woonde ik in Zweden een bijeenkomst bij van de Syrische oppositie met onder andere leden van de belangrijkste groepering, de Syrische Nationale Raad. Dit artikel is gebaseerd op mijn voordracht over een eventuele buitenlandse interventie in Syrië.

Ik begon met te benadrukken dat de Syrische oppositie een duidelijke stelling moet innemen over de kwestie van interventie. Nu zijn het Westen en de buurlanden van Syrië nog terughoudend maar dit kan snel veranderen als de Syrische oppositie meer en meer om interventie vraagt.

Het was het verzoek van de Libische Nationale Raad begin maart om internationale militaire interventie dat leidde tot vergelijkbare verzoeken van de Arabische Liga en de resolutie van de VN Veiligheidsraad. In de discussie over buitenlands ingrijpen in Libië toonde ik begrip voor die de Libische rebellen zich gedwongen zagen om buitenlandse steun te vragen teneinde een verovering van hun bolwerken door de troepen van Gadaffi, en daarmee een bloedbad, af te wenden. Alle schuld voor het creëren van de situatie waarin buitenlandse mogendheden intervenieerden lag op de schouders van Gadaffi, maar tegelijkertijd had de buitenlandse militaire interventie een hoge prijs.

De onmiddellijke politieke prijs was dat de interventie Gadaffi in staat stelde zich te presenteren als de vertegenwoordiger van nationale soevereiniteit en de rebellen als agenten van westers imperialisme. Een beperkt deel van de Libische samenleving liet zich hierdoor overtuigen.

Een hogere politieke prijs was dat de buitenlandse mogendheden poogden om beslissingen te nemen voor de Libische rebellen. Deze mogendheden deden veel meer dan het stoppen van de aanvallen door Gadaffi’s troepen, ze vernietigden de Libische luchtmacht en een groot deel van de Libische infrastructuur. Westerse mogendheden weigerden de rebellen te voorzien van de wapens die zij nodig hadden om op eigen kracht hun land te bevrijden. Slechts tegen het eind leverden Qatar en Frankrijk wapens die hielpen de militaire patstelling te doorbreken.

De westerse mogendheden wilden een belangrijke rol spelen in de strijd tegen Gadaffi zodat zij de ontwikkelingen aan konden sturen. Ze probeerden een routekaart op te stellen voor de ontwikkeling van Libië na Gadaffi en onderhandelden achter de rug van de Libische Nationale Raad om met de familie van Gadaffi. Vóór de val van Tripoli werd het lot van Libië meer besloten in Washington, London, Parijs en Doha dan in het land zelf. De chaos in Libië werd vergroot door buitenlandse inmenging.

Toch is de overheersende indruk dat buitenlandse interventie het verpletteren van de Libische opstand voorkwam. Was de opstand verslagen, dan was het revolutionaire proces in de Arabische regio ten einde gekomen. Interventie stelde de Libische rebellen in staat hun land te bevrijden van een brute dictatuur tegen een veel lagere prijs dan Irak moest betalen voor een buitenlandse invasie. Terwijl het voorbeeld van Irak veel Syriërs afschrikt, willen steeds meer van hen het Libische voorbeeld volgen – steeds vaker wordt tijdens demonstraties in Syrië opgeroepen tot het afdwingen van een ‘no-fly zone’.

Tegen een interventie
Het zou echter een grote vergissing zijn om te denken dat het Libische scenario herhaald kan worden in Syrië. De kosten van een buitenlandse militaire interventie zouden er zeer hoog zijn. Libië is een land van stedelijke centra, verdeeld over een woestijnachtig terrein. In zo’n gebied is een luchtmacht essentieel en het regime gebruikte vliegtuigen in zijn contrarevolutionaire offensief. Buitenlandse gevechtsvliegtuigen waren relatief effectief in het afslaan van dit offensief. Maar Syrië is veel dichter bevolkt en de bevolking is er veel meer verdeeld in voor- en tegenstanders van de regering. Een no-fly zone over Syrië zou slechts van beperkt belang zijn en een luchtoorlog tegen het regime, zoals in Libië, zou verwoestend zijn. Het Syrische leger is veel sterker dan dat van Libië en de gevechten zouden massaler zijn. Bovendien staat de regering van Assad niet zo geïsoleerd als die van Gadaffi. Een militaire interventie zou de hele regio in beroering brengen.

De kracht van de Syrische opstand is de wijde verspreiding ervan en dat de rebellen ervan af hebben gezien wapens te gebruiken. Als zij dat niet hadden gedaan, zou de beweging veel minder momentum gehad hebben en zou het voor de regering makkelijker zijn geweest de opstand de kop in te drukken. De Syrische oppositie organiseert demonstraties in de avond of ze maken gebruik van het feit dat de regering moeilijk kan ingrijpen in moskeeën door daar te verzamelen op vrijdagen, een officiële vrije dag. Geconfronteerd met een militaire overmacht is dit de juiste methode.

In tegenstelling tot het regime van Gadaffi, dat al jaren geleden op gebieden als economie en inlichtingen begon samen te werken met verschillende westerse staten, is dat van Syrië in de ogen van de VS nog steeds een hindernis voor hun belangen in de regio. Syrië is een bondgenoot van Iran en Hezbollah en steunt verschillende Palestijnse groeperingen die tegenstander zijn van de door de VS gewenste overgave aan Israël. Dit betekent niet in het minst dat we de roep om democratie en mensenrechten in Iran of Syrië moeten negeren – maar deze eis moet gepaard gaan met het afwijzen van militaire interventie.

Een van de belangrijkste doelen van de Syrische opstand moet het overhalen van het leger naar de kant van rebellen zijn. Een verzoek om buitenlandse interventie zou het regime meer ammunitie geven om de oppositie weg te zetten als buitenlandse agenten. Een deel van het Syrische grondgebied wordt met westerse steun bezet gehouden door Israël. Indien Westerse mogendheden zouden interveniëren, dan zouden zij er zeker naar streven Syrië langdurig te verzwakken, net zoals gebeurde met Irak.

De rol van het leger
Het is nuttig om te kijken naar de verschillen met Libië en Egypte. In Egypte was en is het leger de ruggengraat van het regime. Moebaraks macht was afhankelijk van het leger, maar hij was er niet ‘eigenaar’ van. Vandaar dat de volksopstand probeerde het leger neutraal te houden en de dictator te verjagen. Deze strategie was succesvol maar leidde ook tot illusies in het idee van een leger dat de belangen van het volk kan dienen, in plaats van dat de bevolking en gewone soldaten ervan bewust werden gemaakt dat de bevelhebbers hun macht en privileges zullen proberen te beschermen. De Egyptische revolutie is incompleet: er is misschien nog wel meer hetzelfde gebleven dan dat er veranderd is.

In Libië had Gadaffi het leger ontbonden en geherstructureerd langs tribale, familie en financiële lijnen die het direct aan zijn persoon bonden. Dit maakte het onmogelijk om op de neutraliteit van het leger, laat staan op steun ervan, te hopen. Het was onmogelijk om zonder wapens het regime ten val te brengen. Aangezien het regime militair de bovenhand had, was inmenging ook een derde partij nodig. De veranderingen in Libië gaan veel dieper dan in Egypte omdat de instituten van Gadaffi’s regime zijn geïmplodeerd. Libië vandaag de dag is een land zonder staat, zonder een geweldsmonopolie en niemand weet hoe een toekomstige Libische staat eruit zal zien.

Syrië staat tussen het Libische en het Egyptische scenario in. Het regime is omringd door elitetroepen die aan de machthebbers gebonden zijn door religieuze, familie en cliëntelistische banden. Om het regime ten val te brengen moeten deze verslagen worden. Maar Syrië heeft ook een regulier leger gevormd door dienstplichtigen, soldaten en lagere officieren uit alle lagen van de bevolking. Een van de eerste prioriteiten voor de Syrische opstand moet het overhalen naar de kant van de revolutie van de manschappen van het leger zijn.

Een buitenlandse interventie zou soldaten echter overtuigen van het gelijk van het regime dat al vanaf het begin de opstand tot een ‘buitenlandse samenzwering’ bestempelt. Als de Syrische opstand een meer strategisch denkende leiding had gehad – en hier zien we een van de beperkingen van ‘facebook revoluties’ – dan zouden de rebellen netwerken in het leger ontwikkeld hebben om grootschalige desertie aan te moedigen. Bij gebrek aan leiding en strategie, deserteren nu steeds meer soldaten en officieren op eigen initiatief, maar steeds in kleine aantallen. De oppositie weet niet om te gaan met deze deserties: enkele oppositieleiders beschuldigen de deserteurs ervan de opstand een gewapende vorm aan te laten willen nemen terwijl andere hen juist met open armen ontvangen maar oproepen hun wapens niet op het regime te richten.

Het overhalen van de Syrische soldaten naar de kant van de opstand staat niet in tegenstelling tot de volksmobilisaties en het geweldloze karakter ervan. Het geweldloze karakter van de demonstraties geeft momentum aan de beweging, stelt grote aantallen mensen in staat deel te nemen en moedigt zo soldaten aan om in verzet te komen tegen het regime. De grote uitdaging is het combineren van massamobilisaties met de uitbreiding van de rebellie in het leger en de gewapende confrontaties die nodig zijn om het regime ten val te brengen. De enige andere optie is dat enkele hoge officieren breken met de heersende familie en deze dwingen te vluchten maar dit zou tot een situatie vergelijkbaar met die in Egypte leiden: het topje van de piramide valt maar de structuur blijft intact.

Het verzoek van sommige oppositieleiders om een no-fly zone boven Syrië bewijst eens te meer hun gebrek aan strategisch inzicht. Buitenlands ingrijpen zou tot een catastrofe kunnen leiden voor de regio en voor Syrië en moet afgewezen worden door alle voorstanders van democratie en vrijheid voor de Syriërs.

Dit is een bewerking van een artikel dat eerder verscheen in de Engelse uitgave van Al Akhbar.

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop