Elf stellingen over islamitisch fundamentalisme.

Elf stellingen over de huidige opleving van islamitisch fundamentalisme.

Deze stellingen werden wijd in omloop gebracht en vertaald in een veelvoud aan talen sinds hun eerste publicatie in 1981. Deze aandacht was te danken aan de marxistische analyse van wat toen nog een relatief nieuw fenomeen was. De huidige opleving van islamitisch fundamentalisme heeft haar wortels in de jaren zeventig en bereikte haar eerste crescendo, na jaren van ondergrondse activiteit, met de Iraanse revolutie van 1979.

1.
De omvang en de verscheidenheid die de opleving van Islamitisch fundamentalisme, welke de aanvang van het laatste kwart van de twintigste eeuw markeerde, sluit overhaaste en generaliserende gissingen uit. Het zou een grote fout zijn om het katholicisme van de Poolse arbeiders gelijk te stellen aan dit van Franco's reactionaire regime, maar evengoed moeten we de gemeenschappelijke kenmerken in de agrarische geschiedenissen van Spanje en Polen of de overeenkomsten in politieke en ideologische inhoud tussen hun respectievelijke katholicisme niet uit het oog verliezen. Net zo goed verbiedt analytische voorzichtigheid ons om wijd uiteenlopende fenomenen als de opleving van geestelijke en/of politieke, islamitische bewegingen in Egypte, Syrië, Tunesië, Turkije, Pakistan, Indonesië of Senegal, Zia Ul-Haq's militaire dictatuur in Pakistan of die van Kadhafi in Libië, de machtsovernames door Iraanse sjiitische geestelijken of door Afghaanse guerrilla's allemaal onder dezelfde noemer te verzamelen. Ook verschijnselen die oppervlakkig gezien duidelijk identiek zijn, zoals de successen van één en dezelfde beweging - de Moslim Broederschap - in Egypte en Syrië, verschillen in hun onderliggende politieke inhoud en functie, bepaald als deze is door hun verschillende korte termijn doelen. Afgezien van hun overeenstemming in geestelijke aangelegenheden en meer belangrijk dan hun gedeelde visie op dagelijkse kwesties, en ondanks hun gelijkaardige, zelfs identieke benamingen en organisatievormen, blijven islamitische bewegingen in de kern politieke bewegingen. Ze zijn dus de uitingen van specifieke sociaal-politieke en zeer aardse interesses.

2.
Er heeft geen plotselinge uitbraak van de islam in politieke kwesties plaatsgevonden, islam en politiek zijn altijd al onafscheidelijk geweest aangezien de islam een, in de etymologische zin van het woord, politieke religie is. Oftewel, de eis van scheiding tussen kerk en staat in islamitische landen is meer dan slechts een seculiere eis, het is een openlijk anti-religieuze eis. Dit is een deel van de verklaring waarom, met uitzondering van Kemalisme in Turkije, geen enkele van de voornaamste stromingen van burgerlijk of klein-burgerlijk nationalisme op islamitische bodem oproepen tot secularisme. Wat elders een elementaire democratische taak is, de scheiding van kerk en staat, is zo radicaal in islamitische landen, en vooral in het Midden-Oosten, dat het zelfs voor de 'dictatuur van het proletariaat' een zware taak zou zijn. Andere klassen zijn er niet toe in staat.
Bovendien hebben de democratische klassen in islamitische gemeenschappen in het algemeen geen of nauwelijks interesse getoond in het aanvechten van hun eigen religie. In feite werd de islam in de twintigste eeuw niet beschouwt als het ideologische cement van verouderde feodale of semi-feodale klassen structuren in moslim samenlevingen. Daarentegen werd Islam gezien als een essentieel element van de nationale identiteit, bespot door een christelijke of zelfs atheïstische onderdrukker. Het is geen toeval dat Turkije de enige islamitische samenleving is welke in de twintigste niet aan directe buitenlandse overheersing onderworpen werd. Mustafa Kemal was een uitzondering onder zijn verwanten. Hij voerde zijn voornaamste strijd niet tegen kolonialisme of imperialisme maar tegen het Sultanaat, een combinatie van wereldse en spirituele macht - het Kalifaat. Aan de andere kant had Nasser, hoe radicaal zijn bourgeois nationalisme ook was, er alle belang bij om zich met de islam te vereenzelvigen in zijn voornaamste gevecht, dat tegen het imperialisme. Te meer daar dit een eenvoudige manier was om zowel zijn rechter- als linker flank af te dekken.

3.
De volgende stellingen gaan niet over Islam als een (hoofd-)bestanddeel in de ideologie van nationalistische stromingen. De tijd van deze soort islam is voorbij net zoals die van de stromingen die zich er mee identificeerden voorbij is. Meer in het algemeen zullen we onderscheid maken tussen het gebruik van islam als een van verschillende manieren om een nationale, communalistische of zelfs sektarische identiteit te doen gelden aan de ene kant, en een islam welke beschouwt wordt als een doel op zich, een totaal, algemeen doel, een uniek en exclusief programma aan de andere kant. 'De koran is onze grondwet' verklaarde Hassan al-Banna, stichter van de Moslim Broederschap in 1928. De islam welke ons hier interesseert is de islam welke verheven is tot een absoluut principe waar elke eis, elk gevecht en elke hervorming aan ondergeschikt is. Dit is de islam van de Moslim Broederschap, van de Jamaat-i-Islami, van de verschillende ulema associaties en de beweging van Iraanse ayatollahs welke tot uiting komt in de 'Islamitische Republiek van Iran'.
De gemeenschappelijke noemer van deze verschillende bewegingen is islamitisch fundamentalisme, dat wil zeggen, de wens om terug te keren naar de islam, het verlangen naar een islamitisch Utopia, welke overigens niet beperkt kan blijven tot een enkele natie maar welke alle islamitische volkeren of zelfs de gehele wereld moet omvatten. Het is in deze geest dat Bani Sadr in 1979 aan An-Nahar, een krant uit Beiroet, verklaarde dat ayatollah Khomeini een 'internationalist' is, en een tegenstander van 'islamitische stalinisten welke islam in één land willen opbouwen' (sic!). Dit 'internationalisme' is ook zichtbaar in de manier waarop al deze bewegingen zich over hun oorspronkelijke landsgrenzen uitstrekken en/of meer of minder nauwe banden met elkaar onderhouden. Alle wijzen zij nationalisme in de strikte zin af en beschouwen nationalistische stromingen, ook degenen die claimen islamitisch te zijn, als rivalen of zelfs tegenstanders. Zij verzetten zich tegen buitenlandse onderdrukking of de nationale vijand in naam van de islam, niet uit naam van een 'nationale' verdediging. Voor Khomeini vertegenwoordigen de Verenigde Staten dus niet zozeer 'imperialisme' maar vormt zij de 'Grote Satan'; Saddam Hussein is bovenal een 'atheïst', een 'ongelovige'. Wat betreft alle stromingen in kwestie is de Israëlische staat niet zozeer een zionistische bezetter van Palestijns grondgebied maar de 'Joodse bezetter van heilige islamitische grond.'

4.
Hoe progressief, nationaal, en/ of democratisch de objectieve betekenis van de strijd van verschillende Islamitische fundamentalistische bewegingen ook is, dit kan niet verhullen dat hun ideologie en programma per definitie reactionair is. Wat voor ander programma dan een reactionaire utopie streeft naar de constructie van een islamitische staat, geheel gemodelleerd naar de zevende eeuw? Wat voor ander soort ideologie dan dan een bij uitstek reactionaire utopie streeft naar het herstel van een dertien eeuwen oud bestel? Daarom is het verkeerd en absurd om islamitische fundamentalistische bewegingen als bourgeois te definiëren, ongeacht hoe zeer hun strijd hen soms tot bondgenoten van delen van of van hun hele bourgeoisie maakt. Het is even verkeerd om hen als revolutionair te kenschetsen zodra zij in conflict raken met dezelfde bourgeoisie.
Wat betreft de aard van hun programma en ideologie, hun sociale opmaak en zelfs de sociale afkomst van haar oprichters zijn islamitisch fundamentalistische bewegingen klein-burgerlijk. Ze verbergen hun afkeer van de vertegenwoordigers van grootkapitaal evenmin als hun afkeer van vertegenwoordigers van de arbeidersklasse, en hun haat tegen imperialistische landen evenmin als deze tegen “communistische” landen. Ze staan vijandig tegenover de twee uiteinden van de industriële samenleving waar zij bedreigd door worden: de bourgeoisie en het proletariaat. Ze voldoen aan de in het Communistisch Manifest gegeven signalement van de klein-burgerij:
'De middenstanden, de kleine industrieel, de kleine koopman, de handwerksman, de boer, zij allen strijden tegen de bourgeoisie om hun bestaan als middenstand voor ondergang te behoeden. Zij zijn dus niet revolutionair maar conservatief. Erger nog, zij zijn reactionair, want zij trachten het rad der geschiedenis terug te draaien.'
De klein-burgerlijke islamitische reactie vind haar ideologen en leidende elementen zowel onder de 'traditionele intellectuelen' van de moslim genootschappen, ulemas, etc. als onder de lagere geledingen van de 'organische intellectuelen' van de bourgeoisie, namelijk diegene afkomstig uit de kleine burgerij die gedoemd zijn daar te blijven: in het bijzonder leraren en kantoor klerken. In een periode van opgang boekt islamitisch fundamentalisme veel succes in het rekruteren op universiteiten en andere instituten welke 'intellectuelen' produceren en waar de studenten sterker beïnvloed worden door hun sociale afkomst dan door een hypothetische en vaak zeer onzekere toekomst.

5.
In landen waar de islamitisch fundamentalistische reactie er in geslaagd is een massabeweging te worden en waar zij nu de wind in de zeilen heeft, kent de beroepsbevolking een relatief groot aandeel van de midden-klassen zoals gedefinieerd in het Communistisch Manifest: kleine industriëlen, kooplui, handwerkslieden en boeren. Niettemin mobiliseert elke uitbraak van islamitisch fundamentalisme niet alleen een groter of kleiner deel van deze midden-klassen maar ook delen van andere klassen, welke onder druk van kapitalistische oorspronkelijk accumulatie en verarming voortgekomen zijn uit de midden-klassen. Fundamentalistische propaganda vindt vooral een gewillig oor onder delen van het proletariaat wiens proletarisering slechts recent heeft plaatsgevonden, in het bijzonder onder delen van het sub-proletariaat welke door het kapitalisme zijn beroofd van hun eerdere klein-burgerlijke status.
Dit is de sociale basis van Islamitisch fundamentalisme, haar massa aanhang. Maar deze lagen zijn niet het natuurlijke reservoir van religieuze reactie, van de manier waarop de bourgeoisie haar eigen ideologie bekijkt. Ongeacht hoe sterk de religieuze gevoelens onder bevolking ook zijn, er is, ook al is de religie de islam, een kwalitatieve sprong tussen deel nemen aan deze gevoelens naar het beschouwen van religie als een werelds Utopia. Om het opium van het volk in ons tijdperk van automatisering opnieuw een efficiënt stimulerend middel te laten worden moeten mensen daadwerkelijk geen ander alternatief hebben dan zich overleveren aan de goddelijke genade. Het minste wat men zeggen kan over de islam is dat haar praktische relevantie niet meteen zichtbaar is!
Islamitisch fundamentalisme werpt in werkelijkheid meer vragen op dan zij beantwoordt. Alhoewel islamitische wetgeving enkele eeuwen jonger is dan de Romeinse is zij het product van een samenleving welke beduidend minder ontwikkeld was dan die van het oude Rome. (De Koran is grotendeels geïnspireerd door de Thora, net zoals de Arabische leefwijze sterk geleek op de Hebreeuwse). Afgezien van het probleem van het bij de tijd brengen van een dertien eeuwen oude wetgeving is er ook de kwestie van de uitvoering ervan. Anders gezegd, zelfs de meest orthodoxe moslim fundamentalist kan niet enkel met producten van exegese reageren op problemen voortgebracht door een moderne samenleving, tenzij deze producten volledig willekeurig worden en daarmee ook een bron van onenigheid onder de exegeten. Er zijn daarom evenveel interpretaties van de islam als er lezers zijn. De kern van de islamitische religie waar alle moslims het over eens kunnen zijn beantwoordt op geen enkele wijze de dringende materiële behoeften van de klein-burgerij, nog afgezien van de vraag of deze aan hun spirituele behoeften kan voldoen. Islamitisch fundamentalisme is in geen enkel opzicht het meest geschikte programma voor het bevredigen van de aspiraties van de sociale lagen waar zij aantrekkingskracht op uitoefent.

6.
De sociale basis zoals deze hierboven beschreven is kent een buitengewone politieke flexibiliteit. Het citaat uit het Communistisch Manifest beschrijft niet een vastgestelde houding van de midden-klassen maar slechts de werkelijke inhoud van haar strijd tegen de bourgeoisie als er een worsteling is, als zij zich daadwerkelijk tegen de bourgeoisie keert. Voordat zij tegen bourgeoisie streden waren de midden-klassen haar bondgenoten in de strijd tegen feodalisme; voordat zij poogden het rad van de geschiedenis terug te draaien droegen zij aan haar voortgang bij. De midden-klassen vormen in de eerste plaats de sociale basis van de democratische revolutie en de nationale strijd. In achtergebleven, afhankelijke samenlevingen zoals de moslim samenlevingen spelen de midden-klassen nog steeds deze rol zolang als de taken van de nationale en democratische revolutie nog min of meer onvoltooid op de agenda staan. Zij zijn de meest vurige supporters van welk bourgeois leiderschap dan ook -men nog meer van elk willekeurig klein-burgerlijk leiderschap - dat zich sterk maakt voor deze taken. De midden-klassen zijn bij uitstek de sociale basis van het Bonapartisme van de opkomende bourgeoisie. Grote delen van de midden-klasse trekken pas dan hun eigen plan als de bourgeois of klein-burgerlijke leiders welke nationale en democratische taken op zich genomen hadden, tegen hun eigen grenzen oplopen en hun geloofwaardigheid verliezen.
Zolang een opgaand kapitalisme mogelijkheden voor opwaartse sociale mobiliteit lijkt te bieden voor de midden-klassen, zolang hun omstandigheden van bestaan zich aan het verbeteren zijn, zullen zij de status quo natuurlijk niet in twijfel trekken. Zelfs gedepolitiseerd of apathisch spelen zij in burgerlijke samenlevingen normaliter de rol van de 'zwijgende meerderheid'. Maar zodra de kapitalistische omvorming van de samenleving met al haar gewicht op haar drukt – de druk van nationale en internationale wedijver, inflatie en schulden – gaan de midden-klassen een indrukwekkende bron van verzet tegen de heersende orde vormen. Dan zijn ze bevrijd van overheersing door de bourgeois en des te indrukwekkender omdat het geweld en de woede van klein-burgers in nood zonder weerga is.

7.
Maar ook in dit geval is het niet onvermijdelijk dat de kleine burgerij de kant van de reactie kiest, hoe zeer zij ook vertrapt wordt in de kapitalistische samenleving en hoe zeer zij ook teleurgesteld is in bourgeois en klein-burgerlijke democratisch-nationalistisch leiderschap. Er is altijd nog een andere optie, in theorie tenminste. De midden-klassen worden geconfronteerd met de keuze tussen reactie en revolutie. Ze kunnen zich aan de revolutionaire strijd tegen de bourgeoisie verbinden, zoals het Communistisch Manifest voorzag:
'Zijn ze [de midden klassen] revolutionair, dan zijn ze het met het oog op de hun wachtende overgang naar het proletariaat, dan verdedigen zij niet hun tegenwoordige maar hun toekomstige belangen, dan verlaten zij hun eigen standpunt om zich op dat van het proletariaat te stellen'
In de achtergebleven en afhankelijke samenlevingen, welke door het Communistisch Manifest genegeerd werden, hebben de midden-klassen absoluut geen behoefte om hun eigen standpunt te verlaten en zich onder proletarische leiding te plaatsen. Integendeel, door zich de taken van de midden-klassen, in het bijzonder de nationale en democratische taken, op zich te nemen kan het proletariaat erin slagen hen voor haar zijde te winnen. Maar als het proletariaat het vertrouwen van de midden-klassen wil winnen heeft zij in de eerste plaats zelf een geloofwaardige leiding nodig, een leiding welke zich zowel praktisch als politiek bewezen heeft. Als aan de ander kant een leiding met een meerderheid in de arbeidersklasse zichzelf in diskrediet heeft gebracht op het vlak van de nationaal-democratische strijd (ondertussen haar meerderheid behoudende dankzij haar vakbondsposities of domweg door het ontbreken van een alternatief) en zich zich zwak toont tegenover de gevestigde orde of als zij, nog erger, de gevestigde orde steunt, dan zullen de midden-klassen werkelijk geen ander keuze hebben dan te luisteren naar de stem van klein-burgerlijke reactie – zelfs als deze zo ondoorgrondelijk is als een islamitische reactie – en misschien gehoor geven aan haar oproepen.

8.
Al de landen waar islamitisch fundamentalisme aanzienlijk aan invloed heeft gewonnen, vooral in Egypte, Syrië, Iran en Pakistan, voldoen aan de boven beschreven criteria. In Tunesië en Libanon belemmert de vergevorderde 'verwestering' van de samenleving de voortgang van islamitisch fundamentalisme, welke niettemin reëel is. In al deze landen is de levensstandaard van de midden-klassen duidelijk verslechterd in de laatste jaren. Zelfs al zijn sommige van de landen zelf olie exporteurs, een losgeslagen inflatie is het enige effect dat de enorme verhogingen van olieprijs had op de eigen midden-klassen. Bovendien zijn bourgeois en klein-burgerlijke democratisch-nationalistische leidingen in deze landen in het algemeen in diskrediet gebracht. In alle vier de landen hebben democratisch-nationalistische leidingen de test van controle van de staatsmacht ondergaan. Alle deze leidingen hadden toen zij trachtten hun democratisch nationale programma's door te voeren op bepaalde momenten in hun geschiedenis vrijwel unanieme steun van de midden-klasse. Sommige kwamen een heel eind, in het bijzonder Egypte en landen onder Egyptische invloed waar Nasser het politieke landschap domineerde. Nationalisten waren lange tijd in staat aan de macht blijven, of zijn dat nog steeds – in het tweede geval omdat zij hun macht te danken hebben aan het leger.
In Iran en Pakistan, waar de nationalisten een civiele regering vormden, veegde het leger hen al snel weg; Mossadegh en Bhutto kenden een tragisch einde. In ieder geval, in alle vier de landen is de uitvoering van het nationaal democratische programma, ook als men rekening houdt met het raamwerk en de beperkingen van een burgerlijke staat, zeer beperkt gebleven. Zelfs in Iran, waar de periode van Mossadegh slechts kort duurde, nam de Shah het op zich, op advies van zijn Amerikaanse mentors, om met zijn pseudo-Bismarcksiaanse methodes te doen waar elders de verenigde inspanningen van Ropespierres en Bonapartes voor nodig waren.
Anderzijds, de enige politieke organisaties van de arbeidersklasse van enige belang in de regio zijn stalinistische partijen. Ook als deze maar iets betekenen hebben, hebben zij zichzelf volledig in diskrediet gebracht met een lange geschiedenis van het uitverkopen van sociale strijd en het sluiten van deals met de status-quo. Dus toen onvrede de kop begon op te steken in de midden-klassen van de vier genoemde landen was er geen enkele arbeiders of bourgeois of klein-burgerlijke organisatie welke hier van kon profiteren. De weg voor klein-burgerlijke Islamitische fundamentalistische reactie lag wijd open.
In Algerije, Libië en Irak, in tegenstelling, waar het Verlichte despotisme van een burgerlijke of kleinburgerlijke nationalistische bureaucratie brede delen van de midden klasse in staat stelde te profiteren van de olie rijkdom, kon islamitisch fundamentalisme beperkt worden gehouden. Gaddafi is, in tegenstelling tot wat gedacht kan worden, geen fundamentalist in de strikte zin van het woord. Tot op zekere hoogte was hij een fundamentalist gedurende de eerste jaren van zijn klein-burgerlijke dictatuur en werd daarmee een soort voorlopen van huidige opleving en zelfs een van haar voornaamste aanstichters. Zijn hier opvolgende radicalisering reikte zo ver dat zij ook de islam in begreep, welke hij nog beweert te hervormen. De 'Moslim Broederschap' bestaat in Libië en wordt daar onderdrukt.

9.
Alhoewel islamitisch fundamentalisme belangrijke vorderingen heeft gemaakt in Egypte, Syrië, Iran en Pakistan, verschilt de vorm en reikwijdte hiervan per land evenzeer als haar politieke inhoud en functie. In Syrië vormt de fundamentalistische beweging de belangrijkste oppositie tegen het ondergaande Bonapartisme van de bourgeois Ba'ath bureacratie waar zij een strijd op leven en dood tegen voert. Syrische fundamentalisten hebben kunnen profiteren van het feit dat de regerende Ba'ath elite tot een religieuze minderheid behoren - de Alawi. Het krankzinnige, puur reactionaire karakter van het programma van de Syrische fundamentalisten beperkt hun kansen om de macht te grijpen echter tot bijna nul. Op basis van een dergelijke programma kunnen zij niet de krachten mobiliseren die nodig zijn om de Ba'ath dictatuur omver te werpen. Nog minder zijn zij in staat om zelfstandig een land te besturen dat gebukt gaat onder zo'n ingewikkelde economische en sociale problemen als Syrië. De fundamentalistische beweging in Syrië is dus gedoemd tot samenwerking met de bezittende klassen van Syrië (bourgeois en land bezitters). De fundamentalisten zijn niks anders, en kunnen niks anders zijn, dan hun instrument.
Ook in Egypte is de kans op een zelfstandige machtsovername door de fundamentalisten klein en wel om dezelfde redenen als in Syrië. Bovendien heeft de Egyptische fundamentalistische beweging minder invloed dan de Syrische. In allebei deze landen zijn de fundamentalistische bewegingen getemperd in een lange strijd tegen progressieve regimes wat hun reactionaire karakter nog verder benadrukte. Bovendien, de reikwijdte van Egypte's economische problemen maakt de fundamentalistische gooi naar de macht nog ongeloofwaardiger. De Egyptische bourgeoisie is zich hier terdege van bewust en is daarom zeer welwillend tegenover de fundamentalistische beweging. In de ogen van de bourgeoisie vormen de fundamentalisten een ideale 'vijfde colonne' in de sociale bewegingen - een bijzonder effectief 'tegengif'' tegen links. Daarom is de Egyptische bourgeoisie in het geheel niet verontrust door pogingen van de fundamentalisten om links te overtreffen op de twee favoriete punten van links: de nationale en de sociale kwestie: elke vooruitgang gemaakt door de fundamentalisten op deze punten betekent evenredige verliezen voor links. [Dit werd geschreven voordat een islamitisch fundamentalistische activist in oktober 1981 Anwar al-Sadat vermoordde. Egyptisch links werd verpletterd in de jaren tachtig terwijl de radicale randen van de fundamentalisme beweging zich gewelddadig verzetten tegen het regime.] De houding van de Egyptische bourgeoisie ten opzichte van de fundamentalistische beweging is vergelijkbaar met die van elke andere bourgeoisie in diepe crisis ten opzichte van uiterst rechts en fascisme.
De Pakistaanse situatie verschilt hierin van de Egyptische dat de Pakistaanse fundamentalistische beweging zich voornamelijk onder reactionaire regimes heeft geconsolideerd. Dit heeft haar in staat gesteld om gedurende lange tijd elementen van het nationaal democratische programma over te nemen en zodoende een geloofwaardige oppositie tegen de gevestigde orde te vormen. Maar gedurende dezelfde tijd waren bourgeois democratisch-nationalistische stromingen in oppositie en meer geloofwaardig, en daarom meer invloedrijk, dan de fundamentalisten. Slechts toen Bhutto, in een indrukwekkend staaltje van historische versnelling verschillende etappes in een op Nasser lijkende evolutie afsneed en alras brede lagen van de bevolking van zich vervreemde door verstrikt te raken in zijn eigen tegenstellingen kwam de weg vrij voor extreem-rechts, gedomineerd door de fundamentalistische beweging (aangezien Pakistaans uiterst links van geen betekenis was). Bhutto’s bankroet was zo overduidelijk dat de fundamentalisten er in slaagden een enorme massabeweging tegen hem te mobiliseren. De coup d'etat van het leger was bedoeld om te verhinderen dat deze beweging Bhutto ten val zou brengen (zoals in Iran was gebeurt) en de ‘chaos’ die het gevolg hiervan zou zijn te voorkomen. Teneinde de sympathie van de fundamentalisten te winnen nam de reactionaire bourgeois militaire dictatuur hun project van Islamitische hervormingen over en gebruikte deze voor haar eigen voordeel. Vandaag de dag rekent zij op de fundamentalisten om af te rekenen met elke 'progressieve' oppositie tegen haar bewind, inclusief die van de partij van wijlen Bhutto.
In de drie hierboven geanalyseerde gevallen heeft de fundamentalistische beweging gefunctioneerd als niet meer dan een verlengstuk voor de reactionaire bourgeoisie. Maar Iran is een ander geval.

10.
In Iran werd de fundamentalistische beweging, voornamelijk vertegenwoordigd door de fundamentalisten onder de sjiitische geestelijken, gevormd in een lange en bittere strijd tegen het bij uitstek reactionaire, door imperialisme gesteunde, regime van de Shah. Het trieste historische bankroet van Iraanse bourgeois nationalisme en stalinisme is te goed bekend om hier nu te behandelen. Als gevolg van deze uitzonderlijke combinatie van historische factoren kon de Iraanse fundamentalistische beweging de voorhoede worden van de strijd voor de twee onmiddellijke taken van de nationaal democratische revolutie in Iran; het omverwerpen van de Shah en het afbreken van de banden met U.S. imperialisme. Dit werd bovendien mogelijk gemaakt omdat deze twee taken geheel in overeenstemming waren met de in het algemeen reactionaire aard van Islamitisch fundamentalisme. Terwijl dus de sociale crisis in Iran zich verdiepte naar het punt dat aan de voorwaarden voor het omverwerpen van de Shah voldaan was en de afkeer van de midden-klassen van hem een kookpunt bereikte slaagde de fundamentalistische beweging, gepersonifieerd door Khomeini, erin de immense kracht van de in het nauw gedreven midden klassen en het sub-proletariaat te bundelen en het regime een aantal zware klappen toe te brengen. De vast beslotenheid van de fundamentalisten om ongewapend te blijven was bijna suïcidaal, een prestatie waar alleen een mystieke beweging toe in staat is. De Iraanse fundamentalistische beweging slaagde erin om het eerste stadium van een nationaal democratische revolutie uit te voeren. Maar het fundamentalistische karakter van de revolutie kreeg al snel de bovenste hand.
In zekere zin is de Iraanse revolutie een permanente revolutie in omgekeerde richting. Begonnen als een nationaal-democratische revolutie had zij onder proletarische leiding kunnen overgaan in een socialistische transformatie. De fundamentalistische, kleinburgerlijke leiding van de revolutie verhinderde dit echter en leidde daarentegen de revolutie in een reactionaire, regressieve richting. De revolutie van februari 1979 leek verbazingwekkend sterk op februari 1917 – twee identieke vertrekpunten voor diametraal tegenovergestelde processen. Oktober 1917 maakte het de Russische democratische revolutie mogelijk om haar logische conclusie te bereiken, in Iran verraadde de fundamentalistische leiding de democratische inhoud van de revolutie. De Russische Bolshevieken vervingen de Grondwetgevende Vergadering, na gevochten te hebben om deze bij elkaar te krijgen, met de bij uitstek democratische macht van de sovjets; de ayatollahs vervingen de Grondwetgevende Vergadering, welke ook zij bovenaan de lijst van hun eisen hadden gesteld maar nooit het daglicht lieten zien, door een reactionaire karikatuur: de Islamitische 'Vergadering van experts'. Het verschillende lot van de deze door beide revoluties gedeelde eis laat mooi het tegenovergestelde karakter van de leidingen en de richtingen die zij kozen zien.
Wat betreft de democratische organisatievormen welke opkwamen in de loop van de Iraanse februari, de Islamitische leiding kapselde deze in. De shoras waren bepaald geen sovjets! En wat betreft de nationale kwestie, het proletarische internationalisme van de Bolshevieken maakte emancipatie van de onderdrukte naties van het Russische rijk mogelijk, het Islamitische 'internationalisme' van de ayatollahs bleek niets anders dan een vroom voorwendsel voor de bloedige onderdrukking van de minderheden van het Perzische rijk. Het lot van vrouwen in de twee revoluties is al evenzeer bekend.
De fundamentalistische Iraanse leiding bleef slechts op een punt trouw aan het nationaal democratische programma: de strijd tegen het U.S. Imperialisme. Maar het bleef trouw aan dit punt op haar geheel eigen wijze. Door de vijand niet te benoemen als imperialisme maar als 'het Westen' of zelfs de 'Grote Satan', riep Khomeini op tot het weggooien van de baby met het badwater, of beter gezegd, de baby nog voor het badwater. Hij schreef alle politieke en sociale verworvenheden van de bourgeois revolutie, inclusief democratie en zelfs marxisme, wat hij (terecht) beschouwde als het product van een (zogenaamd 'Westerse') industriële beschaving, toe aan het gehate 'Westen'. Hij riep de Iraniërs op hun samenleving te zuiveren van deze plagen, onderwijl de voornaamste banden tussen Iran en het imperialisme negerend, namelijk de economische banden. De affaire met de Amerikaanse ambassade, de manier waarop deze werd afgehandeld, leverde Iran niks op. Uiteindelijk bleek het een zeer kostbare aangelegenheid, slechts winstgevend voor Amerikaanse banken. Hoe de fundamentalistische dictatuur zich ook ontwikkeld, nu al heeft zij bewezen een goot obstakel te zijn voor de ontwikkeling van de Iraanse revolutie.
Bovendien, haar evolutie is onzeker. Nog afgezien van de uitzonderlijke combinatie van omstandigheden zoals hierboven beschreven bestaat er een fundamenteel verschil tussen Iran en de drie eerder genoemde landen: Iran kan zich de 'luxe' van een experiment met een autonoom, klein-burgerlijk fundamentalistisch regime veroorloven. Haar olie rijkdom verzekert Iran van een positieve betalingsbalans en budget. Maar tegen welke prijs en voor hoe lang? De economische balans van twee jaar fundamentalisme aan de macht is al negatief vergeleken met eerdere jaren. Bovendien, het inconsequente karakter van het fundamentalistische programma en de grote verscheidenheid van de sociale lagen die zich er mee identificeren en het al naar gelang hun eigen wensen interpreteren, uit zich in een veelvuldigheid van rivaliserende en antagonistische machtscentra. Slechts Khomeini's overwicht stelde hen in staat om zo lang een facade van eensgezindheid op te houden.

11.
Islamitisch fundamentalisme is een van de meest gevaarlijke vijanden van het revolutionaire proletariaat. Onder absoluut alle omstandigheden is het noodzakelijk om te vechten tegen haar 'reactionaire en middeleeuwse invloed', zoals de 'Theses over de nationale en koloniale kwestie' welke aangenomen werden op het tweede congres van de Communistische Internationale zoveel jaren geleden stelden. Zelfs in een geval als Iran, waar voor een bepaalde periode de fundamentalistische beweging nationaal-democratische taken op zich neemt, is het de plicht van revolutionaire socialisten om onophoudelijk te strijden tegen de invloed welke zij heeft op de strijdende massa's. Gebeurt dit niet, en bevrijden zij zich niet op tijd, dan zullen dezelfde massa's zeker de prijs betalen. Terwijl zij strijden tegen de gezamenlijke vijand moeten revolutionaire socialisten arbeiders waarschuwen tegen elke poging om hun strijd in een reactionaire richting om te buigen. Elk falen in deze elementaire opgaven is niet alleen een fundamentele zwakheid maar kan ook leiden tot opportunistische vergissingen.
Aan de andere kant, zelfs als islamitisch fundamentalisme puur reactionaire vormen aanneemt moeten revolutionaire socialisten voorzichtig en tactisch optreden in hun strijd ertegen. In het bijzonder moeten zij vermijden om in de fundamentalisme val van twisten over religieuze kwesties te trappen. Ze moeten zich strikt beperken tot de nationale, democratische en sociale kwesties. Ze mogen niet uit het oog verliezen dat een deel, vaak een groot deel, van de mensen onder Islamitisch fundamentalistische invloed voor de zaak van de arbeiders gewonnen kan en moet worden. Tegelijkertijd moeten revolutionaire socialisten zich zonder enige twijfel uitspreken voor een seculiere samenleving, een grondbeginsel van het democratische programma. Ze kunnen hun atheïsme bagatelliseren maar nooit hun secularisme, tenzij ze Marx wensen te vervangen door Mohammed!

1 Februari, 1981, voor het eerst gepubliceerd in het Engels in International Marxist Review 2, nummer 3 (zomer 1987)

Dossier

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop