De maoïstische Communist Party of the Philippines, al lange tijd de sterkste linkse kracht in het land, verkeert in moeilijkheden.
De maoïstische Communist Party of the Philippines (CPP), die een van de langst durende gewapende opstanden ter wereld leidt en tienduizenden leden telt, is internationaal nog steeds een referentiepunt voor delen van radicaal links. De International League of People's Struggles (ILPS), in de VS vertegenwoordigd door organisaties als Bayan, ontleent haar politieke lijn aan het raamwerk van de CPP. Op de Filipijnen zelf is de CPP en de 'nationaal-democratische' beweging die zij leidt nog steeds de dominante kracht op links. Dat maakt de ontwikkeling van de partij van belang voor internationalistische socialisten wereldwijd.
De afgelopen jaren is duidelijk geworden dat de CPP meer onder toenemende druk staat. Na het verbreken van hun bondgenootschap met president Rodrigo Duterte in 2017 escaleerde de gewelddadige repressie van de partij, haar guerrilla's en haar legale bondgenoten. [1] Een regeringsstrategie die moorddadig geweld combineert met beloningen voor hen die de beweging verlaten, kent succes. Het overlijden van de ideoloog en eerste voorzitter van de partij, Jose Maria Sison, eind 2022 in ballingschap in Nederland was een symbolisch moment. Belangrijker was het lot van Benito en Wilma Tiamzon in augustus van dat jaar. Het echtpaar Tiamzon radicaliseerde tijdens hun studententijd in de vroege jaren 1970 en in de daaropvolgende decennia werden ze vooraanstaande activisten binnen de CPP. In april 2023 bevestigde de partij dat de twee ongeveer acht maanden eerder door het leger waren gedood.
Ten tijde van hun dood was Benito Tiamzon voorzitter van het centraal comité en Wilma Tiamzon algemeen secretaris. Een artikel op de website Rappler beschreef in detail hoe de twee maandenlang door het leger waren achtervolgd op het eiland Samar, ooit een bolwerk van de CPP en haar gewapende vleugel, het New People's Army (NPA). Ze waren niet de enige hooggeplaatste CPP-leden die de afgelopen jaren werden gedood. Minder dan zes maanden eerder werd Ka Oris (Jorge Madlos), voormalig commandant en woordvoerder van de NPA, gedood. Eind 2020 werd het lichaam van Antonio Cabanatan gevonden. Cabanatan was als lid van het uitvoerend comité van de partij medeverantwoordelijk voor de controversiële beslissing om de verkiezingen van 1986 te boycotten. Onder andere CPP-NPA leiders die de afgelopen jaren zijn gedood, zijn leden van het centraal comité van de partij en hooggeplaatste commandanten van de NPA.
Tekenen van verval
Om voor de hand liggende redenen is het moeilijk om informatie te krijgen over de ontwikkeling van de ondergrondse CPP/NPA. De sloganeske uitspraken van de partij betekenen weinig: de revolutionaire strijd gaat immer voorwaarts en 'de crisis van het verrotte systeem wordt steeds dieper', en dat is al tientallen jaren zo. Gegevens verzameld door de ngo Armed Conflict Location & Event Data (ACLED) laten een lichte daling zien van gewapende schermutselingen in de periode 2016-2023 waarbij de NPA betrokken is maar specificeren niet wie de botsingen heeft geïnitieerd. Volgens een rapport van de denktank International Crisis Group ligt het aantal doden in het conflict op enkele honderden per jaar, met in 2024 waarschijnlijk minder doden dan in voorgaande jaren.
Ang Bayan, de krant van de partij, doet gedetailleerd verslag van de activiteiten van de NPA. Het optellen van de cijfers die daarin gegeven worden geeft een vergelijkbaar beeld van het aantal jaarlijkse slachtoffers, waarbij de meeste gevechten in een klein aantal regio's plaatsvinden. De partij beweert dat ze zo de militaire capaciteit van de Filippijnse staat 'uitholt', maar in een land met bijna 120 miljoen inwoners, een gemiddelde leeftijd onder de 26 jaar en massale werkloosheid kan het leger gemakkelijk altijd nieuwe rekruten vinden.
De conclusie dat de partij verzwakt is in vergelijking met de laatste jaren van het presidentschap van Gloria Macapagal-Arroyo in het eerste decennium van de jaren 2000 is onvermijdelijk. In die jaren nam de NPA-activiteit toe en werd de partij weer wat sterker in vergelijking met de crisis in de jaren negentig. Na de val van het regime van Ferdinand Marcos in 1986, die in 1972 de staat van beleg had afgekondigd, werd de partij verrast door wat in veel opzichten een herstel was van de 'elitedemocratie' uit de periode vóór Marcos. Onthullingen over hoe honderden kameraden werden gemarteld en gedood tijdens paranoïde zuiveringen in de jaren 1980 ondermijnden de geloofwaardigheid van de NPA als alternatief. [2]
Achter een façade van monolithische ideologische eenheid, met Sison als absolute autoriteit, was de CPP een vrij gedecentraliseerde beweging. Verschillende ervaringen konden zo tot een zeker ideologisch pluralisme leidden. Dat werd duidelijk toen er een periode van intens debat in de beweging aanbrak. In het begin en het midden van de jaren negentig maakten maoïstische hardliners een einde aan dat debat door op grote schaal leden uit de partij te zetten, waardoor hele partijonderdelen zich uit de beweging terugtrokken. Een groot deel van Filipijns links komt voort uit dergelijke splitsingen en afscheidingen.
Toen de CPP uit de crisis kwam, was ze aanzienlijk kleiner. De CPP stond zeer vijandig tegenover andere delen van links en startte een moordcampagne op 'nep-linksen', zoals boerenorganisatoren die een andere strategie volgden [3] en leden van andere revolutionaire groepen. [4] Na de 'herbevestiging' van het maoïsme was de partij meer homogeen stalinistisch en organisatorisch rigide. Hoewel de CPP nooit meer in de buurt kwam van haar hoogtepunt halverwege de jaren tachtig slaagde ze erin om wat verloren terrein terug te winnen tijdens het steeds impopulairder wordende presidentschap van Arroyo.
Als je tussen de regels van de stereotiepe partijteksten door leest, geven CPP-verklaringen een indicatie dat niet alles goed gaat. In plaats van de honderden guerrilla fronten die de partij in de jaren tachtig claimde, hebben recente verklaringen het over 'meer dan 110' guerrilla fronten. In 2008 stelde de partij een deadline van vijf jaar waarin de gewapende strijd een 'strategisch evenwicht' met het regeringsleger moest bereiken, maar nadat ze toegaf dat dit doel niet gehaald was, is er geen nieuwe deadline gesteld. Dat betekent dat de guerrillaoorlog zich nog steeds in dezelfde fase bevindt als vier decennia geleden. In verklaringen van de NPA wordt beweerd dat de guerrilla 'duizenden' strijders heeft, maar volgens de regering heeft de NPA nog maar 1.500 fulltime strijders. Beide partijen hebben in het verleden misleidende beweringen gedaan en dergelijke cijfers kunnen niet zomaar voor waar worden geaccepteerd.
De duidelijkste aanwijzing dat de partij het moeilijk heeft, was haar jaarlijkse verklaring in 2023. Dergelijke verklaringen dienen om een algemene oriëntatie te geven voor het komende jaar. De verklaring van 2023 was enigszins anders omdat er een 'rectificatiebeweging' werd aangekondigd om 'kritieke fouten en tendensen, zwakheden en tekortkomingen' te overwinnen. 'Meer dan een paar guerrilla fronten van de NPA zijn gestagneerd', schrijft de partij, en er zijn ‘ernstige tegenslagen’ geweest. Zulke tegenslagen worden geweten aan het afwijken van de maoïstische lijn: aangezien de lijn verondersteld wordt correct te zijn en de 'objectieve omstandigheden' uitstekend, moeten tegenslagen het gevolg zijn van het afwijken van de maoïstische lijn. Het antwoord op de problemen van de partij is dus meer maoïsme. Dit soort cirkelredeneringen zijn niet nieuw voor de partij. Dat de CPP dit als een 'rectificatiebeweging' bestempelt is wel opmerkelijk. Slechts twee keer eerder heeft de partij een campagne als een rectificatiebeweging bestempeld: bij de oprichting van de partij eind jaren zestig, toen zij zich losmaakte van de Partido Komunista ng Pilipinas, en bij de campagne tegen dissidenten midden jaren negentig. Het gebruik van de term 'rectificatiebeweging' geeft aan hoe ernstig het probleem is.
Veranderend terrein
Hoe is het zover gekomen? Een deel van het antwoord is dat het langetermijnproces van de partij sinds het begin van de jaren negentig er een is van achteruitgang, hoewel – zoals we hebben gezien – niet constant. De partij houdt vast aan een visie op de Filippijnen als een samenleving die niet kapitalistisch maar 'semi-feodaal' is. Het fundamentele probleem van het Filipijnse land, zo beweert de partij, is 'semi-feodale uitbuiting' op het platteland, wat uitbuiting betekent die niet gebaseerd is op de uitbuiting van betaalde, 'vrije' arbeid maar op directe dwang. Het archetypische voorbeeld van een dergelijke uitbuiting is de pachtboer, die woont en werkt op land dat eigendom is van een landheer en gedwongen wordt een groot deel van zijn oogst af te staan en onbetaald werk te verrichten voor de landheer. Uit die lezing leidt de partij op onbemiddelde, mechanische wijze af dat revolutionaire strijd in wezen een op boeren gebaseerde guerrillaoorlog betekent.
Wat de verdiensten van die analyse voor de Filipijnen van het midden van de twintigste eeuw of zelfs de jaren tachtig ook mogen zijn, ze komt steeds meer in conflict met de werkelijkheid. Hoewel de Filipijnse economie nog steeds grotendeels gebaseerd is op landbouw en de export van landbouwproducten, zijn de productieverhoudingen sinds de oprichting van de CPP aanzienlijk veranderd. Onder mensen die een boerderij runnen is het aantal pachters gedaald van meer dan een derde in de jaren zestig tot slechts 15 procent tien jaar geleden. Het aandeel van de boeren in de actieve bevolking is in dezelfde periode gehalveerd. [5] Loonwerkers in de formele en 'informele' sector vormen nu de meerderheid van de werkende bevolking. Als aandeel van de beroepsbevolking en in termen van belang voor de economische productie afgenomen spelen boeren een kleinere rol.
Aan de andere kant is de dienstensector snel gegroeid – iets wat niet was voorzien door de maoïsten, die ervan uitgingen dat economische ontwikkeling noodzakelijkerwijs de vorm zou aannemen van industrialisatie. En die zagen zij als geblokkeerd door het imperialisme. Nog in 2020 verklaarde Sison dat er geen 'kwalitatieve' verandering had plaatsgevonden sinds de jaren 1960 – of wat dat betreft sinds de periode van het Amerikaanse kolonialisme. Het programma van de CPP is steeds minder relevant, maar de partij heeft tientallen jaren besteed aan het verketteren van degenen die het niet eens zijn met hun visie dat de Filippijnen een niet-kapitalistische, semi-feodale samenleving is.
Dogmatisme in theorie gaat hand in hand met plotseling gedraai in de praktijk. De meest dramatische draai was de poging van de partij in 2016 om een alliantie te smeden met de nieuw gekozen president Duterte. Toen Duterte werd gekozen, was hij voor velen een politieke onbekende, maar niet voor de CPP. Decennialang had Duterte de leiding gehad over Davao, de belangrijkste stad in het zuiden van het land, waar hij een wederzijds voordelige relatie met de partij had. Duterte nam een hands-off houding aan tegenover de ondergrondse beweging, die op zijn beurt de vrede in 'zijn' Davao niet verstoorde. Ook kneep de beweging een oogje dicht bij Duterte's gebruik van een doodseskader als middel om de misdaad te bestrijden. Duterte introduceerde dat middel op nationale schaal, wat duizenden moorden betekende.
Dat stond een periode van wittebroodsweken tussen de president en de partij niet in de weg. Het eerste teken dat de beweging haar alliantie met Duterte zou uitbreiden tot buiten Davao waren verklaringen van Sison. Sison verklaarde dat het presidentschap van Duterte goed zou zijn voor 'nationale eenheid' en Duterte bood de maoïsten ministersposten aan. De CPP stelde beleefd verschillende legale bondgenoten voor om die posten in te nemen. Een van hen, Liza Maza, bleef Duterte tot augustus 2018 dienen in een post op kabinetsniveau. Daarna werd Maza secretaris-generaal van de ILPS.
Een foto uit september 2016 illustreert de verschuivende verhoudingen. De foto is genomen op 26 september in de eetzaal van het presidentiële paleis Malacañang en toont Duterte met leden van zijn onderhandelingsteam en dat van het Nationaal-Democratisch Front (NDF), het label dat de CPP gebruikt voor diplomatieke activiteiten. Iedereen lacht, Duterte steekt zijn vuist omhoog, samen met de NDF-vertegenwoordigers. Naast hem staat de huidige voorzitter van het NDF, Luis Jalandoni, en daarnaast Wilma en Benito Tiamzon. De twee waren een maand eerder vrijgelaten. In de daaropvolgende maanden verslechterden de relaties en in februari 2017 kwam het staakt-het-vuren tussen de regering en de NPA tot een einde.
Terugkijkend is het niet zo duidelijk wat de CPP dacht te winnen bij de poging tot een bondgenootschap. Zolang Duterte slechts een regionale figuur was, waren vriendschappelijke betrekkingen met de CPP in zijn voordeel, omdat deze betekenden dat ze hem niet lastig zouden vallen. Maar zodra hij president werd, was dat niet langer een optie. Waarschijnlijk de meest enthousiaste voorstander van het omzetten van de bestaande relaties met Duterte in een landelijke alliantie was Sison, die optrad als voorzitter van het NDF-panel. Maandenlang ging de NDF door met het bespreken van vergaande hervormingen met een regering die nooit enige interesse had om die door te voeren. Sison overschatte duidelijk zijn invloed op zijn voormalige student Duterte.
Onzekere toekomst
De CPP verklaringen zijn repetitief, maar dat geldt ook voor de uitspraken van de Filipijnse regering. Die blijft het spoedige einde van de opstand voorspellen. Zolang er massale armoede bestaat naast een politiek systeem dat schaamteloos wordt gedomineerd door de rijken, blijft echter het potentieel voor een opstand bestaan. Afgezien van een diepe neergang tijdens covid is de Filipijnse economie de afgelopen jaren sterk gegroeid, niet in de laatste plaats door de groeiende dienstensector. Maar dat betekende weinig voor de armen van het land, vooral op het platteland. Na zes decennia zal de CPP niet plotseling verdwijnen.
Toen het staakt-het-vuren afbrak, leek de partij terug te keren naar de oude routine. Er is echter één verschil. Onder Duterte voerde de regering niet alleen het gebruik van dodelijk geweld en het oppakken van bovengrondse activisten op – ze combineerde dit met gratieverlening en financiële hulp voor rebellen die zich overgeven en steun voor gemeenschappen die hun steun aan de NPA opzeggen. De huidige regering van Marcos Jr zet dat beleid voort. De regering overdrijft duidelijk de omvang en het succes van dit programma, maar het gebruik van een 'wortel en stok'-aanpak is niet zonder succes. In zijn advies over de succesvolle onderdrukking van een door communisten geleide opstand in de Filipijnen in de jaren 1950 zei de CIA counterinsurgency-expert Edward Lansdale dat een schijnbaar geloofwaardige belofte belangrijker is dan daadwerkelijke verandering. Om het ICG-rapport te citeren: 'de rebellen zijn steeds meer op drift geraakt en in het defensief gedrongen. Strijders zijn in een gestaag tempo gearresteerd en geven zich over.'
De problemen van de CPP en het blok van sociale organisaties die haar politieke lijn volgen, vinden niet plaats in totale isolatie van de rest van links. De door de CPP geleide beweging is nog steeds de sterkste kracht binnen Filipijns links. En hoewel de onderdrukking gericht is op de CPP, blijft ze niet beperkt tot de CPP. Zo zijn ook verschillende leden van de Filipijnse afdeling van de Vierde Internationale, de RPM-M, vermoord.
De Filipijnse samenleving verandert door de voortschrijdende verstedelijking en de veranderende samenstelling van de arbeidersklasse. Links moet bereid zijn om met oude dogma's en oude tegenstellingen te breken en nieuwe problemen zoals de klimaatcrisis aan te pakken. Het is onwaarschijnlijk dat de CPP dat zal doen, maar vooral in de bovengrondse periferie van de CPP zijn er veel jonge toegewijde activisten die meer bewogen zijn door de wens om de samenleving te veranderen dan door maoïstische dogma's. Maar voorlopig is rechts dominant, zoals blijkt uit de populariteit van Duterte in het verleden en president Marcos Jr nu.
Bij de verkiezingen van 2022 stelde Leody de Guzman van de socialistische Partido Lakas ng Masa zich kandidaat voor het presidentschap met de bekende activist en auteur Walden Bello als zijn running mate. Als de eerste openlijk socialistische presidentiële campagne in de Filipijnse geschiedenis was de campagne baanbrekend, maar met 0,17 procent van de stemmen kwam het resultaat als een teleurstelling voor activisten. Een alternatieve aantrekkingspool ter linkerzijde moet nog worden opgebouwd.
Noten
[1] Tegenwoordig ontkent de partij vaak dat er ooit een bondgenootschap bestond. Na de presidentiële verkiezingen van juni 2016 verklaarde de partijkrant Ang Bayan ('tweewekelijks uitgegeven door het het Centraal Comite van de Communist Party of the Philippines') dat 'het bondgenootschap tussen de nationaal-democratische beweging en het komende Duterte-regime verder wordt opgebouwd'.
[2] Robert Francis Garcia, die zelf de zuiveringen overleefde, schreef erover in To Suffer Thy Comrades: How the Revolution Decimated its Own. Een verzameling Engelstalige artikelen over de zuiveringen is hier te vinden.
[3] NOREF, 'Agrarian reform and the difficult road to peace in the Philippine countryside,', en Danilo Carranza, 'Agrarian Reform in Conflict Areas: The Bondoc Peninsula Experience,' Kasarinlan: Philippine Journal of Third World Studies 2011 26 (1–2): 407-413.
[4] Op de website van Europe Solidaire is een groot aantal artikelen over deze aanslagen te vinden, inclusief reacties van de CPP. Een overzicht is ' Muddying the revolution,' Jacobin September 2, 2018.
[5] Herbert Docena, 'Is the Philippines a ‘semi-feudal’ or a ‘backward capitalist’ society?', Philippine Sociological Review, Vol. 71 (2023), pp. 138-170, en Herbert Docena, 'Is the Philippines ‘semi-feudal,’ ‘backward capitalist,’ or neither?', Rappler, December 26, 2023.
Dit artikel stond op Tempest. Nederlandse vertaling redactie Grenzeloos.
Reactie toevoegen