In de eerste plaats wordt het recht op een inkomen vervangen door een werkplicht. Strafkortingen en afschaffing van subsidies worden gebruikt als financiële prikkels om iemand ertoe te brengen de felle concurrentie op de arbeidsmarkt aan te gaan. Een tweede kenmerk zijn de strenge controles en straffen met behulp van allerlei instellingen, gerechtvaardigd door een steeds ruimere definitie van ‘afwijkend’ gedrag. En ten derde: het beleid wordt gedragen door een brede coalitie van partijen, die ieder eigen accenten leggen.
De overgang van welfare naar workfare politiek heeft zich in alle Westerse staten voltrokken. Er werd een politiek opgetuigd die kan worden omschreven met slogans als ‘iedereen doet mee’, ‘iedereen werkt mee’, werk in plaats van bijstand etc. In alle westerse landen schieten particuliere ‘reintegratiebedrijven’, controlerende instanties en welzijnsinstellingen als paddenstoelen uit de grond en nemen de taak van de omvorming van het individu op zich. Het gaat erom 'mensen op hun verantwoordelijkheden te wijzen'. Deze benadering wordt aangevuld met de nieuwste elektronische technieken voor het observeren en registreren van menselijk gedrag, variërend van het 'elektronisch kinddossier' in de jeugdzorg tot het 'digitaal klantendossier' in de sociale zekerheid.
In het huidige neoliberale klimaat zijn veel van de controlerende instanties geprivatiseerd. Er vormt zich een uitgebreid netwerk van virtuele wachttorens die onderling relaties onderhouden maar ook elkaars concurrenten zijn. Instanties werken elkaar vaak tegen. Niet iedereen wordt even sterk door de maatregelen getroffen. Het is vooral de voor een groot gedeelte uit migranten bestaande permanente ‘onderklasse’ die het slachtoffer is.
Sociaal panopticum
Sociologen gebruiken voor de beschrijving van bovenstaande systemen de oude metafoor van het 'sociaal panopticum'. Dit betekent een voortdurende controle op het doen en laten van mensen. Het sociaal panopticum roept verzet op in de vorm van illegaal en crimineel gedrag dat volgens de autoriteiten verdient streng bestraft te worden. Als mensen denken dat ze voortdurend in de gaten worden gehouden en eventueel afwijkend gedrag opgemerkt en bestraft zal worden, gaan ze zich zelf controleren, ze 'verinnerlijken' de controle.
Een voorbeeld is de sociale dienst, die voortdurend het privé leven van bijstandsgerechtigden blootlegt. Wat dit betreft, klopt de waarneming van sociologen dat bijstandsgerechtigden het symbool van de anonieme macht, de Sociale Dienst, altijd in hun gedachten hebben. Dat ze er weinig werkelijk contact mee hebben is niet van belang. Ze 'verinnerlijken' de anonieme macht van de Sociale Dienst.
Het workfare beleid zou werkeloosheid moeten bestrijden maar lijkt niet te werken. Toch gaat het door. Waarom? De vele werkprojecten, intensieve controles en de retoriek van de eigen verantwoordelijkheid moeten verhullen dat we al decennia lang in een maatschappij leven, waar een voortdurende structurele massa-werkloosheid bestaat. In Nederland is er een beroepsbevolking van 6 miljoen, terwijl 2,2 miljoen mensen tussen de 18 en 65 jaar geen betaald werk hebben, 1,2 miljoen van hen heeft ook geen uitkering. In tegenstelling tot wat de workfare-ideologen beweren, blijven massa-werkloosheid, armoede en levenslange gevangenschap in pulpbanen bestaan. Slechts een minderheid slaagt erin ‘hogerop’ te komen. Uit deze feiten alleen al kan worden afgeleid dat de workfare-maatregelen niet werken. Maar de aanhangers van de ideologie van workfare maken van de nood een deugd. De Zwitserse socioloog Kurt Wyss heeft geanalyseerd hoe dit werkt. Juist het gevaar, dat een grote onderklasse van permanent kansloze mensen ontstaat en dat mensen daarnaar dreigen af te zakken betekent dat des te meer aan hun gedrag moeten worden gesleuteld om hen te integreren in de maatschappij. Ontsporingen van individuen worden in de pers breed uitgemeten als bevestiging van de noodzaak om steeds strenger op te treden. Kurt Wyss stelt de vraag hoe het kan dat een brede coalitie van links tot rechts ongevoelig is voor de argumenten, dat een workfare politiek niet werkt.
Theorie
Waarom gaat men ondanks alle kritieke toch stug door? Omdat het workfare systeem wel werkt, bedoeld of onbedoeld, maar op een andere manier. In plaats van integratie heeft de overgang naar een workfare-systeem tot gevolg dat er een permanent afhankelijke minderheid wordt gecreëerd. Door workfare stromen de leden van die groep niet uit, ze worden juist afhankelijk gehouden en er in vastgehouden, heen en weer geslingerd tussen het ene traject en het andere, tussen de ene hulpverlener en de andere. Ze komen tot wat men noemt ‘recidive’, waarmee zij weer kunnen worden gestigmatiseerd. Legio zijn de voorbeelden van werklozen die een carrière van soms tien jaar achter de rug hebben waarbij ze zonder resultaat van het ene traject in de reintegratie-industrie in het andere terecht gekomen zijn.
Het in standhouden van een afhankelijke en streng gecontroleerde minderheid leidt tot disciplinering van de rest van de bevolking. Mensen die een conflict hebben met hun baas of het hoge werktempo maar nauwelijks kunnen volhouden zullen zich wel drie keer bedenken voor ze ontslag nemen. Het workfare-systeem, met zijn mensonterende arbeid in de work first projecten staat mensen als een schrikbeeld voor ogen. De tweede functie is, dat het afzonderen van een minderheid in een zogenaamde onderklasse de mogelijkheid biedt van projectie. Onlustgevoelens voortkomende uit de onzekerheid over het eigen bestaan, worden niet omgezet in kritiek op het kapitalisme maar worden geprojecteerd en afgereageerd op de onderklasse, die voor een groot deel uit migranten bestaat. Op die manier blijven de werkelijke oorzaken van de onlustgevoelens buiten beeld.
Nieuwe ontwikkelingen in het workfare-systeem
Beleidsmakers proberen middels de inzet van vele miljarden niet alleen de re-integratie-industrie te financieren maar ook middels het mogelijk maken van subsidies voor werkgevers de onderklasse weer direct een loondrukkende functie te geven. Mensen die op deze gesubsidieerde arbeid worden ingezet doen vaak regulier werk, waardoor mensen die dit werk eerst deden worden weggeconcurreerd omdat de gesubsidieerd werkenden voor de werkgever gratis of zeer goedkoop zijn. Dat is het nieuwe fenomeen van de participatiebanen. Iemand is verplicht regulier werk te doen met behoud van uitkering, dat wil zeggen onder een bijstandsregiem, en gemeenten richten bedrijven op waar de mensen met een participatiebaan tewerk worden gesteld. Die bedrijven concurreren commerciële bedrijven uit de markt en kunnen zo een steeds verdere uitbreiding van hun systeem van participatieplaatsen financieren. Er zijn plannen om op deze manier vele duizenden mensen aan het werk te zetten. Een vakbondsbestuurder zei tegen mij: ‘als dit zo doorgaat kunnen we in sommige sectoren het afsluiten van een beetje redelijke CAO wel vergeten’.
Zero tolerance
De workfare ideologie werd verbreid door conservatieve denkfabrieken in de westerse landen, met name in de Verenigde Staten van Amerika, in samenhang met de politiek van ‘zero-tolerance’. Reeds kleine vergrijpen en criminaliteit moeten streng worden bestraft, en middels allerlei disciplineringsmaatregelen moet de bevolking tot een ‘verantwoordelijk burger’ worden opgevoed. Zonder noemenswaardige oppositie van organisaties als de vakbonden of grote sociale bewegingen ontwikkelt Nederland zich sinds het einde van de jaren tachtig van de vorige eeuw tot de meest repressieve staat van West-Europa. In Nederland is de gevangenispopulatie sinds 1987 verviervoudigd. Het gaat daarbij niet alleen om strafrechtelijke maatregelen, maar ook om preventieve hechtenis - tijdelijke opsluiting zonder dat een rechter er aan te pas komt- en zogenaamde civielrechtelijke detenties - bijvoorbeeld opsluiting van moeilijk opvoedbare kinderen die uit huis worden geplaatst. In Nederland ligt onder de retoriek van het poldermodel waarbij via harmonieus overleg en compromissen een tolerante, welvarende maatschappij voor iedereen zou ontstaan een keiharde waarheid.
Reactie toevoegen